Vermogensbelasting: tussen droom en realiteit

Een vermogensbelasting wordt vooral gezien als een instrument om de staatskas te stijven. © Getty Images
Pierre-Henri Thomas redacteur bij Trends-Tendances

De PVDA maakt van de vermogensbelasting een verkiezingsthema, en een grote meerderheid van de Vlamingen lijkt dat idee genegen te zijn. Het lijkt een gemakkelijke manier om de begroting te stijven, maar de realiteit is ­anders. En eigenlijk heeft een vermogensbelasting ook gewoon geen zin. Hier leest u waarom.

Of je het nu een belasting op miljonairs noemt, een vermogensbelasting of een belasting op het nettovermogen – waarmee economen bedoelen dat de schulden eerst moeten worden afgetrokken –, het idee om de rijken te belasten door elk jaar een deel van hun vermogen af te romen, is populair. In theorie kunnen we met de opbrengst de energietransitie financieren, de veiligheid verbeteren, de staatsschuld afbetalen, de belasting op arbeid verminderen, enzovoort. De meest enthousiaste aanhangers denken zelfs dat we dat allemaal tegelijk kunnen doen. Interessante neveneffecten zouden zijn dat de concentratie van rijkdom in de handen van een minderheid afgebouwd wordt, en dat de grote vermogens aangemoedigd worden om te investeren in productieve activiteiten.

Dat is de theorie. Maar wat met de praktijk? De afgelopen maanden zijn interessante studies over het onderwerp verschenen, die ons kunnen helpen verder te kijken dan de clichés en politieke slogans.

Van 5,4 naar 4,7 miljard euro

De ULB-professoren Thérèse Bastin, Benoît Bayenet, Ilan Tojerow en Magali Verdonck publiceerden deze zomer een studie die ze maakten op verzoek van het Planbureau. Ze bevat een aantal interessante punten. De opbrengst van een belasting op het vermogen van huishoudens (exclusief bedrijven) bleek doorgaans vrij bescheiden te zijn. In de zowat tien Europese landen die ooit zo’n belasting ­hebben ingevoerd, heeft die gemiddeld 0,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) opgeleverd, of 0,6 procent van de totale belastinginkomsten. Zwitserland is een uitzondering, met een vermogensbelasting die meer dan 4,2 procent van de totale belastinginkomsten en 1,2 procent van het bbp opbrengt.

“Het Zwitserse belastingsysteem is uniek”, zegt Magali Verdonck, senior econoom aan het departement Toegepaste Economische Wetenschappen van de ULB. “Het land kent bijvoorbeeld geen registratierechten.” Bovendien is de Zwitserse belasting strikt genomen geen belasting op de rijken: ze is sterk progressief (het tarief ligt tussen 0,03 en 1,09 procent) en treft elk huishouden met een vermogen van ongeveer 135.000 euro.

Alles hangt af van het tarief en de doelgroep. Voor België werkte het Planbureau, dat zich baseerde op het werk van economen van de ULB, op de hypothese van een belasting op vermogens van meer dan 1 miljoen euro, rekening ­houdend met een vrijstelling van 500.000 euro voor de hoofdwoning, en daarnaast een vrijstelling 500.000 euro voor professionele vermogens. De schijf tussen 1 miljoen en 2 miljoen euro zou worden belast tegen een tarief van 1 procent, die tussen 2 miljoen euro en 3 miljoen euro tegen 2 procent, en die van meer dan 3 miljoen euro tegen 3 procent. Zo’n belasting zou 158.000 belastingbetalers treffen en theoretisch 5,4 miljard euro opbrengen, ofwel 3,9 procent van alle belastinginkomsten en 1,2 procent van het bbp. Dat is ver boven de gemiddelde inkomsten in landen die al zo’n belasting hebben.

Daar zijn tal van verklaringen voor. Landen die zo’n belasting hebben ingevoerd, hanteren lagere tarieven. In Frankrijk ligt de vermogensbelasting tussen 0,5 en 1,5 procent. In Duitsland is het maximumtarief 1 procent, en in Zwitserland dus 1,09 procent. Daarnaast zijn de Belgen rijker dan de meeste van hun buren, met uitzondering van de Luxemburgers. Dat komt doordat we meer onroerend goed bezitten: ongeveer 70 procent van de Belgische huishoudens heeft een eigen dak boven het hoofd. Daardoor heeft het mediane Belgische huishouden een vermogen van 277.000 euro. Dat is hoger dan in Nederland (229.000), Duitsland (106.000) en Frankrijk (185.000).

Het verschil is ook te wijten aan het feit dat we een theoretisch Belgisch model vergelijken met een realiteit in het buitenland. Daarom heeft het Planbureau geprobeerd rekening te houden met bepaalde variabelen, zoals het ontwijkingsgedrag (fraude, verhuizen of ­fiscale optimalisatie). Dan daalt de geschatte opbrengst van 5,4 miljard naar 4,7 miljard euro.

Ingevoerd en ­afgevoerd

Dat laatste cijfer gebruikt ook de PVDA. Maar het Planbureau wijst er onmiddellijk op dat het niet alleen moeilijk is zo’n belasting in te voeren, maar dat het cijfer ook geen rekening houdt met de ­effecten op de dynamiek van de economie. Op lange termijn kan het belasten van vermogens een impact hebben op het ondernemerschap, de consumptie en de werkgelegenheid. “Een belasting op grote vermogens is contraproductief, vooral als die het vermogen zelf of een fictief rendement op het vermogen belast”, zegt Michel Maus, professor fiscaal recht aan de VUB. “Zo’n belasting is ontmoedigend, schadelijk voor het ondernemerschap en creëert een risico op belastingontwijking. We weten dat mensen als Eric Wittouck, Alexandre Van Damme en Fernand Huts ons land daarom al zijn ontvlucht.”

‘Een belasting op grote vermogens is contraproductief, vooral als die het vermogen zelf of een fictief rendement op het vermogen belast’

Michel Maus,

VUB

Het is een van de redenen waarom nog weinig landen een echte belasting op grote vermogens hebben. In Zwitserland begint de vermogensbelasting al op 135.000 euro, in Noorwegen is dat 300.000 euro. De enige rijkenbelasting die naam waardig vinden we in Spanje. Ze werd ingevoerd ten tijde van de eurocrisis en is nog altijd van kracht. Ze begint bij een vermogen van 700.000 euro per persoon. Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, ­Denemarken, Finland, IJsland en Ierland hebben vergelijkbare belastingen alweer afgevoerd.

Belasting op ­belasting

Dat laatste kan ook worden verklaard door de slechte kosten- en batenverhouding van de maatregel. Een rijkenbelasting veronderstelt dat een vermogenskadaster wordt opgesteld en voortdurend bijgewerkt. Dat kost veel geld. Magali Verdonck (ULB) benadrukt dat punt: “We hadden geen ideeën toen we aan onze studie begonnen, maar we kwamen tot de conclusie dat de invoering van zo’n belasting een aantal moeilijkheden met zich brengt. Want om te weten hoe rijk iemand is, moet je elk schilderij, elk sieraad van die persoon beoordelen.”

“Het voordeel van een vermogensbelasting is dat ze een sterk symbool vormt”, vervolgt ze. “Maar afgezien daarvan kunnen de nadelen groter zijn dan de voordelen. Als we toch een bepaald soort mensen willen belasten, kun je dat ook op belastbare grondslagen die al zichtbaar en bekend zijn, en die van jaar tot jaar evolueren parallel met de algemene rijkdom.”

Een ander obstakel is dat we niet zomaar een vermogensbelasting kunnen invoeren zonder de hele belastingarchitectuur te herzien. Want eigenlijk bestaan er in België al verschillende belastingen op het vermogen, stippen de vier ULB-­economen aan. “Naast de belasting op inkomsten hebben we belastingen op overdrachten (zoals de ­­erf- en schenkbelasting en de registratierechten) en het aan­houden van activa (zoals de ­onroerende voorheffing en de effectentaks). Als we die bij elkaar optellen, staat ons land op de derde plaats van de OESO-­landen met de zwaarste belastingdruk (net achter het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk), met een belastingtarief op vermogen van 3,2 procent”, zegt Magali Verdonck.

De enige rijkenbelasting die naam waardig vinden we in Spanje. Ze begint bij een vermogen van 700.000 euro per persoon

“Ofwel komt zo’n vermogensbelasting boven op al die andere. Maar dat vinden we moeilijk houdbaar. Ofwel vervangt ze andere belastingen. Maar dat is ingewikkeld, want sommige belastingen zijn regionaal of gemeentelijk”, merkt Magali Verdonck op. “Dan zouden we de fiscale autonomie van de regio’s aantasten, die in de loop der jaren maatregelen hebben genomen die zijn aangepast aan hun noden. Ik denk aan Brussel. Stel dat we de registratierechten en de onroerende voorheffing daar afschaffen en vervangen door een vermogensbelasting die de federale overheid al dan niet volledig terugstort. Dan zou het gewest wellicht wel voldoende inkomsten hebben, maar geen instrument meer om zijn ­economische beleid te sturen.”

Alles gelijk belast

Blijft natuurlijk het feit dat ook in België de ongelijkheid groot is. 55 procent van al onze rijkdom is in handen van 10 procent van de Belgen. “Het is een feit: grote ­fortuinen werden of kunnen nog altijd worden vergaard dankzij inkomsten die niet of slechts licht worden belast in vergelijking met de inkomsten uit arbeid”, merkt Michel Maus op. “Het debat zou er heel anders uitzien, mochten inkomsten uit arbeid en inkomsten uit kapitaal fiscaal meer gelijk zijn. Dat is niet eens zo’n vreemd idee. Belastingneutraliteit volgens het soort inkomen was de rode draad in de grote belastinghervorming van de Amerikaanse president Ronald Reagan in 1986. Het fiscale speelveld nivelleren creëert fiscale rechtvaardigheid. Als inkomen uit arbeid en inkomen uit kapitaal zo gelijk mogelijk belast worden, zou niemand nog gefrustreerd mogen zijn”, stelt Maus. Hij voegt er wel aan toe dat er altijd verschillen in inkomen en rijkdom zullen zijn, omdat sommige mensen nu eenmaal harder werken, of inventiever zijn dan anderen.

Het zou veel verstandiger zijn de belastingdruk op arbeid te verlagen tot hetzelfde niveau als die op kapitaal

Michel Maus,

VUB

De enige vraag die we ons moeten stellen, vervolgt Michel Maus, is hoe hoog de fiscale lat moet worden gelegd. “Eerst en vooral moeten we een einde maken aan enkele heilige koeien in de belastingen, zoals de vrijstelling van meerwaarden, de onderbelasting van huurprijzen en de vaste in plaats van progressieve tarieven op inkomsten uit vermogen”, aldus Maus. “Vervolgens moeten we een totale belastingdruk op inkomsten vastleggen. We zouden de belastingdruk op kapitaalinkomsten kunnen verhogen tot de veel te hoge ­belastingdruk op arbeid, maar dat betekent fiscale zelfmoord. Het zou daarom veel verstandiger zijn de belastingdruk op arbeid te ­verlagen tot hetzelfde niveau als die op kapitaal. Uiteindelijk hangt de belastingdruk af van politieke ­keuzes en de budgettaire context. Maar het zou in elk geval veel ­verstandiger zijn om deze weg te volgen dan een belasting op ­miljonairs in te voeren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content