Worden grote steden overschat?
Nieuw economisch onderzoek suggereert dat steden inwoners wel productiever maken, maar dat de grootte van de stad niet zoveel uitmaakt.
Mensen houden van steden. Metropolen als Londen en New York barsten uit hun voegen, met huizenprijzen die daarbij passen. China heeft ondertussen minstens zes steden die groter zijn dan die twee. Over de hele wereld woont 25 procent van de mensen in steden met meer dan een miljoen inwoners, tegenover slechts 15 procent zes decennia geleden.
Economen zijn geneigd te denken dat dit een geweldige ontwikkeling is. Ze stellen dat steden profiteren van ‘agglomeratie’, het gevolg van het feit dat zoveel mensen dicht op elkaar wonen. Ten eerste kunnen overheden en bedrijven efficiënter werken: schaalgrootte helpt bij alles, van openbaar vervoer tot het werven van personeel. Anderzijds is het gemakkelijker om het volgende grote idee te vinden, wanneer gelijkgestemde mensen samenkomen. Hoewel Londen 15 procent van de Britse bevolking uitmaakt, is het goed voor 22 procent van de economische productie.
Amerika zou er niet zo anders uitzien als geen enkel stedelijk gebied meer dan 1 miljoen inwoners zou tellen.
Maar hebben economen de voordelen van grote steden overschat? Dat suggereert een nieuw werkdocument van Matthew Turner en David Weil, beiden van Brown University. Hun analyse past bestaande schattingen van het effect van agglomeratie op economische efficiëntie en het tempo van uitvindingen toe op een model van de Amerikaanse economie. Daardoor kunnen de onderzoekers een provocerende vraag beantwoorden: hoe anders zou Amerika eruitzien, als tussen 1900 en 2010 geen enkel stedelijk gebied meer dan 1 miljoen inwoners zou tellen?
Volgens hun berekeningen is het antwoord ‘niet zo anders’. De groei zou trager zijn geweest, maar slechts een beetje: de onderzoekers schatten dat de totale productie van Amerika in 2010 8 procent lager zou zijn geweest dan in werkelijkheid. Zo’n inkomensverschil is kleiner dan dat tussen Amerika en Denemarken. Steden maken inwoners wel productiever, maar de grootte van de agglomeratie maakt niet zoveel uit. Zoals David Weil het zegt: “Zonder grote steden zouden we nog altijd het moderne leven hebben zoals we dat kennen.”
Oorlog tegen ratten
Liefhebbers van steden zullen misschien niet helemaal overtuigd zijn door de cijfers van de auteurs, die onvermijdelijk uitgaan van enkele hoogdravende veronderstellingen. Edward Glaeser van Harvard University wijst erop dat Turner en Weil veronderstellen dat innovatie na verloop van tijd moeilijker wordt, omdat de gemakkelijke overwinningen worden gekozen, wat betekent dat grote steden minder dan anders profiteren van het samenbrengen van de beste en slimste mensen. Of dat patroon zich in de toekomst zal voortzetten is onzeker. Aanhangers van artificiële intelligentie zullen zeker beweren dat de innovatie de komende jaren waarschijnlijk zal versnellen.
Er is genoeg aan het stadsleven dat onaangenaam is. In september riep Eric Adams, burgemeester van New York, bijvoorbeeld een National Urban Rat Summit bijeen, als onderdeel van zijn oorlog tegen de ratten. Maar grote steden bieden duidelijk ook andere voordelen dan groei, zoals David Weil graag benadrukt. Uiteindelijk weerspiegelen de hoge woonkosten de wens van mensen om er te wonen, en dat komt niet alleen door de bruisende arbeidsmarkten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier