Realisme neemt de bovenhand in het energiebeleid
Het idealisme in het energiebeleid wordt vervangen door realisme. Daar zorgen schaarste en groene inflatie voor.
Politici, consumenten en bedrijven moeten nog veel leren over de klimaatverandering en de energiesector. De eerste fase van die ontdekkingstocht, aan het begin van de jaren 2010, werd gekenmerkt door onverschilligheid. Tijdens de tweede fase, die de voorbije jaren werd ingezet, werden idealistische doelstellingen voor een beperking van de CO2-uitstoot ver in de toekomst gepland. In 2022 zal de derde fase van start gaan, en dat in tijden van gevaarlijk wispelturige energieprijzen, angst voor de groene inflatie en toenemende geopolitieke risico’s. Voor die opdracht is een flinke dosis realisme vereist.
In 2021 werd de wereld overspoeld met gemakkelijke beloften. Een zeventigtal landen, die samen verantwoordelijk zijn voor twee derde van de wereldwijde CO2-uitstoot, wou halverwege deze eeuw energieneutraliteit verwezenlijken. Een meerderheid van de rijke bevolking uitte zijn bezorgdheid over de klimaatverandering. Ook bedrijven maakten ambitieuze CO2-neutrale voornemens – vooral degene die al geen hoge uitstoot hadden. Uit de boom van durfkapitaal voor groene technologieën viel af te leiden dat het geld op grote schaal herverdeeld werd. Duurzame beleggingen werden een van de grootste trends in de financiële wereld sinds de subprime-leningen.
Maar de confrontatie met de werkelijkheid was meedogenloos. Door de economische groei halverwege 2021 was er meer vraag naar energie. In oktober was de prijs van een eenheid fossiele brandstof met 95 procent gestegen, vergeleken met een jaar daarvoor. China en India vreesden stroomonderbrekingen en Europa een tekort aan gas. Door een tekort aan fossiele brandstoffen, die instaan voor 83 procent van het primaire energieverbruik, zag het ernaar uit dat de wereldwijde inflatie boven 5 procent zou uitstijgen, de groei zou stokken en het volk het benauwd zou krijgen. Als antwoord daarop hebben politici de klok teruggedraaid. China en India hebben de steenkoolproductie verhoogd, Groot-Brittannië laat zijn meest vervuilende energiecentrales opnieuw draaien, en het Witte Huis heeft de OPEC aangemaand de uitvoer op te drijven.
Door een chaos van verwarrende signalen zijn de investeringen in de energiesector zwaar teruggevallen.
Investeringen
In 2022 zal geprobeerd worden het energiesysteem wat robuuster te maken. Het makkelijkste onderdeel is redelijk technisch. De meeste netwerken hebben problemen met de niet-continue toevoer van hernieuwbare-energiebronnen zoals zonne- en windenergie. Er is dus nood aan een betrouwbaardere krachtbron, maar dan niet op kolen. Aardgas zal weer in zwang komen en er zal ook een wereldwijd eerherstel komen voor kernenergie. In de jaren na de ramp van Fukushima in 2011 is het aandeel van kernenergie voor primair verbruik teruggevallen naar 4 procent. Nu zullen meer landen het voorbeeld van Frankrijk volgen, waar dat aandeel 36 procent bedraagt. Nieuwe technologieën met batterijen, waterstof en koolstofafvang kunnen ook iets bijdragen, maar ze zijn nog niet klaar voor het grote werk.
Intussen zijn door een chaos van verwarrende signalen – vooroordelen, deugdpronken, subsidies, rechtszaken en reguleringen – de investeringen in de energiesector teruggevallen tot minder dan de helft van de jaarlijkse 5 biljoen dollar die vereist is om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Soms werken de stimulansen duidelijk averechts: door te weinig investeringen in nieuwe aardgasprojecten wordt het lastiger voor Azië om gas te gebruiken als een overbruggingsbrandstof.
Als reactie daarop zullen overheden het gebruik van CO2-uitstootrechten uitbreiden, wat als een alarmsignaal werkt voor de uitstoot van de hele economie. Ze zullen experimenteren met het bepalen van tarieven ver in de toekomst, zodat beleggers beter kunnen voorspellen hoe de levenscyclus van een energieproject eruit ziet. Amerika zal een buitenbeentje blijven, zonder federaal CO2-tarief, maar steeds meer Republikeinen zullen beseffen dat die tarieven de oplossing zijn van het kapitalisme om de energiesector te hervormen.
Onstabieler
Het lastigste aspect wordt eerlijk zijn tegenover het grote publiek. Omdat de investeringen in energie moeten stijgen van 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar 5 procent, moeten de prijzen en de belastingen hoger. Politici kunnen proberen op de onvermijdelijke onrust te anticiperen door met de winst van CO2-taksen de armen te helpen. Als de energieprijzen in 2022 blijven stijgen, zal er zowel op straat als in het kieshokje protest weerklinken. Maar als de krapte vermindert, kan het jaar eindigen met een energiebeleid met een stevigere fundering. De kans dat de hele wereld zijn klimaatneutrale doelstellingen haalt, blijft nog altijd gering, maar de ontwerpen voor elektriciteitsnetwerken, de investeringsstimulansen en begrotingsplannen zullen misschien van betere kwaliteit zijn.
De uitstervende economie van fossiele brandstoffen zal de geopolitieke risico’s nog vergroten.
Maar er blijven grote problemen. Ongeveer een vijfde van de uitstoot is afkomstig van industriële gebruikers, zoals cementproducenten. Vaak bestaat er niet meteen een groen alternatief. De uitstervende economie van fossiele brandstoffen zal de geopolitieke risico’s nog vergroten, wanneer het gezamenlijke olieaandeel van de OPEC en Rusland tegen 2030 volgens de verwachtingen 50 procent zal halen. Sommige nieuwe elektrische staten kunnen onstabieler blijken te zijn dan de oude oliestaten: zo’n 70 procent van het kobalt dat gebruikt wordt voor elektrische wagens komt uit de Democratische Republiek Congo, een land met 90 miljoen inwoners en een bbp dat ongeveer hetzelfde is als de inkomsten van Tesla.
De groeilanden zijn verantwoordelijk voor tweederde van de CO2-uitstoot van de energiesector, maar ze beschikken niet over het geld en de vernieuwingskracht om te investeren in een groener energiesysteem, of om er eentje te bedenken. In de vierde fase van het klimaatverhaal, na 2022, zal alles draaien om het besef dat dat uiteindelijk ook het probleem is van de rijke landen.
De wereld in 2022
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier