Welkom in het tijdperk van AI-nationalisme
Over de hele wereld zitten landen verwikkeld in een race om hun technologische lot in eigen handen te nemen. Artificiële intelligentie (AI) is daarin het speerpunt.
De populairste technologie van 2023 kende drukke laatste weken van het jaar. Op 28 november lanceerde Abu Dhabi een nieuw artificiële-intelligentiebedrijf, AI71, dat zijn toonaangevende taalmodel Falcon op de markt zal brengen. Op 11 december kondigde de Franse taalmodelbouwer Mistral een financieringsronde van 400 miljoen dollar aan. Vier dagen later lanceerde de nieuwe Indiase start-up Krutrim India’s eerste meertalige taalmodel, nauwelijks een week nadat de start-up Sarvam 41 miljoen dollar had opgehaald om soortgelijke Indiase taalmodellen te bouwen.
Sinds het Amerikaanse bedrijf OpenAI in november 2022 de mensachtige gesprekspartner ChatGPT heeft gelanceerd, is er zowat elke maand een golf van gelijkaardig nieuws. Tegen die achtergrond lijken de laatste drie aankondigingen misschien niet zo bijzonder. Maar ze wijzen op iets veel diepers. De drie bedrijven wedijveren elk op hun eigen manier om nationale kampioenen in artificiële intelligentie (AI) te worden.
AI staat al centraal in de almaar fellere technologische strijd tussen Amerika en China. Het afgelopen jaar hebben die landen elk 40 tot 50 miljard dollar toegezegd voor AI-investeringen. Andere willen niet achterblijven of opgescheept zitten met buitenlandse technologie waar ze weinig controle over hebben. In het afgelopen jaar hebben nog eens zes regeringen over de hele wereld – Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, India, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten – beloofd samen ongeveer 40 miljard dollar in AI te investeren. Het grootste deel daarvan zal gaan naar de aankoop van grafische verwerkingseenheden (GPU’s, het type chips dat AI intelligent maakt) en fabrieken om zulke chips te maken. De aard en mate van staatsbemoeienis varieert van land tot land.
Amerikaanse voorsprong
We beginnen met Amerika. De privésector innoveert er verwoed zonder directe steun van de overheid. In plaats daarvan geeft de federale overheid in vijf jaar ongeveer 50 miljard dollar uit om de binnenlandse chipfabricagecapaciteit te vergroten. Het idee is Amerika minder afhankelijk te maken van Taiwanese halfgeleiderfabrikanten zoals TSMC, ’s werelds grootste en meest geavanceerde chipfabrikant. Sommigen vrezen dat de leveringen uit Taiwan in gevaar kunnen komen als China besluit het eiland binnen te vallen.
Een andere manier waarop Amerika een voorsprong wil behouden, is door zijn rivalen te overbluffen. De regering van president Joe Biden heeft strenge exportcontroles ingesteld, die de verkoop van geavanceerde AI-technologie aan tegenstanders als China en Rusland verbieden. Ze heeft Amerikanen ook verboden hun AI-expertise met die landen te delen.
In oktober begon de Amerikaanse overheid bedrijven in derde landen, waaronder Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, te verplichten een licentie aan te vragen om AI-chips te kopen van Nvidia, een Amerikaans bedrijf dat de meeste chips verkoopt. De regels hebben een ‘vermoeden van goedkeuring’. Dat betekent dat de regering de verkoop aan zulke bedrijven “waarschijnlijk zal toestaan”, zegt Gregory Allen, die vroeger werkte aan het AI-beleid bij het ministerie van Defensie – zolang ze geen nauwe banden hebben met China. Op 6 december kondigde Peng Xiao, die de door de staat gesteunde AI-start-up G42 in Abu Dhabi leidt, aan dat het bedrijf de banden met Chinese hardwareleveranciers zoals Huawei zou verbreken. “We kunnen niet met beide kanten werken”, zei hij in Financial Times.
Chinese wortel en stok
China’s AI-strategie is voor een groot deel een reactie op de Amerikaanse technocontrole. Volgens het onderzoeksbureau JW Insights heeft de Chinese staat tussen 2021 en 2022 bijna 300 miljard dollar uitgegeven om de toeleveringsketen van chips opnieuw in eigen land op te zetten, waar het immuun zou zijn voor westerse sancties. Veel daarvan is waarschijnlijk weggegooid geld. Maar het heeft Huawei en SMIC, China’s grootste chipmaker, vrijwel zeker geholpen bij het ontwerpen en produceren van een verrassend geavanceerde GPU vorig jaar.
De centrale en lokale overheden sluizen ook kapitaal door naar AI-bedrijven via door de staat gesteunde ‘adviesfondsen’, die in het hele land investeren in allerlei strategisch belangrijke technologieën. De Communistische Partij leidt ook particulier geld in de richting van haar technologische prioriteiten. Vaak doet ze dat door bepaalde sectoren hard aan te pakken, terwijl ze hints geeft over welke sectoren investeerders zouden moeten volgen. De overheid stimuleert ook de uitwisseling van commerciële gegevens, waardoor kleine bedrijven met AI-ambities kunnen concurreren met grote bedrijven.
Rijke Golfstaten
Elementen van zo’n staatsgeleide aanpak vinden navolging in andere delen van de wereld, met name in de oliestaten van de Golf. Omdat het autocratieën zijn, kunnen Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten sneller handelen dan democratische regeringen, die rekening moeten houden met de zorgen van kiezers over de impact van AI op de privacy en de werkgelegenheid. Omdat ze rijk zijn, kunnen ze het zich veroorloven zowel GPU’s te kopen als de energie die nodig is om de energieverslindende chips te laten draaien.
Omdat het autocratieën zijn, kunnen Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten sneller handelen dan democratische regeringen, die rekening moeten houden met de zorgen van kiezers.
Ze kunnen ook geld steken in de ontwikkeling van menselijk kapitaal. Hun universiteiten stijgen snel op de wereldranglijst. Het AI-programma aan de Saudische King Abdullah University of Science and Technology en de Mohamed bin Zayed University of Artificial Intelligence in Abu Dhabi hebben sterprofessoren weggeplukt bij instellingen als University of California, Berkeley, en Carnegie Mellon University in Pittsburgh.
De aanpak van de Golf levert resultaten op. De mogelijkheden van het Falcon-model doen niet onder voor die van Llama 2, het meest gebruikte opensourcemodel van de Amerikaanse gigant Meta. AI71 is van plan zijn opensourcemodellen te verbeteren met behulp van nationale datasets over onder meer gezondheid, onderwijs en op een dag misschien olie.
Een derde groep regeringen combineert elementen van de Amerikaanse aanpak met die van de Chinezen en de Emiraten. De Europese Unie heeft haar versie van de Amerikaanse stimuleringsmaatregelen voor de binnenlandse chipfabricage. Sommige lidstaten hebben die ook: Duitsland betaalt een derde van de rekening van 30 miljard euro voor een nieuwe chipfabriek die de Amerikaanse chipfabrikant Intel daar wil bouwen. Buiten de unie heeft Groot-Brittannië beloofd 1 miljard pond (1,15 miljard euro) in vijf jaar te besteden aan AI en supercomputing. De Indiase regering stimuleert de productie met genereuze maatregelen, moedigt grote aanbieders van cloudcomputing aan meer Indiase datacenters te bouwen en denkt erover voor 1,2 miljard dollar aan GPU’s te kopen.
India en sommige Europese landen zijn soepeler in het beschikbaar stellen van openbare gegevens aan bedrijven. De Franse overheid “is erg ondersteunend geweest” in dat opzicht, zegt Arthur Mensch, de baas van Mistral. Groot-Brittannië overweegt bedrijven toegang te geven tot gegevens van de National Health Service. De Indiase overheid beschikt over enorme hoeveelheden gegevens van haar digitale overheidsdiensten.
Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en India zijn vooralsnog voorstanders van soepele regels voor AI of, in het geval van India, helemaal geen regels. De Franse en Duitse regeringen staan afwijzende tegenover de AI-wet van de EU, waarvan de laatste details worden besproken in Brussel.
Geldverspilling
Het is logisch dat landen enige controle willen over wat een transformerende technologie kan zijn. Vooral in gevoelige en sterk gereguleerde sectoren, zoals defensie, het bankwezen en de gezondheidszorg, willen veel regeringen liever niet vertrouwen op geïmporteerde AI. Toch brengt elke vorm van AI-nationalisme ook risico’s met zich.
De Amerikaanse strategie van de concurrentie te verzwakken zal waarschijnlijk niet alleen zijn tegenstanders tegen zich in het harnas jagen, maar ook sommige bondgenoten. China’s strenge regelgeving kan een deel van de potentiële voordelen van zijn grote uitgaven tenietdoen. Het bouwen van modellen voor lokale talen, zoals Krutrim en Sarvam in India van plan zijn, kan zinloos blijken te zijn als buitenlandse modellen hun meertalige capaciteiten blijven verbeteren.
Vooral in gevoelige en sterk gereguleerde sectoren willen veel regeringen liever niet vertrouwen op geïmporteerde AI.
De inzet van de Golfstaten op opensourcemodellen kan mislukken als andere regeringen het gebruik ervan beperken, zoals Biden heeft laten doorschemeren in een recent presidentieel besluit en de EU zou kunnen doen met haar AI Act, uit angst dat open taalmodellen te gemakkelijk in handen zouden komen van onruststokers. Saudische en Emiratische instellingen kunnen moeite hebben om talent vast te houden. En zoals een sceptische investeerder opmerkt, is het nog niet duidelijk hoe omvangrijk of nuttig de openbare gegevens in de Emiraten eigenlijk zijn. Bedrijven gevoelige data geven over de gezondheid van burgers, kan tot een publieke reactie leiden.
Zoals Nathan Benaich van het durfkapitaalbedrijf Air Street Capital het samenvat, zijn de meeste pogingen om nationale modellen te creëren “waarschijnlijk geldverspilling”. Die waarschuwing zal AI-enthousiaste regeringen er niet van weerhouden zich ermee te bemoeien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier