Recepten voor een goed economisch beleid
Samen met het politieke populisme maken ook economische waanideeën opgang. Zo wordt een steeds kleiner deel van de wereldeconomie goed bestuurd. Maar wat is dat, goed bestuur? Daar is lang geen consensus over, klinkt het bij experts.
Goed bestuur. Yves Leterme (CD&V) bouwde ooit zijn grootste verkiezingsoverwinning op die belofte. Dik tien jaar later zien we er steeds minder van in de wereld, zeker in het economische beleid. In Verenigde Staten probeert president Donald Trump met onvervalst protectionisme oude Amerikaanse industrieën nieuw leven in te blazen. Sommige van zijn Democratische tegenstanders willen dan weer geld drukken om uitgaven te financieren. In Italië dreigt de populistische regering alle begrotingsregels overboord te gooien. En in Turkije pleit de sterke man Recep Tayyip Erdogan voor lagere rentes om de inflatie te bestrijden. Economische spookideeën vieren hoogtij.
Welke economieën wel nog goed bestuurd worden, is voer voor discussie. “Vroeger bestond zoiets als de Washington-consensus, maar vandaag zijn er geen universele regels meer”, zegt Nicolas Veron, senior fellow aan het Peterson Institute, een economische denktank in Washington. Die consensus was een pakket economische voorschriften met een klemtoon op handelsliberaliseringen en privatiseringen. “Voor sommige landen heeft dat niet goed gewerkt”, geeft Veron aan. “Nu bestaat zo’n toolkit niet meer. Er is hoogstens nog eensgezindheid over een aantal principes.”
Vaak wordt goed bestuur afgeleid van indirecte vragen, zoals hoe betrouwbaar de overheid is of hoelang het duurt om een business op te starten. In de macro-economie echter wordt gewoonlijk naar vier domeinen gekeken: het begrotingsbeleid, het monetaire beleid, het handelsbeleid en het hervormingsbeleid. Professor internationale economie Filip Abraham (KU Leuven) vat goed bestuur samen als “op basis van bepaalde criteria bepaalde doelstellingen zo goed mogelijk halen”.
Begrotingsbeleid
Over de begrotingsregels is, zeker in Europa, veel discussie. “Iedereen is het er wel over eens dat je tekorten niet kunt blijven opstapelen”, zegt Abraham. Volgens hem betekent een goed begrotingsbeleid dat je ten eerste streeft naar een evenwicht in de huishouding. “Er is een gouden regel die stelt dat je de uitgaven met inkomsten financiert en dat schulden enkel dienen voor investeringen, want die verdienen zich op termijn terug. Vergelijk het hiermee: de rekening in de supermarkt betaal je met je loon, voor een auto kun je een krediet aangaan.”
Ten tweede betekent een goed begrotingsbeleid voor Abraham dat “verstandige economische overwegingen het beleid beïnvloeden”. “Als er een recessie is, zwak je die af door extra uitgaven. In periodes van bloei bouw je die tekorten af.” Over de slaagkansen van dit recept zijn de meningen verdeeld. Abraham: “Er zijn economen die vinden dat je politici niet kunt vertrouwen en dat er daarom elk jaar een evenwicht moet zijn. Dat is streng, want investeringen kunnen zo niet in de tijd worden uitgespreid. Er zijn daarom ook economen die vinden dat je de gouden regel moet toepassen, omdat je daarmee betere resultaten voor de economie bereikt.”
Veron stipt aan dat het vooral zaak is “de interactie tussen het beleid en de bredere economie te begrijpen en die interactie te optimaliseren”. Daarbij moeten afwegingen worden gemaakt tussen verschillende tijdshorizonten. “Op korte termijn tellen de groei en de werkloosheid, op lange termijn speelt de houdbaarheid van de schulden.” En er is voor Veron ook een kwalitatief element. “De focus ligt vaak op een precies cijfer. Dat heeft het voordeel van de duidelijkheid. Maar het maakt ook uit hoe je tot dat cijfer komt. Niet alleen hoeveel je belast en uitgeeft telt, maar ook hoe je belast en waaraan je geld uitgeeft.”
Monetair beleid
Het voornaamste wapen van een centrale bank, de rente, werkt indirect en op verschillende manieren in op de economie. De uitkomst van dat beleid is daarom moeilijk te voorspellen en de resultaten moeilijk te meten. De ideeën over centraal bankieren staan dan ook permanent ter discussie.
Vandaag leggen de meeste centrale banken zich in de eerste plaats toe op de controle van de inflatie, de evolutie van het prijzenpeil. “Daar is consensus over: veel inflatie is niet goed”, zegt Veron. “Maar hoeveel inflatie is wenselijk? En wat met deflatie? De les uit de jaren dertig was dat een daling van de prijzen het beste ook te vermijden is.”
Het resultaat van die afwegingen is dat de meeste centrale bankiers het doel op zo’n 2 procent inflatie leggen. Al mag het volgens de een ook wat minder zijn, en voor de ander wat meer. Het debat daarover woedt volop. “Centrale bankiers zijn het zelf niet eens over wat een gezond monetair beleid betekent”, meent Veron. “Wat is het nieuwe normaal? De rente staat bij veel centrale banken nog altijd op een bodem. Misschien zijn negatieve rentes wel het nieuwe normaal?”
Na de financiële crisis van 2008 is een nooit gezien monetair experiment opgezet, dat nog altijd niet voorbij is. Over dat beleid zal nog decennia worden gediscussieerd. Abraham kijkt er als volgt naar: “Wat de centrale banken deden, was noodzakelijk. Maar de vraag is wanneer er een normalisering komt.” Hij pleit voor begrip, omdat centrale banken voor een onmogelijke oefening staan: “Als ze niets doen, stort de boel misschien in. Als ze wel ingrijpen, doen politici vervolgens misschien te weinig.”
Wellicht het belangrijkste element van een goed monetair beleid is daarom dat een centrale bank die afweging in volle onafhankelijkheid kan maken. “Veel landen met een goed monetair beleid hebben een onafhankelijke centrale bank. Al zijn er uitzonderingen, zoals China”, aldus Abraham. De onafhankelijkheid van de bedieners van de geldkraan staat op veel plaatsen onder druk. In Europa bijvoorbeeld is er luide kritiek op de Europese Centrale Bank (ECB), en in de Verenigde Staten heeft de Federal Reserve het al vaak moeten ontgelden. “Ik zie het niet gebeuren dat de onafhankelijkheid van de ECB echt in het gedrang komt, maar voor de Verenigde Staten houd ik mijn hart vast”, stelt Abraham.
Handelsbeleid
Het derde domein van een goed economisch beleid is de handel. “De consensus in de economische wetenschap is dat vrijhandel goed is voor alle betrokkenen. Eigenlijk heb je maar twee vergelijkingen nodig om dat te bewijzen”, zegt Veron. “Alleen gaat dat intuïtief in tegen het zogenaamde gezond verstand dat het beter is banen te vrijwaren in eigen land en succesvolle buitenlandse ondernemingen buiten te houden. Vrijhandel botst daarom op de publieke opinie en politici, die gesteund worden door economen die hun naar de mond praten.”
Sinds kort is er vooral debat over de vraag of er niet meer aandacht moet zijn voor de winnaars en de verliezers van de internationale handel en – breder – van de globalisering. Het idee is dat een land in zijn geheel misschien beter af is, maar dat de kosten en de baten intern ongelijk verdeeld zijn. Wie wint, zou daarom meer moeten bijdragen aan de compensatie van degenen die verliezen. Veron ontkracht die tegenstelling en ziet er meer een klassiek probleem is. “De voordelen van vrijhandel zijn wijdverspreid over de bevolking, terwijl de kosten geconcentreerd zijn bij een bepaalde groep. Alle consumenten profiteren bijvoorbeeld van goedkope producten uit het buitenland, maar als een fabriek moet sluiten, valt dat meer op.”
Door het handelsconflict tussen de Verenigde Staten en China lijkt het soms dat de liberale wereldorde op zijn einde loopt. Abraham verwacht niet onmiddellijk een groot handelsakkoord tussen de twee grootmachten, “hoogstens een soort gewapende vrede in het opbod van maatregelen”. “Dit is het klassieke verhaal van de wereldmacht die wordt uitgedaagd door een opkomende macht. Soms loopt dat goed, meestal loopt het fout. We moeten niet hopen dat de Verenigde Staten en China elkaar in de armen vallen.”
De perceptie over het einde van de liberale wereldorde gaat ook voorbij aan de vele handelsakkoorden die gesloten worden, bijvoorbeeld onlangs tussen de Europese Unie en Japan. “Het voordeel van die akkoorden is dat ze minder ambitieus zijn, want niet de hele wereld is betrokken bij de gesprekken. Het is gewoon makkelijker akkoorden te vinden met landen die beter op elkaar lijken”, analyseert Abraham. Hij merkt dat ook Trump – in het begin nog een fervente tegenstander van vrijhandelsakkoorden – een bocht heeft gemaakt en uit is op zulke akkoorden. Net als China overigens, dat zijn eigen samenwerkingsverbanden opzet.
Hervormingsbeleid
Structurele hervormingen, het moet zowat het meest gebruikte containerbegrip van de afgelopen tien jaar zijn. Volgens Abraham is het niettemin een belangrijk element van goed bestuur. “Het zijn maatregelen die dienen om het potentieel van de economie uit te breiden en die beter te doen functioneren. Niemand zal zeggen dat structurele hervormingen slecht zijn, maar er is wel discussie over welke moeten worden doorgevoerd.”
Veron voegt eraan toe dat het hervormingsbeleid de concurrentiekracht bepaalt en toont hoe een land met transformatie omgaat. “Dat is vooral belangrijk voor de rijke landen. Ontwikkelingslanden kunnen kopiëren wat rijke landen hen hebben voorgedaan, maar die laatste hebben innovatie nodig.” Voor Veron maken domeinen zoals het milieu- en het energiebeleid daarom ook deel uit van wat onder structurele hervormingen van de economie kan worden verstaan.
Dat structurele hervormingen zo’n passe-partout zijn, maakt dat het ontzettend moeilijk is te beoordelen wie een goed beleid voert. Abraham stelt een benchmarkstrategie voor, een vergelijking tussen landen die niet te veel verschillen. Binnen de Europese Unie of de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) valt bijvoorbeeld uit te maken wie het goed doet op een bepaald terrein. “Een hervorming moet wel aangepast zijn aan de specifieke situatie van een land”, waarschuwt Abraham. “Daar bezondigen internationale instellingen zich vaak aan. Ze zien dat een land iets goed doet en schrijven alle landen dan voor hetzelfde te doen.”
Abraham besluit dat er geen universele regels zijn voor welke structurele hervormingen een land moet doorvoeren. “Landen verschillen, dus soms is het niet zinvol beleid over te nemen. En je mag niet vergeten dat er samenhang is tussen verschillende domeinen. Bijvoorbeeld: ja, de arbeidsmarkt in België moet flexibeler worden. Maar dat heeft gevolgen voor de sociale bescherming, en die hoge bescherming is net een sterk punt in ons land.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier