Vier redenen waarom de landbouw wordt geviseerd in de stikstofdiscussie
De maatregelen van de Vlaamse regering om de uitstoot van stikstof te beperken hebben vooral gevolgen voor de landbouw. Er zijn vier redenen die dit verklaren.
De landbouwsector heeft, veel meer dan de industrie, te lijden onder de maatregelen van de Vlaamse overheid om de uitstoot van stikstof te beperken. Daar zijn goede redenen voor.
1. De landbouw stoot de meeste stikstof uit
De landbouw is volgens de Vlaamse Milieumaatschappij verantwoordelijk voor 56 procent van de stikstofuitstoot (door mest, stallen en landbouwvoertuigen), het wegverkeer voor 26 procent en de industrie voor slechts 9 procent. De gezinnen en de kmo’s zijn verantwoordelijk voor de rest. De beperking van de uitstootnorm heeft dan ook een veel groter effect op de agrarische sector dan op de industrie.
2. De lokale impact van de landbouw is groter
De stikstofdioxide (NOx) die de industrie uitstoot heeft een kleinere impact dan de uitstoot van ammoniak door de landbouw. “Stikstofdioxide reikt gemiddeld gesproken verder dan ammoniak en dus is het effect minder voelbaar in de onmiddellijke omgeving”, stelt David De Pue, onderzoeker aan het Instituut voor Landbouw, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). “Bovendien gebeurt de uitstoot van de industrie via schoorstenen, en dus op hogere hoogte dan de mest en de stallen van de landbouw. De landbouw heeft dus een grotere lokale impact dan de meer gespreide vervuiling door de industrie.” Ter illustratie: gemiddeld komt een vijfde van de uitstoot van stikstofdioxide van de industrie naar beneden binnen een straal van 80 kilometer. De rest heeft pas een effect buiten de straal van 80 kilometer. Voor ammoniak komt gemiddeld de helft binnen die straal neer.
De impactscore bepaalt ook hoeveel gram stikstof een bedrijf volgens het stikstofakkoord van 2022 (de Programmatorische Aanpak Stikstof of PAS) mag uitstoten in een natuurgebied in de buurt. Voor een landbouwbedrijf is dat 0,025 procent van de kritische depositiewaarde (KDW) of het deel van de uitstoot dat terechtkomt in het natuurgebied. Van de industrie mag 1 procent van de KDW terechtkomen in die natuur. De gekozen drempelwaarden zijn een politieke keuze, die in de PAS-nota onder meer worden gemotiveerd door het feit dat de ammoniakuitstoot de voorbije decennia minder is gedaald.
3. De beperking van de uitstoot is moeilijker te realiseren in de landbouw
“De industrie kan de beperking van een milieuvervuiling veel beter integreren in het bedrijfsproces, omdat er bedrijfsmatig meer sturing mogelijk is”, weet De Pue. “In een landbouwbedrijf is dat een grotere uitdaging. Je werkt nu eenmaal met levende dieren en gewassen. Je kunt er bij wijze van spreken niet aan de knoppen draaien, zoals in de industrie. Dat neemt niet weg dat er wel technieken en managementmaatregelen zijn die de stikstofuitstoot van de landbouw kunnen verlagen, zoals voedersystemen en stikstofarme mestaanwending en stallen.”
4. Landbouw is versnipperd en ligt dichter bij de natuur
De landbouw ligt versnipperd in het Vlaamse ruimtelijke landschap en situeert zich frequenter en dichter bij de natuur dan de industrie. “Daardoor zal een landbouwbedrijf al sneller een hoge impact op een nabijgelegen natuurgebied hebben”, stelt De Pue. “Die natuurgebieden zijn in Vlaanderen bovendien ook meer vervlochten met de landbouw. Industriegebieden zijn meer op elkaar aangesloten en liggen meestal ook verder van de natuurgebieden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier