Sector onder hoogspanning: vier werven voor een energiebeleid

ENERGIE "De belangrijkste uitdaging is een energietransitie met de nadruk op CO2-reductie."
Luc Huysmans senior writer bij Trends

Gaat het licht uit in 2025? Het tijdsschema om alternatieven voor de kerncentrales te bouwen wordt almaar krapper. Intussen schiet Europa de Belgische klimaatplannen af. Er ligt werk op de plank voor de nieuwe regeringen.

Over grof gerekend honderd dagen, op 15 januari 2020, moet de nieuwe Belgische regering haar ontwerp voor een CRM ( capacity remuneration mechanism) indienen bij de Europese Commissie. Dat capaciteitsvergoedingsmechanisme moet ervoor zorgen dat er voldoende stuurbare capaciteit op de markt is. Vraagsturing (de afschakeling van industriële installaties in functie van de vraag) en warmte-krachtkoppelingcentrales komen daarvoor in aanmerking, maar de meeste aandacht gaat naar de gascentrales die de kerncentrales zouden moeten vervangen.

Het moet niet zozeer gaan over duurzame elektriciteit, maar om minder CO2 uitstoten. Dat moet de overheid sturen” André Jurres, Volt Energy

De datum is geen officiële deadline. Hij is zo berekend dat wanneer de laatste kerncentrales sluiten in 2025, de nieuwe gascentrales effectief stroom kunnen produceren. In dat tijdschema heeft het energiebedrijf dat het goedkoopst de nodige productiecapaciteit kan leveren, amper vier jaar om het vergunningentraject te doorlopen en de installatie te bouwen. Dat is zéér krap. Zeker aangezien er, ruim vier maanden na de verkiezingen, nog geen spoor is van een federale regering.

Bovendien is lang niet iedereen ervan overtuigd dat er behoefte is aan zo’n systeem. Te duur, en overbodig als er toch twee of drie kerncentrales openblijven, iets waar de nieuwe voorzitter van Electrabel, Johnny Thijs, voor pleit. Maar ook die knoop moet nog worden doorgehakt. Het is niet de enige. Trends zet de vier belangrijkste werven op een rijtje.

1. Bepaal de doelstellingen

De jongste jaren lijken regeerakkoorden steeds meer op kookboeken. Ze staan vol recepten die in detail zijn uitgewerkt, maar hoe een aantal strategische doelstellingen in praktijk moet worden gebracht, staat er niet in. “Veel klimaat-, milieu- en energiebeleid is windowdressing voor politiek falen of onvermogen: veel woorden, weinig daden”, zei professor Kurt Deketelaere (KU Leuven en Sustainability College Bruges) al. “Ambitieuze langetermijndoelstellingen vooropstellen, niets juridisch afdwingbaar maken, en zelf geen politiek rekenschap moeten afleggen. Terwijl het net omgekeerd moet: realistische kortetermijndoelen, inclusief de politieke verantwoordelijkheid in geval van falen.”

“Een grondig kerntakendebat dringt zich op”, vindt energie-expert Dirk Meire, de voormalige topman van het Vlaams Energiebedrijf. “Moeten intercommunales investeren in hernieuwbare energieprojecten? Waar eindigt de rol van de netbeheerders en waar begint die van privébedrijven? Als je daar duidelijke antwoorden op kunt formuleren, kun je waarschijnlijk een deel van alle subsidies schrappen, de rest groeperen rond energie-efficiëntie en de investeringen in onderzoek en ontwikkeling optrekken.”

Peter Claes, de directeur van de federatie van industriële energieverbruikers Febeliec, merkt op dat er al twee deadlines zijn geweest, met doelstellingen tegen 2020 en 2030. “Nu moeten we de gesprekken opstarten over 2050. Tot nu waren er doelstellingen voor het percentage hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en de CO2-uitstoot. Maar die werken elkaar soms tegen. Tegen 2050 moet CO2-neutraliteit het doel zijn.”

Dat heeft grote consequenties, merkt Claes op. “We moeten ons afvragen of we er op de manier waarop we bezig zijn, wel zullen raken. Wat zijn de mogelijkheden van power-to-gas, geothermie, kernfusie, batterijen, opslag en hergebruik van CO2? Op welke van die technologieën mikken we, of komt er nog iets nieuws? Duitsland haalt 40 procent van zijn elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, maar wat als de zon niet schijnt en het niet waait? Importeer je dan kernenergie of stroom uit kolen? Ik hoor sommigen ervoor pleiten dat bedrijven dan maar hun verbruik moeten aanpassen, maar ik zou toch voorzichtig zijn om te beginnen spelen met chemische processen.”

PETER CLAES
PETER CLAES “De markt gelooft niet in de kernuitstap.”© GETemy elleboog

André Jurres, de topman van Volt Energy, sluit zich daarbij aan. “De belangrijkste uitdaging is zorgen dat we een energietransitie krijgen, met de nadruk op CO2-reductie. We moeten meer hebben dan alleen doelstellingen voor hernieuwbare energie. Het moet niet zozeer gaan om duurzame elektriciteit, maar om minder CO2 uitstoten. Dat moet de overheid sturen.”

“Het goede nieuws is dat er nog laaghangend fruit is. Alle bedrijfswagens duurzaam maken tegen 2030, infrastructuur voor waterstof aanleggen, de snelheid op de snelwegen verlagen naar 100 kilometer per uur. Dat zijn relatief kleine maatregelen, maar ze zijn wel nodig als we onze economie CO2-neutraal willen krijgen. We moeten de landbouwers helpen de veestapel met 80 procent te verminderen. De overheid moet het heft in handen nemen. Kerncentrales vervangen door gascentrales betekent dat je nog meer CO2 de lucht in pompt, niet minder.”

2. De energiebe- voorrading

Daarmee stipt Jurres een heet hangijzer aan. “Schenk eindelijk klare wijn over de kernuitstap en over het alternatief”, vraagt Peter Claes. “De kernuitstap is beslist in 2003, en we zijn sindsdien nog geen stap verder.”

“De markt gelooft niet in de kernuitstap. Voor wie elektriciteit aankoopt voor 2022, wanneer de kernreactor Doel 3 zou moeten sluiten, is er geen prijsverschil tussen België en de buurlanden. De markt heeft er dus vertrouwen in dat die stroom er zal zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de energieleveranciers om hun klanten te bevoorraden. Hoe zal Engie dat doen als de kerncentrales dicht zijn? Kunnen zij zich permitteren niet te investeren? En als zij het niet doen, dan willen anderen misschien wel investeren zonder subsidies.”

We weten nog altijd niet hoeveel nieuwe productiecapaciteit we nodig hebben om de kernuitstap te realiseren, merkt Claes op. “Er zijn grote verschillen tussen wat de hoogspanningsnetbeheerder Elia en de federale energieregulator CREG daarover zeggen. Die laatste organisatie huivert ervan een duur ondersteuningssysteem in te voeren. Voor je een CRM invoert, moet je weten of die nodig is en voor welk volume. En indien je het invoert, moet je maken dat het systeem zo goedkoop mogelijk is.”

Voor de Belgische energie- en gasbedrijven is het invoeren en uitwerken van een CRM een kwestie van goed bestuur, weet Marc Van den Bosch, de directeur-generaal van de sectorfederatie Febeg. “Het is een verzekering, een vangnet. Je moet maken dat dat klaar is wanneer je het nodig hebt. Pas in een tweede fase worden de precieze volumes bepaald. Maar als we het vangnet tijdig klaar willen hebben, is er geen tijd meer te verliezen.”

3. De competitiviteit

Het afwezige energiebeleid sinds de liberalisering heeft ook gevolgen voor de prijzen. De jaarlijkse studie die Febeliec bij Deloitte bestelt, komt steevast op prijzen die grofweg tussen 10 en 40 procent hoger liggen. De studies die de CREG laat uitvoeren, nuanceren dat. Ze concluderen dat er een concurrentieprobleem is, maar niet voor iedereen. “Alleen gebeurt er intussen niets en blijft het probleem bestaan”, stelt Peter Claes.

Er komt een nieuwe studie, in opdracht van de vier regulatoren. PwC moet nagaan of er een probleem is, voor wie en wat eraan kan worden gedaan. Claes: “We pleiten al langer voor een energienorm, die zoals de loonnorm de energiefactuur afstemt op het gemiddelde van de buurlanden. Dat mag wat ons betreft ook voor de gezinnen. Het is een kwestie van de energietransitie op de juiste manier te financieren. Daarom zouden de openbaredienstverplichtingen (bijvoorbeeld kosten voor groene-energiecertificaten, nvdr) uit de factuur moeten worden gehaald. Dat gaat in Vlaanderen om 400 miljoen euro, zowat 15 euro per gezin. Alleen blijkt dat te weinig om politiek voldoende animo te creëren, omdat de begroting dan nog verder ontspoort. Maar zelfs voor kmo’s gaat het soms om tienduizenden euro’s. Dat is een serieuze handicap.”

De kernuitstap is beslist in 2003, en we zijn sindsdien nog geen stap verder” Peter Claes, Febeliec

De begroting van het nieuwe Vlaamse regeerakkoord bewijst zijn punt: alleen het onderhoud van de straatverlichting wordt uit de factuur getild, een post van 10 miljoen euro.

4. De uitvoering van het beleid

Terwijl de prijzen onder controle moeten worden gehouden, vereist het energie- en klimaatbeleid grote investeringen. Die gedijen het best bij een eenduidig beleid. Alleen geeft Europa het Belgische Klimaat- en Energieplan een forse onvoldoende, omdat het een optelsom is van wat de overheden elk op hun domein doen.

Bovendien botsen nieuwe investeringen, of het nu gaat over gascentrales of hernieuwbare-energieprojecten, regelmatig op het NIMBY-syndroom: not in my backyard. Een typisch voorbeeld zijn windmolens. Volgens een enquête van de Vlaamse energieregulator VREG en het Vlaams Energieagentschap staat twee derde van de Vlamingen positief tegenover windmolens in de eigen gemeente en is slechts één op de tien ertegen. Toch staat in drie kwart van de gemeenten geen enkele windturbine, en blijken burgemeesters (41,5%) en burgers (40%) de grootste dwarsliggers bij bijna tachtig geblokkeerde Vlaamse windprojecten. Ook het Ventilus-project, dat de stroom van een nieuw zeewindmolenpark aan land moet brengen, krijgt van minstens zes gemeentes een njet.

Soms liggen ook wetgevingen in de weg. “In Nederland werken ze met Tafels: uitvoeringsgerichte overlegorganen”, weet Van den Bosch. “Die brengen knelpunten in kaart én ruimen die ook op. Daar geloof ik in. Thema’s als windmolens in de buurt van luchthavens, energieprestatiecontracten bij particulieren mogelijk maken of de renovatiegraad van onze gebouwen zouden daarin perfect aan bod kunnen komen. Die Tafels moeten ook zorgen voor consistente investeringsprikkels bij de industrie en de banken.”

Al wijst Dirk Meire ook op de cultuurverschillen. “Met een goede administratie zoals in Nederland kun je redelijk transparant werken. In België organiseren we een overleg met de stakeholders, maar de beslissingen worden daar niet genomen. Dat gebeurt op de sofa met de belangrijkste partijen. In België heeft elke partij zijn rekenmodel. In se is er niets veranderd.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content