Raakt de regering bedolven onder een rentesneeuwbal?

BART DE WEVER Een inspanning van 10 miljard euro compenseert alleen maar de stijgende rentelasten. © NurPhoto via Getty Images

Oplopende rentelasten duwen als een koekoeksjong andere uitgaven uit het begrotingsnest. Zonder extra begrotingsinspanning verdubbelen de rentelasten van de Belgische overheden tot ongeveer 20 miljard euro tegen 2030. De regering-De Wever mag dan nog van geluk spreken dat er nog geen rentesneeuwbal rolt.

2022 was een belangrijk kanteljaar voor de Belgische begroting. Er kwam toen een einde aan de jarenlange daling van de rentelasten die de federale regering betaalt op de overheidsschuld. In 2022 betaalde de federale regering bijna 7 miljard euro of 1,2 procent van het bbp aan rentelasten. In 2005 was dat nog 12,2 miljard euro of 4 procent van het bbp. Dalende rentelasten zorgden elk jaar voor een welgekomen begrotingsbonus.

De regering-De Wever moet het zonder die rentemeevaller zien te rooien. De rentebonus is sinds 2023 een rentemalus geworden. Dit jaar stijgt de rentefactuur met ruim 800 miljoen euro. Tegen 2030 zal de regering 2,5 procent van het bbp aan rentelasten betalen. Voor alle overheden samen loopt de rentefactuur op tot 3 procent van het bbp of ongeveer 20 miljard euro. Dat is ongeveer 10 miljard euro meer dan dit jaar. Als de regering-De Wever er toch in slaagt een inspanning van 10 miljard euro te leveren, dan zal die alleen de stijging van de rentelasten compenseren. Om de begroting enigszins op de rails te krijgen is dezelfde inspanning nog eens nodig.

De rentelasten stijgen snel omdat niet alleen de totale schuld toeneemt, ook de verschuldigde rente is sinds 2022 gevoelig gestegen. De federale schuld is gestegen tot 107 procent van het bbp en zal de volgende jaren door een stevig begrotingstekort verder oplopen richting 140 procent van het bbp tegen 2034. Ook de rente zit in de lift. België betaalde in 2022 een gemiddelde rente van 1,43 procent op de uitstaande schuld. Die is intussen gestegen tot 2,01 procent. De enige weg is naar boven, want op nieuwe leningen met een looptijd van tien jaar betaalt België vandaag een rente van 3,21 procent.

De sneeuwbal smelt niet meer

De rentewind staat dus pal op de kop, maar toch mag de regering van geluk spreken dat er voorlopig geen rentesneeuwbal rolt. Die gaat aan het rollen als de gemiddelde rentevoet op de schuld hoger is dan de toename van het nominale bbp. In dat geval neemt de schuldgraad van de overheid automatisch toe. Dan zijn er begrotingsoverschotten nodig om de sneeuwbal tot staan te brengen. Dat zou in de huidige toestand voor de federale regering een onmogelijke opdracht zijn.

Een rentesneeuwbal gaat aan het rollen als de gemiddelde rentevoet op de schuld hoger is dan de toename van het nominale bbp. Dan neemt de schuldgraad van de overheid automatisch toe.

Ook de volgende jaren lijkt er nog geen rentesneeuwbal van de berg te rollen. Uitgaande van een economische groei van ruim 1 procent en een inflatie van ongeveer 2 procent de volgende jaren, zal de nominale groei hoger blijven dan de gemiddelde rente op de overheidsschuld, die pas richting 2030 naar 3 procent zou stijgen. Dat is een opsteker voor de regering, maar weet dat er de voorbije jaren een omgekeerd effect speelde. Door de relatief hoge inflatie in de periode 2021-2023 smolt van 112 procent van het bbp in 2020 naar 105 procent in 2023, ondanks vrij stevige begrotingstekorten. Was de overheid de grote winnaar, dan waren de grote verliezers de houders van overheidsobligaties die hun koopkracht sterk zagen dalen. Deze zware vermogensbelasting van tientallen miljarden euro’s kreeg weinig aandacht.

Kwetsbare begroting

Ook zonder sneeuwbaleffect is de begroting kwetsbaar. Aanhoudende begrotingstekorten van 5 procent en meer duwen de schuldgraad en rentelasten hoger. Er is dus een steeds hogere begrotingsinspanning nodig louter om de rentemalus te betalen. Voor geen enkele regering is het een prettig vooruitzicht om te moeten besparen en belasten om rentelasten te betalen die voor ruim 60 procent naar de buitenlandse houders van Belgische overheidsobligaties vloeien.

Zwakke overheidsfinanciën verhogen ook het risico dat de financiële markten met sneeuwballen naar België gooien. Een bruuske stijging van de risicopremie op Belgisch papier kan de kostprijs van de schuld laten oplopen. De Franse onmacht om de begroting onder controle te krijgen duwde de voorbije weken ook de Belgische rente wat hoger. Zonder begrotingsakkoord dreigt België in het vizier van de markten te komen, al kan België altijd de royale private spaarreserves in de strijd gooien. Met een netto-investeringspositie van 60 procent van het bbp is België een kredietverschaffer voor de rest van de wereld.

Lees ook: De balans: trucs met de begroting wreken zich altijd

De Belgische overheid kan niet alleen terugvallen op een relatief rijke private sector, het Federaal Agentschap van de Schuld heeft de overheid wat bescherming gekocht tegen het risico van stijgende rentevoeten. Het maakte van de lage rentevoeten gebruik om de gemiddelde looptijd van de schuld te verlengen tot ruim tien jaar. Nu de langetermijnrente opnieuw hoger niveau is, laat het Agentschap de looptijd niet verder oplopen en wordt meer gebruik gemaakt van goedkopere kortlopende schuldfinanciering.

Dankzij deze relatief lange gemiddelde looptijd van de bestaande schuld vertalen hogere rentevoeten op nieuwe leningen zich vrij langzaam in oplopende rentelasten. Toch kan de rentefactuur snel oplopen als de rente fors stijgt. Volgend jaar moet er bijna 30 miljard euro schuld geherfinancierd worden en moet er ongeveer 25 miljard euro geleend worden om het begrotingstekort te financieren. Stel dat de rentevoeten met 100 basispunten stijgen, dan dikt de rentefactuur met 3 miljard euro aan tegen 2029. Of hoe er bij rentevoeten van 4 procent en meer wél een rentesneeuwbal op de loer ligt.

Lees ook: De Belgische begrotingsput wordt alleen maar dieper, zelfs na het zomerakkoord

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise