Rudy Aernoudt
‘Werken als begrotingsremedie?’
België stapelt de schulden op. Een participatiegraad van 80 procent wordt als de oplossing naar voren geschoven. Klopt dat wel en is het realistisch?
De begrotingscontrole was weer een moeilijke bevalling. Tussen de coalitiepartners is de kloof in ideologische visie op deficit spending immers veel te groot. En uitgeven is veel gemakkelijker dan besparen. Dat een zevenkoppige coalitie met de kleinste aandeelhouder aan het roer niet tot fundamentele beslissingen komt, is niet verwonderlijk. Maar over één ding zijn ze het eens, en dat staat ook in de beleidsnota: meer mensen moeten aan het werk.
Aan de linkerzijde is dat ook ideologisch verklaarbaar. Verwijzend naar de bevrijdende kracht van arbeid, vochten de vakbonden voor en verkregen ze het recht op werk; niet het recht op niet-werk. Aan de rechterzijde betekent werk niet alleen de ontplooiing van de talenten, maar ook een bron van welzijn en vooral de beste manier om het gat in de begroting te dichten en de schuldenberg niet verder te laten oplopen.
Een werkloosheidsvergoeding is geen absoluut recht
Wie werkloos is, ontvangt een vergoeding, een soort verzekering omdat de overheid er niet in slaagt iedereen werk te bieden. Wanneer men echter werk vindt, vervalt die verzekering. Mensen die niet aan de slag gaan omdat de delta tussen niet-werken en werken te klein is (wat vaak ook zo is), vergelijken eigenlijk appelen met peren, zijnde een verzekeringspremie met een arbeidsvergoeding. Dus allen die werkwillig en -bekwaam zijn en die een werkaanbod ontvangen, moeten dat ook aanvaarden. In de huidige Belgische markt met meer vacatures dan werklozen zou iedereen aan de slag moeten, desgevallend met een aangepaste opleiding.
Participatiegraad van 80 procent
De participatiegraad (zijnde het aantal mensen tussen 18 en 65 jaar die deelnemen aan de arbeidsmarkt) moet volgens het regeringsplan naar 80 procent. In Vlaanderen bedraagt die vandaag 77,2 procent en is het einddoel in zicht. In Wallonië en Brussel bedraagt dat 65 procent. Om in de drie gewesten naar 80 procent te komen, dienen bijkomend 110.000 inactieve Vlamingen, 120.000 Brusselaars en 320.000 Walen de weg naar de arbeidsmarkt te vinden. Alles samen moeten dus 550.000 inactieven deelnemen aan de arbeidsmarkt.
Daardoor zouden zij niet langer via de werkloosheidsvergoedingen ten laste zijn van de overheid, maar zouden zij via de sociale bijdragen van de werkgever en de werknemer, alsook via de personenbelasting bijdragen aan de begroting. De gemiddelde kostprijs van een werkloze wordt geschat op 13.000 euro per jaar en de gederfde opbrengst op 27.000 euro. Het statuut van werkloze inruilen voor het statuut van werkende levert dus 40.000 euro per persoon op aan de overheid. Als we in de drie gewesten aan een participatiegraad van 80 procent zouden komen, zou dat een begrotingsimpact van 22 miljard (40.000 x 550.000) betekenen, en is de begroting zo goed als in evenwicht (bij een tekort geschat op 27 miljard voor de begrotingscontrole).
Als we in de drie gewesten aan een participatiegraad van 80 procent zouden komen, zou dat een begrotingsimpact van 22 miljard euro betekenen.
Onrealistisch? Heel wat Europese landen deden het ons voor. Duitsland, Nederland, Hongarije, Estland, Malta, Zweden, om er maar een paar op te noemen, hebben het doel al bereikt. Victorie kraaien omdat wij in België aan 72 procent zijn geraakt, en dan nog vooral dankzij de Vlamingen, is dan ook totaal ongepast. Het enige wat ontbreekt om het doel te behalen in een land met meer vacatures dan werklozen, is politieke moed, zowel bij de regeringsleden als bij de vakbonden. Waar wacht men eigenlijk op om goed te besturen? Godot in de vorm van de verkiezingen volgend jaar?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier