Vrije Tribune
Wil Vlaanderen nog wel defensiebedrijven?
Wil Vlaanderen een fair aandeel in de opbouw van een militaire capaciteit in ons land de komende decennia, dan zal het zich daarop moeten instellen en de eigen industrie laten exporteren en militaire innovatie actief ondersteunen. Zo luidt het oordeel van Kris Van der Plas, managing director van Flag (Flemish Aerospace Group) en Peter Demuynck, algemeen directeur van Agoria Vlaanderen.
Het Vlaams parlement zet woensdag het licht op groen voor een verdere verstrenging van de Vlaamse regelgeving rond export van defensietechnologie. Voor de Vlaamse industrie is dit het zoveelste bewijs dat sommigen in Vlaanderen de eigen defensiebedrijven liever kwijt dan rijk zijn. Wil Vlaanderen nog wel defensiebedrijven die kunnen exporteren en innoveren? Over deze fundamentele vraag moet in Vlaanderen dringend een grondig maatschappelijk debat worden gevoerd.
Het is duidelijk dat Europa meer dan ooit militair de eigen boontjes zal moeten doppen. In de VS was er al lang voor de verkiezingen een politieke consensus dat de inspanningen voor de NAVO veel sterker door de ‘rijke’ Europeanen moeten worden gedragen. De aanslepende conflicten in de onmiddellijke periferie van Europa – Oekraïne, het Midden-Oosten en Noord-Afrika – en de vluchtelingencrisis als gevolg ervan, dwingen ons Europeanen tot het opnemen van een meer actieve diplomatieke maar ook militaire rol. Bondskanselier Angela Merkel verklaarde dat ‘de tijden dat we volledig konden vertrouwen op anderen een beetje voorbij zijn’. Ook de nieuwe Franse president Macron pleit openlijk voor een sterkere Europese defensieaanpak. De Europese commissie kwam onlangs met een voorstel voor een Europees fonds voor de gezamenlijke ontwikkeling en aankoop van defensietechnologie. Op termijn zou via dit fonds jaarlijks 5,5 miljard euro worden geïnvesteerd. Een land dat gastheer is voor het NAVO-hoofdkwartier en de Europese instellingen kan niet aan die nieuwe realiteit ontsnappen.
Eigen militaire capaciteit
Een actievere militaire rol betekent de defensie-investeringen opnieuw optrekken, maar ook het opbouwen van een eigen technologische capaciteit en industrieel apparaat. Op die manier vloeien de extra overheidsuitgaven ook terug naar de belastingbetaler, onder de vorm van nieuwe economische activiteiten en jobs. Dat is ook de expliciete keuze van de federale regering bij het lanceren van het programmas voor de vervanging van de F16, aankoop van nieuwe fregatten en mijnenjagers, zoals aangegeven in de Strategische Visie. Om economisch en technologisch leefbaar te zijn moet die eigen defensie-industrie natuurlijk wel kunnen exporteren en innoveren. Vlaamse bedrijven kunnen niet uitsluitend op de binnenlandse markt. overleven.
Wil Vlaanderen nog wel defensiebedrijven?
Wil Vlaanderen een fair aandeel in de opbouw van een militaire capaciteit in ons land de komende decennia, dan zal het zich daarop moeten instellen en de eigen industrie laten exporteren en militaire innovatie actief ondersteunen. Zonder Vlaamse koerswijziging in het vergunningsbeleid, ziet het ernaar uit dat het leeuwendeel van de industriële participatie zal moeten ingevuld worden door bedrijven in de andere gewesten.
Éénzijdig toetsingskader
In België is de bevoegdheid rond exportcontrole afgesplitst van het buitenlands veiligheids- en defensiebeleid. In Vlaanderen heeft zich dat vertaald in een zeer sterke focus op de ethische dimensie van het controlebeleid, waarbij steeds vaker volledig abstractie gemaakt wordt van geostrategische en economische overwegingen. Zo wordt vandaag de export van strategische goederen naar Arabische partners systematisch geweigerd, ook al maakt België deel uit van de coalitie tegen IS en is de strijd tegen terrorisme federaal een absolute prioriteit. Naast de geopolitieke geraken ook economische argumenten daarbij meer en meer op de achtergrond.
De oprichting en verdere uitbouw van een ideologisch gestuurde parlementaire instelling zoals het Vlaams Vredesinstituut is daarbij exemplarisch.
Marginale speler
Binnenkort zal in het Vlaams parlement een systeem van unilaterale embargo’s het licht zien. In plaats van te pleiten voor een Europees systeem met echte impact, wordt gekozen voor symbooloplossingen die op het terrein geen enkel verschil zullen maken. Vlaanderen exporteert bijvoorbeeld vandaag nauwelijks strategische goederen naar Saudi-Arabië. De te verwachten inflatie aan éénzijdige Vlaamse embargo’s dreigt onze Vlaamse bedrijven volledig te marginaliseren in de defensiemarkt, ook al zijn het in de praktijk niet meer dan toeleveranciers van de systeembouwers zoals Airbus, Thales, BAE, Dassault, Leonardo… Tal van landen die momenteel belangrijke handelspartners van Vlaanderen zijn, zullen dit ongetwijfeld zien als een diplomatieke desavouering.
Niet innoveren
Sinds de zogenaamde ‘richtlijn Van den Brande’ is ook overheidssteun voor onderzoek naar en ontwikkeling van defensie-gerelateerde technologie in Vlaanderen in de praktijk onmogelijk. Dit is voor Vlaamse technologiebedrijven een groot obstakel. Vlaanderen telt vooral hoogtechnologische bedrijven die slechts gedeeltelijk actief zijn in defensiemarkten. Voor hen is de defensie- en veiligheidsmarkt uiterst geschikt om te innoveren en commerciële referenties op te bouwen. Technologie voor cybersecurity bijvoorbeeld is zowel voor de civiele markt als voor defensie cruciaal. De grens tussen civiele en zuiver militaire technologie is trouwens steeds moelijker te maken. Dit geldt des te meer voor bedrijven die vooral toeleveren aan systeembouwers, zoals onze Vlaamse ondernemingen.
Europa beseft dat investeren in eigen Europese toptechnologie voor de defensiemarkt onontbeerlijk zal zijn, en het Europese defensiefonds dat vandaag op tafel ligt is daarbij een belangrijke mijlpaal.
Volwassen beleid
Vlaanderen moet kleur bekennen. Wil het een volwassen en betrouwbare internationale speler worden die economische en technologisch relevant is, of gaat het zich opsluiten in het eigen grote gelijk? Hoog tijd dat Vlaanderen dit fundamentele debat voert.
Kris Van der Plas, managing director van Flag (Flemish Aerospace Group) en Peter Demuynck, algemeen directeur van Agoria Vlaanderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier