Vijftig jaar na de eerste oliecrisis: wat hebben we geleerd, en wat niet?
Precies vijftig jaar geleden maakte de eerste oliecrisis een definitief einde aan een gouden economische periode. De Belgische economie kreeg te maken met oplopende inflatie, haperende groei en oplopende begrotingstekorten. Dat doet een belletje rinkelen, zeker nu de olieprijs opnieuw richting 100 dollar par vat kruipt. De economie is vandaag minder kwetsbaar voor dure energie, maar op beide oren slapen kunnen we nog lang niet.
Op 6 oktober 1973 vielen Egyptische en Syrische troepen Israël binnen. Israël leek even onder de voet gelopen te worden, maar kon met westerse steun de aanval afslaan. De Arabische wereld reageerde door de olieprijs gevoelig te verhogen en een olieboycot tegen een aantal westerse landen in te voeren. “De olieprijs verviervoudigde tegen begin 1974. Er heerste eind 1973 soms schaarste aan de pomp. Scholen bleven sporadisch een dag dicht bij gebrek aan stookolie”, vertelt Erik Buyst, professor economische geschiedenis aan de KU Leuven.
De economische gevolgen van het olie-embargo lieten zich snel voelen. De inflatie steeg in 1974 en 1975 tot 13 procent, terwijl de economie onder impuls van de zwaar getroffen energie-intensieve sectoren op een zware recessie getrakteerd werd. Het begrip ‘stagflatie’ zag het levenslicht. De werkloosheid liep snel op, net als de begrotingstekorten. Midden jaren zeventig kon de Belgische economie even naar adem happen, maar de tweede olieschok in 1979 gaf de genadeklap. Begin jaren tachtig was de Belgische economie doodziek.
Vandaag wordt een vergelijkbaar scenario geschreven. Een oorlog, deze keer tussen Oekraïne en Rusland, betekende het begin van een stevige energiecrisis, met dit keer vooral een verveelvoudiging van de aardgasprijzen. Intussen schurken ook de olieprijzen opnieuw tegen 100 dollar per vat aan, omdat Rusland en Saudi-Arabië het aanbod beperken. De inflatie steeg vorig jaar tot boven 10 procent. Tot een recessie kwam het, voorlopig toch, nog niet. Zal de Belgische economie over enkele jaren opnieuw doodziek zijn? Of zijn we nu beter bestand tegen olieschokken? Er zijn grote gelijkenissen, maar ook grote verschillen met vijftig jaar geleden.
1/ Regeringen herhalen sommige fouten
De overheid reageerde vijftig jaar geleden paniekerig op de olieschok. Er werden autoloze zondagen georganiseerd, die een symbolische waarde hadden, maar geen blijvend effect sorteerden. Op de recessie reageerde de regering met een uitgesproken keynesiaans beleid. De overheidsuitgaven stegen snel, terwijl de koopkracht werd beschermd door reële loonstijgingen boven op de automatische indexering van de lonen. “De overheid reageerde totaal verkeerd op de negatieve aanbodschok van duurdere olie door de vraag te stimuleren. De gevolgen bleven niet uit. De begroting ging steeds dieper in het rood. Een loonprijsspiraal maakte zich meester van de Belgische economie, met als resultaat een tanende concurrentiekracht van de bedrijven en een oplopende werkloosheid. België begon ook tekorten op de handelsbalans te boeken”, zegt Erik Buyst.
De beleidsmakers hielden lang vast aan de verkeerde remedie. Pas in 1981, toen de Belgische economie in de touwen hing, besloot de Nationale Bank in haar jaarverslag: “Men moet niet meer trachten de vraag aan te wakkeren, het is veeleer een versterking van het aanbod dat men moet nastreven.”
Vijftig jaar later maakt de regering-De Croo soortgelijke fouten. Op de negatieve aanbodschok van hogere energieprijzen reageerde de regering vooral met een beleid om de koopkracht en de vraag te beschermen. “We hebben niet veel geleerd van de jaren zeventig. Gelukkig staat de Belgische begroting onder enig toezicht van de Europese Commissie. Zonder dat keurslijf zou het tekort nog feller oplopen”, zegt Erik Buyst. “Een blind keynesiaans beleid is niet wenselijk”, bevestigt Geert Langenus, econoom van de Nationale Bank. “Maatregelen om de koopkracht te beschermen tijdens een pandemie of energiecrisis kun je echter verdedigen als ze tijdelijk en gericht zijn, bijvoorbeeld gericht op de laagste inkomens. De Europese Centrale Bank (ECB) wijst er al langer op dat een te brede vraagondersteuning het moeilijker maakt om terug te keren naar prijsstabiliteit.”
Ook Johan Van Gompel, senior economist van KBC Group, wijst erop dat het steunbeleid royaal was: “Maar dat beleid voorkwam wel grotere schade aan de economie. Het probleem is dat er geen visie is om de begroting op middellange termijn gezond te maken.”
2/ De Belgische economie is sterker
Aan het begin van de jaren van de jaren zeventig stoomde de Belgische economie nog door op het elan van de gouden jaren zestig, maar de fundamenten waren aangevreten door betonrot. Johan Van Gompel: “De lonen stegen te snel, wat de concurrentiekracht aantastte. De Belgische economie teerde ook nog zwaar op verouderde onrendabele sectoren, zoals steenkool, staal en textiel. Er liep dus al veel mis, en de zwakheden werden uitvergroot door de olieschokken. Vandaag is onze economie veel meer gediversifieerd en staan we technologisch sterker. Zeker de Vlaamse economie zit op het gebied van innovatie in de Europese kopgroep.”
De afbrokkelende concurrentiekracht is vandaag opnieuw een aandachtspunt. Door de automatische loonindexering stijgen de Belgische lonen sneller dan die in de buurlanden, wat de concurrentiekracht minstens tijdelijk verzwakt. “Toch blijft de loonvorming nu beter in het gareel dan in de jaren zeventig. Bij de uitbraak van de coronapandemie hadden we een periode van loonmatiging achter de rug die onze concurrentiekracht een stevige duw in de rug gaf. Nu speelt de automatische indexering ons parten, maar de Belgische inflatie daalt dankzij de grote energiecomponent nu sneller dan in de buurlanden. Het verlies aan concurrentiekracht blijft dus binnen de perken, zeker in vergelijking met de jaren zeventig. Bij een langere periode van hogere inflatie moeten we wel uitkijken”, zegt Johan Van Gompel.
De geknakte concurrentiekracht vertaalde zich in de jaren zeventig in een snel verslechterende handelsbalans. Van een overschot van 4 procent van het bbp in 1972 ging het naar een tekort van 4 procent in 1981. Vorig jaar boekte België voor het eerst sinds lang weer een stevig tekort op de lopende rekening, vooral door de dure energie. “Dat tekort op de lopende rekening is een serieus knipperlicht dat niet genegeerd mag worden. Als dat deficit met het buitenland een permanent karakter krijgt, moeten we onze netto-investeringspositie op het buitenland aanspreken. Dat zou een slecht idee zijn”, zegt Erik Buyst.
3/ De centrale banken zijn beter bij de les
De centrale banken reageerden, na enig aarzelen, krachtiger op de inflatieopstoot dan in de jaren zeventig. Zowel de Amerikaanse centrale bank (Fed) als de Europese Centrale Bank (ECB) toont vastberadenheid om terug te keren naar prijsstabiliteit, lerend uit de fouten van de jaren zeventig. Een jarenlang te laks monetair beleid liet toen de inflatie ontsporen en verplichtte de centrale banken tot een drastische en pijnlijke koersommezwaai aan het begin van de jaren tachtig. De rug van de inflatie kon enkel nog worden gebroken met een zware recessie. “Toch is het rentebeleid van de ECB nog vrij slap te noemen. Waarom zou de beleidsrente in Europa lager moeten zijn dan in de Verenigde Staten? De ECB zou nog een tandje moeten bijsteken. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden”, zegt Erik Buyst.
In tegenstelling tot de jaren zeventig ontsnapt het Westen voorlopig aan een recessie en oplopende werkloosheid. “De arbeidsmarkt is totaal verschillend. Vijftig jaar geleden was er een toestroom van babyboomers op de arbeidsmarkt, nu is er een uitstroom. Dat houdt de werkloosheid laag, voorlopig toch, want de impact van het krappere geldbeleid op de conjunctuur volgt slechts met vertraging. Dit gaat nog pijn doen in 2024. Dat zien we al in een aantal sectoren, zoals de industrie en de bouw”, zegt Erik Buyst.
De recente sterke stijging van de olieprijs is geen extra breekpunt voor de economie, noch voor dalende inflatie. “De stijging van de olieprijs is nog niet dramatisch. Dit is geen gamechanger voor de inflatievooruitzichten, die in lijn blijven met de prognoses die de Nationale Bank in juni maakten. De groeivooruitzichten zijn wat verzwakt de voorbije maanden, maar dan vooral door de structurele zwakte van Duitsland, niet door de duurdere olie. We zien nog altijd geen recessie in België. De voorlopende conjunctuurindicatoren tonen zelfs een licht beterschap. Het dieptepunt ligt mogelijk achter ons”, zegt Geert Langenus.
4/ De overheidsfinanciën zijn er slechter aan toe
Dankzij een lange periode van stevige economische groei verkeerden de overheidsfinanciën in 1973 in blakende gezondheid. De schuldratio lag onder 60 procent van het bbp. “Vandaag is de uitgangspositie veel slechter. Vertrekkend van een hogere overheidsschuld komen daar nu stijgende vergrijzingskosten bij en moet er worden geïnvesteerd in de klimaattransitie en defensie. Zo’n oorlogsbelasting was niet nodig in de jaren zeventig”, zegt Erik Buyst.
Ook de politieke situatie is complexer dan vijftig jaar geleden. “Toen werd de politiek beheerst door de centrumpartijen. Dat maakte een krachtig beleid mogelijk als dat echt nodig was, zoals in het begin van de jaren tachtig. De huidige politieke fragmentatie maakt het bijzonder moeilijk om een stevig herstelbeleid te voeren. Vergeet ook niet dat de nooduitgang van een devaluatie er niet meer is. Dat impliceert dat we onze concurrentiekracht alleen kunnen herstellen met loonmatiging en echte besparingen in de overheidsuitgaven. We staan voor een jarenlange loonmatiging. Het kan niet anders, maar die remedies zijn politiek moeilijker uit te voeren dan vijftig jaar geleden”, zegt Erik Buyst.
Een verschil met de jaren zeventig is dat Europa meekijkt over de schouder van het beleid. “In de jaren zeventig waren er nog geen begrotingsnormen. De voorbije jaren genoot ook België van de Europese ontsnappingsclausule, maar vanaf 2024 zal ons land weer in de pas moeten lopen. De noodzakelijke saneringen kunnen op de economische groei wegen. De begrotingssituatie is zorgwekkend, maar nog niet dramatisch. Met het juiste beleid valt dit op te lossen”, zegt Johan Van Gompel.
5/ De economie is minder gevoelig voor dure energie
De energiecrisis van de jaren zeventig was van een ander kaliber dan die van de voorbije jaren. Ten eerste was de prijsschok groter. De olieprijs verviervoudigde eind 1973 naar ruim 11 dollar per vat. Dat lijkt een koopje met de bril van 2023 op, maar uitgedrukt in dollars van vandaag steeg de olieprijs van minder dan 20 dollar in de zomer van 1973 naar 80 dollar eind 1973 en naar 160 dollar in 1979 (zie grafiek). “Energie werd in 1973 dus met een grote schok permanent duurder. De aardgasprijzen zijn in 2022 ook door het dak gegaan, maar zijn intussen weer flink teruggevallen. Deze energieschok lijkt minder permanent te zijn”, zegt Erik Buyst.
Dure energie doet de economie ook minder pijn dan vijftig jaar geleden, toen de Belgische kerncentrales nog in aanbouw waren, gezinnen nog massaal verwarmden met stookolie en auto’s veel meer brandstof slurpten. De energie-intensiteit van de Belgische economie, die meet hoeveel energie er nodig is om onze welvaart te produceren, is gevoelig gedaald de voorbije vijftig jaar. In vergelijking met 1990 bijvoorbeeld is er half zoveel energie nodig om hetzelfde bbp te produceren. In 2022 verbruikten we 52,1 miljoen ton olie-equivalent aan energie, tegenover 45 miljoen ton in 1973, maar intussen is de omvang van de economie meer dan verdubbeld.
“In 1972 waren de industrie, de bouw en de energiesectoren nog goed voor 42 procent van het bbp. Vandaag is dat aandeel half zoveel. De olieprijs is niet meer van kritisch belang zoals in de jaren zeventig, maar blijft wel heel belangrijk”, zegt Johan Van Gompel. Onze energiebevoorrading teert nog altijd voor bijna 80 procent op fossiele brandstoffen, waarvan de importfactuur de voorbije jaren schommelde tussen 10 miljard euro bij relatief lage prijzen zoals in 2020, en 25 miljard euro bij relatief hoge prijzen zoals in 2022. Een fikse prijsstijging kost ons dus nog altijd een pak geld.
6/ De Belgische economie is nog altijd behoorlijk energie-intensief
De olieprijs maakt of kraakt de Belgische economie niet meer als vroeger, maar in vergelijking met de buurlanden is de Belgische economie nog altijd relatief energie-intensief, onder meer door de grote petrochemische cluster in de Antwerpse haven. De energie-intensiteit van de Belgische industrie is bijna dubbel zo hoog als de Duitse en de energiekosten per eenheid product liggen in de industrie daarom een stuk hoger dan in de buurlanden. Het mag geen verrassing zijn dat die energie-intensieve bedrijven het vandaag moeilijk hebben. De petrochemie maakt de sterkste terugval in veertig jaar mee. “Meer nog dan de hoge energieprijzen doen de prijsverschillen met de Verenigde Staten, Azië en het Midden-Oosten ons pijn. Aardgas is in Europa nog altijd vier keer duurder dan in Amerika. Dat is meer een concurrentieprobleem dan een prijsprobleem. Die structurele handicap voor de Europese industrie kost ons op termijn welvaart”, zegt Geert Langenus.
7/ Een energietransitie is nu wel mogelijk
In 1973 was er nog geen sprake van klimaatverandering of duurzame energie. Het Westen bleef overgeleverd aan de grillen van de oliemarkten, zonder dat de OPEC het Westen in een permanente houtgreep kon nemen. In de jaren negentig kelderde de olieprijs zelfs door een overaanbod en een brutale strijd om marktaandeel door de olieproducerende landen. Nu drijft de alliantie van Saudi-Arabië en Rusland de olieprijzen op door het aanbod vrij drastisch te beperken tot eind dit jaar, anticiperend op een vertraging van de wereldeconomie en dus een lagere vraag naar olie. “De geschiedenis leert dat akkoorden om de productie te beperken nooit een lang leven beschoren zijn. In de jaren zeventig werkte het OPEC-kartel slechts een korte periode heel goed. Ook nu zullen niet-OPEC-landen reageren door meer olie op te pompen”, zegt Erik Buyst.
De toekomstprijzen op de oliemarkten verraden dat de oliehandelaren geen verdere prijsstijgingen verwachten. Op nog langere termijn zal het aandeel van fossiele brandstoffen in onze energiebevoorrading dalen, naarmate de energietransitie vorm krijgt. Dat was in 1973 ondenkbaar bij gebrek aan betaalbare zonnepanelen, windturbines en elektrische auto’s. Het Internationaal Energie Agentschap verwacht dat, op basis van het huidige klimaatbeleid, de mondiale vraag naar olie, aardgas én steenkool zal pieken in dit decennium. “Onze energieafhankelijkheid zal gevoelig dalen. Het energievraagstuk wordt, zeker op de lange termijn, beheersbaar”, zegt Erik Buyst.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier