Sinologe en econome Dorien Emmers: ‘De Chinese economie zal niet in elkaar storten’
Het slechte economische nieuws over China stapelt zich op. De groei hapert, terwijl de Verenigde Staten vastbesloten lijken het technologische elan en dus ook de welvaart van hun strategische rivaal te breken. “Het harde Amerikaanse beleid verplicht China voluit voor het economische wereldleiderschap te gaan om achteruitgang te vermijden”, zegt Dorien Emmers, sinologe en econome van de KU Leuven.
“Het is dramatisch. Elk jaar beginnen nog nauwelijks twintig studenten aan Chinese studies, wat impliceert dat er jaarlijks maar een handvol masterstudenten afstudeert. Toen ik een decennium geleden aan de opleiding begon, waren we nog met een vijftigtal. De werkzekerheid is nochtans groot. China schrikt de studenten af. Het land komt consistent negatief in beeld in de westerse media. China heeft een groot marketingprobleem”, zegt Dorien Emmers (31), docente Chinese studies en economie aan de KU Leuven.
Niet alleen de marketing loopt mank. Het economische herstel na de coronapandemie had krachtig moeten zijn, maar lijkt uit te doven als een nachtkaars. De groei hapert, de jeugdwerkloosheid is torenhoog, deflatie dreigt en de vastgoedmarkt sleept zich van crisis naar crisis. “Het is geen verrassing dat de economie opnieuw begint te haperen na het post-covidherstel, maar ik ben verbaasd dat de economische groeivertraging zich zo snel manifesteert. Het lijkt erop dat ook de Chinese economie symptomen vertoont van long covid. De herinnering aan de ingrijpende en vaak arbitraire restricties tijdens de covidjaren remt ook nu nog investeringen van private ondernemingen en consumptie af. Daarnaast kampt China met een aantal structurele problemen die al jarenlang op de loer liggen, lang voordat covid uitbrak”, zegt Emmers.
De Chinese overheid ziet zich genoodzaakt te kiezen tussen twee resterende opties: het economische wereldleiderschap of economische achteruitgang
Wat is de grootste klip voor de Chinese economie?
DORIEN EMMERS. “Het meest fundamentele probleem is de beperkte consumptie van de Chinese gezinnen. De overheid heeft de private consumptie decennialang op een laag pitje gehouden, om middelen te draineren naar investeringen in industriële technologie en infrastructuur. Die strategie was doeltreffend zolang China een grote technologische inhaalbeweging ten opzichte van het Westen moest maken en het land toegang had tot massa’s goedkope arbeidskrachten. Een decennium geleden begon duidelijk te worden dat die inhaalrace grotendeels gelopen was. Toch heeft China de verschuiving naar meer private consumptie ook tijdens de jaren 2010 uitgesteld door zwaar te investeren in de vastgoedsector, die goed is voor een vijfde van het bruto binnenlands product (bbp). Die situatie was onevenwichtig en onhoudbaar. Elke grote Chinese stad kampt met leegstand en overcapaciteit aan vastgoed. Vaak ging het om megalomane projecten, gefinancierd met schulden. Sinds 2017 probeerde de overheid de hoge schuldgraad terug te dringen en de oververhitting van de vastgoedmarkt tegen te gaan, met de boodschap dat ‘woningen er zijn om in te wonen, niet om mee te speculeren’. Die slogan heeft de overheid vorige maand voor het eerst in zes jaar in een nieuw beleidsdocument achterwege gelaten. Mogelijk omdat ze beseft dat ze een vastgoedcrisis kan missen omdat ze de economische groei nodig heeft.”
Dat beleid heeft een aantal vastgoedgiganten in moeilijke papieren gebracht. Nu is de grote private ontwikkelaar Country Garden in de problemen gekomen.
EMMERS. “Net als andere ontwikkelaars gebruikte Country Garden voorafbetalingen van gezinnen als financiering van nieuwe projecten. Aspirant-kopers aarzelen nu vooraf te betalen omdat ze bang zijn dat hun bouwheer failliet gaat. De verkoopcijfers van Country Garden voor juli zijn met meer dan 75 procent gedaald in vergelijking met juli 2021. Chinese stedelingen beleggen gemiddeld twee derde van hun vermogen in vastgoed, dus is het begrijpelijk dat ze geen halfafgewerkt appartement willen bekostigen, laat staan dat ze hun spaarcenten willen verliezen.”
Valt die crisis in de vastgoedsector te stoppen?
EMMERS. “De overheid zou de vastgoedreuzen kunnen redden. Verder kan de Chinese centrale bank de rente verder verlagen, want door de deflatie stijgt de reële rente. Lenen wordt dus duurder. Maar wil de overheid nog meer investeringen in vastgoed, gezien de overcapaciteit? China geeft aan dat het de vastgoedsector niet verder wil opblazen, maar die wel zacht wil doen landen. China zal dus op zoek moeten naar een andere groeimotor. De consumptie moet omhoog. De private consumptie is in China goed voor amper 40 procent van het bbp – in het Westen is dat vlot 60 à 70 procent. De consumptie opdrijven kan door het beschikbare inkomen te verhogen via hogere lonen of consumentenkredieten. Een autoritair regime ziet de koopkracht van de bevolking echter niet noodzakelijk graag stijgen, omdat een hoger inkomen ook gepaard gaat met meer keuzevrijheid voor het individu.”
Heeft China zich economisch vastgereden? Dreigt een scenario van langdurige stagnatie, zoals Japan na de implosie van de vastgoedzeepbel eind jaren tachtig meemaakte?
EMMERS. “Het overmatig sparen en investeren doet denken aan Japan eind jaren tachtig, maar de Chinese bankensector is stabieler. De overheid kan de financiële sector overeind houden, wat de kredietverlening ondersteunt. De Chinese economie zal niet in elkaar storten. Het land heeft nog heel wat troeven, zoals een grote en goed opgeleide beroepsbevolking.”
Lees hieronder verder
De geopolitieke spanningen nemen toe, vooral tussen de Verenigde Staten en China. Wat betekent dat voor de Chinese economie, die nog heel afhankelijk is van de export naar westerse markten en van de import van technologie?
EMMERS. “Sinds twee jaar voeren de Verenigde Staten een harde diplomatie tegenover China. Het is bijna economische oorlogsvoering. Zo mogen Amerikaanse bedrijven geen geavanceerde halfgeleiders meer uitvoeren naar China. Sinds vorige week mag er vanuit de Verenigde Staten ook niet meer worden geïnvesteerd in de hoogtechnologische Chinese industrie, waaronder de chipindustrie. Die ingrijpende maatregelen pushen China om alles op alles te zetten om zelf de nieuwste generatie van computerchips te ontwikkelen. China had al langer de ambitie steeds meer chips zelf te produceren, maar nu heeft het geen andere keuze meer. De vraag is of China dat kan zonder internationale partners en technologietransfers, zoals de toegang tot de beste machines van ASML, die een cruciale rol spelen in de productie van de meest geavanceerde computerchips. Op dit moment produceert China op grote schaal oudere generaties van computerchips, die bijvoorbeeld gebruikt worden in huishoudelektronica. Om een koploper in baanbrekende chiptechnologie te worden, zijn mogelijk jaren of zelfs een hele generatie onderzoek nodig.”
Als China voelt dat het in het nauw wordt gedreven en economische achteruitgang dreigt, kan het zijn toevlucht nemen tot extremere maatregelen
Hoe zal het Chinese regime reageren als het Westen China technologisch de pas afsnijdt? Het verleden toont aan dat landen dan gevaarlijk uit de hoek kunnen komen.
EMMERS. “De Verenigde Staten willen niet alleen de ontwikkeling van nieuwe technologie in China afremmen, maar het Chinese technologische ontwikkelingsniveau zelfs terugdringen. Enkele jaren geleden leek het Chinese regime eerder te kiezen voor controle, stabiliteit en herverdeling dan voor een doorgedreven economische groei. Het leek geopolitiek tevreden met de positie van nummer twee, na de Verenigde Staten. Dat is veranderd door het provocerende Amerikaanse beleid. De Chinese overheid ziet zich genoodzaakt te kiezen tussen twee resterende opties: het economische wereldleiderschap of economische achteruitgang. China is daarom weer ambitieuzer geworden voor zijn economische groei.
“Die geavanceerde halfgeleiders zijn bovendien cruciaal voor de ontwikkeling van artificiële intelligentie, die ook heel belangrijk is voor militaire toepassingen. Als China voelt dat het in het nauw gedreven wordt en economische achteruitgang dreigt, kan het zijn toevlucht nemen tot extremere maatregelen.”
Dat brengt ons bij Taiwan, wereldwijd de belangrijkste producent van geavanceerde halfgeleiders. China ziet Taiwan als een Chinese provincie. Hoe moet dat verder?
EMMERS. “Als China geen toegang meer heeft tot onze technologie, en als China er niet in slaagt zelf geavanceerde computerchips te ontwerpen en produceren, zal de druk op Taiwan mogelijk toenemen om de benodigde technologie aan China te bezorgen. China blijft consistent vasthouden aan de positie dat Taiwan vroeg of laat opnieuw volledig deel zal uitmaken van het moederland, ten laatste tegen 2049. De Verenigde Staten blijven aangeven dat ze Taiwan zullen beschermen tegen een Chinese aanval. Ik kijk met bezorgdheid naar de verkiezingen in Taiwan van begin volgend jaar. De publieke opinie is er verdeeld. Een groot deel van de bevolking wil geen oorlog om de democratie te redden. Als de Kwomintang, de meer Chinagezinde partij, in januari de verkiezingen wint, speelt dat wellicht in de kaart van China. De Kwomintang zegt ook de onafhankelijkheid van Taiwan te willen behouden, maar de Democratische Progressieve Partij gaat verder en verwerpt het één-Chinabeleid openlijk.
“Als China erin slaagt die geavanceerde chips zelf te ontwikkelen, zouden de risico’s op een versnelde interventie in Taiwan en andere geopolitieke escalaties verkleinen, maar dan kan China ook heel snel de leidende economie in de wereld worden. Het land heeft een langetermijnvisie, het is op veel vlakken stabiel en heeft een grote beroepsbevolking, al vergrijst die snel.”
Kan het autoritaire regime de economie voldoende innovatief maken?
EMMERS. “Het autoritaire regime remt de innovatie af. Dat het de investeringen van grote Chinese techondernemers aan banden legt, denk bijvoorbeeld aan Jack Ma van Alibaba, helpt alvast niet om de innovatie te bevorderen. Daarnaast zijn een groot deel van de Chinese halfgeleiderproducenten staatsbedrijven, maar waar komen de prikkels vandaan om in een staatsbedrijf baanbrekende chiptechnologie te ontwikkelen? Ook de beperkte bescherming van de rechten van werknemers kan nefast zijn voor de productiviteit. Nadat Huawei geen Amerikaanse chips meer mocht aankopen, hoorde ik bijvoorbeeld verhalen over personeelsleden, die vakantiedagen moesten inleveren en lange werkdagen moesten kloppen in een poging om de benodigde technologie zelf te ontwikkelen. Dat lijkt me eerder het recept voor een collectieve burn-out.
“Maar het regime bevordert de innovatie door enorme budgetten vrij te maken voor onderzoek en ontwikkeling. Zo injecteerde China vorig jaar 143 miljard dollar voor onderzoek en ontwikkeling in de binnenlandse chipindustrie, nadat de Verenigde Staten nieuwe exportbeperkingen had opgelegd. Een autoritair regime kan ook efficiënter data verzamelen, wat helpt om toepassingen van artificiële intelligentie te trainen. Bovendien is China er duidelijk in geslaagd voldoende innovatief te zijn om in een aantal sectoren het voortouw te nemen. Denk aan de markt voor elektrische auto’s, windturbines en zonnepanelen. De Chinese producent BYD zal elektrische auto’s exporteren naar Europa tegen 30.000 euro per stuk. Dat is stevige concurrentie voor de westerse autobouwers. China domineert ook de mineralen die nodig zijn om de batterijen te maken voor de elektrische auto.”
Je mag er niet zonder meer van uitgaan dat het Chinese systeem minder houdbaar zou zijn dan het onze
Kan een staatsgeleid kapitalisme als het Chinese voor duurzame welvaart zorgen?
EMMERS. “Economen hebben lang gedacht dat als de economie geliberaliseerd werd, ook het politieke bestel automatisch richting democratie zou kantelen. Maar op dit ogenblik leeft in China slechts een beperkt verlangen naar liberalisering, omdat de bevolking de enorme economische vooruitgang van de afgelopen decennia toeschrijft aan het daadkrachtige beleid van de Partij. In de jaren negentig leefde het grootste deel van de bevolking nog in armoede. Sindsdien zijn meer dan 700 miljoen mensen uit de extreme armoede getild, sinds 2020 bestaat die niet meer in China. Het overheersende gevoel bij de bevolking is dat het systeem werkt. Bij veel Chinezen is de Partij populair. Als de welvaartsgroei zou stagneren, zou dat de overheid echter voor uitdagingen plaatsen, maar dat geldt voor veel landen. We nemen China niet ernstig genoeg. Ik krijg vaak de vraag of het Chinese economische of politieke systeem op het punt staat in een te storten. Je mag je niet laten verblinden door ideologie en er zonder meer van uitgaan dat het Chinese politieke systeem minder houdbaar zou zijn dan het onze.”
Opvallend is de hoge jeugdwerkloosheid in China.
EMMERS. “De jeugdwerkloosheid is gestegen tot een record van 21,3 procent in juli door een overaanbod aan hoogopgeleiden. Dit jaar studeerden er in het hoger onderwijs ruim 11 miljoen studenten af, wat meer is dan de arbeidsmarkt vraagt. Vroeger was een taxichauffeur een arbeidsmigrant, vandaag vaak een onlangs afgestudeerde ingenieur die werkloosheid wil vermijden. Door de economische onzekerheid aarzelen bedrijven om nieuw talent aan te werven.”
China vergrijst intussen heel snel. Zal het land eerder oud dan rijk zijn?
EMMERS. “De vruchtbaarheid is gedaald tot 1,09 kind per moeder, wat het laagste cijfer ooit is. Het eenkindbeleid is intussen vervangen door een driekindbeleid, maar de meeste koppels willen nog steeds hooguit één kind. Je hebt nu een generatie ouders die zelf is opgegroeid als enig kind in een gezin waarin vader en moeder werken. De kinderen worden doorgaans opgevoed door de grootouders. Bij een tweede kind zouden ouders hun levensstijl moeten aanpassen, wat ze vaak niet zien zitten. De financiële druk is ook groot. Het is peperduur je kinderen naar de betere scholen te sturen. Als het een jongen is, moet je er later een huis en auto voor kunnen kopen, wil de traditie. Een modaal gezin kan zich geen twee zonen veroorloven. Stedelingen sparen daarom veel als ze een kind willen.
“De bevolking op beroepsleeftijd krimpt al enkele jaren. Die trend zal doorzetten, tenzij China plots internationale arbeidsmigratie zou toelaten, wat onwaarschijnlijk is. Ook op het platteland is er nog maar weinig arbeidsreserve. In een dorp op het platteland zie je vrijwel enkel nog oudere mensen en kinderen. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking neemt wel sterk toe. Nu geniet 60 procent van de 18-jarigen van hoger onderwijs. Ondanks de vergrijzing, heeft China dus wel nog altijd een ‘talentdividend’, zoals premier Li Qiang het onlangs zei.”
Bio
• Master in de sinologie, beleidseconomie en economische wetenschappen, KU Leuven
• Doctoraat in de economie, KU Leuven, LICOS-Centre for Institutions and Economic Performance
• Verbonden aan Stanford Center on China’s Economy and Institutions
• Docent Chinese studies en economie, KU Leuven
• Doet onderzoek naar de ontwikkeling van menselijk kapitaal en sociale mobiliteit in China, om ondersteuningsprogramma’s te ontwikkelen op het Chinese platteland.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier