De Europese Unie is met de Verenigde Staten tot een handelsakkoord gekomen. Ondernemersorganisaties zoals het VBO, Agoria en Voka slaken een zucht van opluchting. Kathleen Van Brempt, de ondervoorzitter van de Commissie Internationale Handel van het Europees Parlement, vreest echter dat we het laatste van de handelsoorlog nog niet hebben gezien.
De Verenigde Staten en de Europese Unie hebben een akkoord bereikt over de handelstarieven. De heffing van 30 procent waarmee de VS dreigden, is vermeden. Vanaf 1 augustus betalen Amerikaanse importeurs een standaardtarief van 15 procent voor Europese goederen. Die belasting geldt voor alle sectoren, met enkele uitzonderingen. Ze kan niet in combinatie met andere invoerbelastingen worden geheven.
De Amerikaanse heffing zal de Vlaamse economie jaarlijks 4,46 miljard euro kosten, op een uitvoer ter waarde van 26,4 miljard euro. Toch heerst bij de sectorfederaties vooral het gevoel dat erger is voorkomen. “Er is een groot verschil tussen de impact van een heffing van 15 procent en een van 30 procent”, zegt Bart Steukers, de CEO van Agoria, de werkgeversorganisatie van de technologiebedrijven. “15 procent is een bittere pil, 30 procent was een economische ramp geweest, dodelijk voor bedrijven. Verdere onzekerheid en escalatie hadden tot economische stilstand geleid, maar met 15 procent kunnen we aan de slag. Zeker omdat ook factoren in ons voordeel spelen, zoals de lage waarde van de dollar. Amerika kan niet zomaar alles zelf produceren en dus zal deze belasting voornamelijk doorgerekend worden aan de Amerikaanse consument.”
De Agoria-topman vindt ook dat we niet alleen kunnen kijken naar de absolute belasting, maar ook naar de relatieve. De 15 procent is minder goed dan de 10 procent die Britse bedrijven betalen, maar is in lijn met de overeenkomst die Japan een week eerder heeft afgesloten. Het is ook beter dan de heffing die andere landen, zoals China, betalen. “We merken dat Belgische bedrijven sinds Liberation Day kijken naar wat hun concurrenten uit andere delen van de wereld betalen en of ze een competitief voordeel behalen.”
De onzekerheid blijft
Kathleen Van Brempt, de ondervoorzitter van de Commissie Internationale Handel van het Europees Parlement, is allerminst gerustgesteld na het handelsakkoord. “Er zit geen standstill-clausule in de deal. Er zijn dus garanties dat Trump de komende maanden geen verdere belasting zal heffen op bepaalde producten of dat hij bijkomende eisen stelt.”
Ze zegt ook dat er nog veel onbesliste details zijn die een grote rol kunnen spelen. “Voorlopig blijft ook het pijnlijke tarief van 50 procent op staal en aluminium gewoon van kracht”, zegt ze. “Al heeft de regering-Trump wel aangegeven dat ze dat percentage wil heroverwegen. De VS zien in Europa een bondgenoot in de strijd tegen goedkoop Chinees staal.”
‘15 procent is een bittere pil. 30 procent was een economische ramp geweest, dodelijk voor bedrijven’
Op het standaardtarief van 15 procent komen ook uitzonderingen, al zijn die nog niet uitgewerkt. Het zou gaan om een nultarief voor generieke medicijnen, bepaalde agrarische producten, sommige alcoholische dranken en onderdelen voor de luchtvaartindustrie. “Het zijn producten waarvoor de VS afhankelijk is van Europa, kortom uitzonderingen omdat ze in het voordeel van Amerika spelen”, benadrukt Van Brempt.
Bart Steukers is positiever. “Vlaanderen telt veel bedrijven die onderdelen maken voor de luchtvaartsector, onder meer voor de Amerikaanse F-35-straaljager. Die uitzondering is voor ons land zeker een lichtpunt in deze deal. De komende tijd zal nog duidelijk worden welke uitzonderingen worden afgeklopt.”
Niet bevoegd
Als onderdeel van de handelsovereenkomst zal Europa drie jaar lang voor 750 miljard dollar Amerikaanse energie, geavanceerde chips en militair materieel aankopen. Daarnaast moet Europa tot 600 miljard euro investeren in de Amerikaanse economie. Dat is een stokpaardje van president Trump en iets wat Van Brempt zorgen baart. “Net als Japan zal ook de Europese Unie zich engageren om in de VS te investeren, met het verschil dat de EU daarvoor eigenlijk niet bevoegd is. Met andere woorden: het zal moeten gaan om private investeringen van Europese bedrijven, maar er is geen plan voor hoe dat in de praktijk zal worden gebracht.” Die belofte kan volgens haar nog nazinderen, want als de EU ze niet nakomt, dreigen de handelsspanningen opnieuw los te barsten.
Lees hier ook: Handelsdeal tussen de VS en de EU: cava, geen champagne
Interne tarieven
Ook Bart Steukers benadrukt dat voor de Europese Unie het werk nog zeker niet voorbij is. “Als onze competitiviteit moet afhangen van een belasting uit een ander land, is het ver gekomen. Ik verwacht dat Europa maatregelen neemt die deze belasting voor bedrijven compenseren. Ik denk aan regelgevend werk rond energieprijzen, het vlotter sluiten van handelsovereenkomsten met andere landen en het versterken van de interne markt.”
Het IMF berekende in december dat de handelsbarrières die nog tussen de lidstaten bestaan, neerkomen op een tarief van 44 procent. Voor diensten komt het neer op 110 procent. Dat is drie keer hoger dan de belasting in de handel tussen Amerikaanse staten. “Dat is in de huidige geopolitieke context niet meer te verantwoorden”, vindt Steukers. “Het is gemakkelijk om de schuld op de VS te schuiven, maar alles begint bij de verantwoordelijkheid van de Europese landen om zelf een competitieve omgeving te creëren waarin onze bedrijven sterk staan. We kunnen niemand anders dan onszelf kwalijk nemen dat we daar onvoldoende in geslaagd zijn.”