Rekenhof kritisch over Belgische regelgeving rond belastingparadijzen
De Belgische regelgeving over belastingparadijzen is niet duidelijk genoeg. Dat zegt het Rekenhof in een auditverslag dat maandag gepubliceerd werd. Zo is onder meer de Belgische lijst van belastingparadijzen niet meer up-to-date. En om efficiënter te zijn, moet de controlestrategie worden aangepast.
Sinds 1 januari 2010 moeten Belgische vennootschappen aangifte doen van hun betalingen aan belastingparadijzen wanneer die gezamenlijk meer dan 100.000 euro bedragen. Een eerste probleem daarbij is dat het begrip ‘belastingparadijs’ niet eenduidig is, zegt het Rekenhof, dat erop wijst dat er drie lijsten zijn: de Belgische lijst, de OESO-lijst en de Europese lijst. Die lijsten bevinden zich niet op dezelfde plaats. ‘Een belastingplichtige die correct geïnformeerd wil zijn, moet dus drie verschillende bronnen raadplegen.’
Deze lijsten van belastingparadijzen veranderen bovendien. En hoewel de wettelijke voorwaarden van het begrip belastingparadijs sinds juli 2016 aanzienlijk werd uitgebreid, werd de Belgische landenlijst voor het laatst herzien in maart 2016. Daardoor is het koninklijk besluit dat de Belgische landenlijst vastlegt, dus al zes jaar niet meer in overeenstemming met de wetgeving.
Het koninklijk besluit dat de Belgische landenlijst vastlegt, is al zes jaar niet meer in overeenstemming met de wetgeving.
Ook de controle verloopt niet rimpelloos, zegt het Rekenhof in het verslag. Zo leveren de controles van de aangegeven betalingen weinig op. Slechts 16 procent van de controles van de administratie van de Fiscaliteit en 24 procent van de controles van de Bijzondere Belastinginspectie leiden tot resultaat. Bovendien beschikken de controleurs niet over concrete instructies met voorbeeldvragen van inlichtingen. Het Rekenhof stelt ook vast dat de controlemethode verschilt van kantoor tot kantoor.
De vraag rijst dan ook of de aangifteplicht een efficiënt middel is in de strijd tegen de internationale fiscale fraude, zegt het Rekenhof. Die aangifteplicht bestaat alleen in België. Daardoor kan ze makkelijk worden omzeild, zegt de instelling. Wanneer een vennootschap bijvoorbeeld een beroep doet op een tussenpersoon die zich niet in een belastingparadijs bevindt, dan kan de fiscale administratie dat niet controleren.
De vraag rijst volgens het Rekenhof of de aangifteplicht een efficiënt middel is in de strijd tegen de internationale fiscale fraude.
‘Verder blijkt dat de fiscale administratie de niet-aangegeven betalingen niet systematisch opspoort. Daardoor lopen de (bonafide) aangevers een hoger risico op controle en sanctionering dan de (malafide) niet-aangevers.’ Het Rekenhof komt dus tot de vaststelling dat, om efficiënt te zijn, de controlestrategie moet worden aangepast. Naast het controleren van de aangegeven betalingen moet de fiscale administratie inzetten op het detecteren van de niet-aangegeven betalingen. Bij de niet-aangegeven betalingen is er een verhoogde kans op malafide betalingen.
Minister van Financiën Vincent Van Peteghem laat in een reactie weten dat bepaalde aanbevelingen zullen worden meegenomen bij de uitwerking van projecten vervat in het eerste en het tweede actieplan van het Ministerieel Comité voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude.