Vlaamse investeringen in O&O groeien sneller dan Europees gemiddelde
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn tijdens de vorige regeerperiode fors toegenomen. Zet de volgende regering dat beleid voort? Volgens de jongste Speurgids volstaat het dat de overheid 400 miljoen euro extra investeert in O&O om Vlaanderen te doen aansluiten bij de Europese koplopers.
In 2003 onderschreef Vlaanderen de Europese ambitie om tegen 2020 niet minder dan 3 procent van het bruto regionaal product te spenderen aan onderzoek & ontwikkeling. Zover is het nog niet, maar Vlaanderen heeft de jongste jaren zijn inspanningen opgedreven. De uitgaven in O&O groeien duidelijk sneller dan het Europese gemiddelde. In 2016 investeerden de bedrijven in Vlaanderen en de Vlaamse overheid 6,7 miljard euro of 2,7 procent van het regionale bbp in O&O. Enkel Zweden (3,25%) en Oostentrijk (3,05%) halen intussen de drieprocentnorm. Ook Duitsland (2,94%), Finland (2,75%) en Denemarken (2,87%) doen het nog beter.
Maatstaf voor beleid
Van de bewuste 3 procent moet een derde komen van de overheid. Vlaanderen moet dus 1 procent van zijn regionale bbp spenderen aan O&O. Uit de begroting van 2019 blijkt dat Vlaanderen aan 0,89 procent komt. Van de Vlaamse begroting van 47,5 miljard euro gaat een kleine 4 miljard naar het beleid voor economie, wetenschappen en innovatie. Die middelen komen overigens niet alleen uit de 1,8 miljard die het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie ter beschikking heeft, maar ook van de andere departementen. Het op een na belangrijkste beleidsdomeinen voor het innovatiebeleid is onderwijs, dat via de financiering van het hoger onderwijs een stevige 1,5 miljard in het zakje doet.
We hebben een innovatiemodel nodig met meer interactie tussen kennisinstellingen en bedrijven, maar ook met de overheid en de burgers ” Johan Hanssens, departement Economie, Wetenschap en Innovatie
“Als de Vlaamse overheid haar ambitie wil waarmaken om tegen volgend jaar 1 procent van het bbp te besteden aan O&O dan is nog een kloof van 400 miljoen euro te overbruggen”, zegt Johan Hanssens, de secretaris-generaal van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, naar aanleiding van de publicatie van de Speurgids 2019. Daarin brengt de administratie alle financiële stromen van de overheid voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling samen. De jongste editie komt deze week uit en biedt de regeringsonderhandelaars heel recent cijfermateriaal om het innovatie- en wetenschapsbeleid voor de komende jaren te bepalen. “We hopen op een ambitieus akkoord voor het hoofdstuk economie, wetenschap en innovatie”, zegt Hanssens.
Realisme na vette jaren
De onderzoekswereld kende onder de regering-Bourgeois vette jaren. De aftredende Vlaamse regering kondigde aan het begin van haar regeerperiode aan dat ze een half miljard in onderzoek zou investeren. De Vlaamse minister voor Economie, Wetenschap en Innovatie, Philippe Muyters (N-VA), deed uiteindelijk nog beter. Niet alleen kwam er recurrent 500 miljoen euro bij, hij kon ook nog voor 425 miljoen euro eenmalige budgetten toewijzen. De verhoging van de budgetten liet zich vooral voelen in 2017 en in 2019.
Na vette jaren volgen meestal magere jaren. In de media verscheen al een bericht dat de 1 miljard extra beleidsruimte waar Vlaanderen op had gerekend, er de volgende regeerperiode wellicht niet komt. “We moeten de prognoses afwachten, maar het is een feit dat de krachttoer van minister Muyters en de vorige regering niet vanzelfsprekend was”, bevestigt Hanssens.
Quadruple helix
Met het oog op het tekort op de federale begroting, lijkt 400 miljoen extra budget in 2020 eerder onrealistisch. “De centen zijn maar één aspect”, zegt Hanssens. “Er is ook de kwestie hoe je ze inzet. We hebben behoefte aan een systeembenadering.”
De Speurgids pleit ervoor af te stappen van het klassieke lineaire model. Dat vertrekt van fundamenteel onderzoek en komt via strategisch basisonderzoek en toegepast onderzoek uit bij een product dat klaar is voor de markt. In de plaats moet het zogenaamde quadruple helix-model komen. “In het lineaire model is er weinig interactie tussen kennisinstellingen en bedrijven”, legt Hanssens uit. “Onze financieringsinstrumenten zijn grotendeels op dat lineaire model geënt, maar dat is achterhaald. We moeten meer systemisch denken, meer nadruk leggen op cocreatie. We staan voor enorme transities door de digitalisering en de klimaatverandering. We hebben een innovatiemodel nodig met meer interactie tussen kennisinstellingen en bedrijven, maar ook met de overheid en de burgers.”
Een van de belangrijke verschillen met het lineaire model is dat de overheid niet enkel financiert, maar ook actief coördinerend optreedt. Zegt Hanssens: “De overheid speelt een rol in de markt. Hoe zinvol is het bijvoorbeeld te investeren in een app-economie als 5G niet van de grond komt? De overheid moet haar beleid afstemmen op de innovatiedoelstellingen en de behoeften van de markt”
Ook in haar rol als opdrachtgever kan de overheid het innovatieklimaat stimuleren. Daartoe is bijvoorbeeld al een aanzet gegeven met het programma voor innovatieve overheidsopdrachten, waardoor in aanbestedingen een innovatiecomponent moet zitten.
De burger krijgt ook een plaats in het model dat Hanssens naar voren schuift. Naar het voorbeeld van de Nationale Wetenschapsagenda in Nederland, konden Vlamingen in 2018 hun wetenschapsvragen doorgeven. Meer dan 10.000 vragen zijn binnengelopen op het platform dat het FWO daartoe had opgezet. Sturen burgers dan de wetenschap? “Neen”, zegt Hanssens. “Maar het is goed dat er een dialoog is. Burgerbewegingen kunnen een rol spelen bij gedragswijzigingen in pakweg de klimaatkwestie of het verzamelen van onderzoeksfinanciering. Zo wordt in Nederland bepaald diabetesonderzoek gefinancierd met middelen die de vereniging van diabetespatiënten heeft opgehaald.”
Speelt de overheid in dat alles de regisseursrol? “Neen, een coördinerende rol. Cocreatie is het model van de toekomst. Ik geloof dat de overheid het oliemannetje kan zijn om dat model te laten draaien, en dat de kennissinstellingen samenbrengt met bedrijven en burgers over bestuurlijke niveaus heen”, zegt Hanssens. “Daarom moeten we ook voldoende investeren in kennisopbouw bij de Vlaamse overheid, zodat die kan fungeren als een gelijkwaardige partner van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen.”
Meer toegepast onderzoek
De afgelopen jaren schoof het evenwicht tussen gericht en niet-gericht onderzoek op in de richting van meer toegepast onderzoek. Als meer partijen de innovatieagenda bepalen, kan die verhouding nog verder opschuiven. Zegt Peter Demuynck, de algemeen directeur Agoria Vlaanderen: “De afgelopen jaren heeft het innovatiebeleid mooie resultaten opgeleverd, maar om tot de Europese top drie te horen, moeten we de inspanning wel voortzetten. Het is verstandig prioriteit te geven aan investeringen met een economische impact. Nu worden instellingen en universiteiten eerder beoordeeld op hun academische output en te weinig op hun economische impact.”
Voor Agoria zijn de Impulsprogramma’s Artificiële Intelligentie en Cyber Security, die minister Muyters opgestart heeft, goede voorbeelden van hoe het bedrijfsleven en de kennisinstellingen samen met de overheid een plan uittekenen waarin ieder zijn rol vervult. “Ook de speerpuntclusters vinden we prima. Maar hun middelen zijn beperkt. Een uitbreiding van de financiering zou zinvol zijn. Er is trouwens zowel een verbreding als een verdieping van het innovatiebeleid nodig.”
“Het spanningsveld tussen gericht en niet-gericht onderzoek zal er altijd zijn”, nuanceert Debackere. “Uitsluitend ruimte voor toepassingsgericht onderzoek is uiteraard geen optie. Het is een kwestie van het evenwicht bewaren en op dit ogenblik lijkt dat evenwicht er wel te zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier