Professor Herman Matthijs over de gemeenteraadsverkiezingen: ‘Lage belastingen waren geen garantie op succes’
Fiscale en budgettaire kwesties speelden nauwelijks een rol in de gemeenteraadsverkiezingen, constateert professor openbare financiën Herman Matthijs (UGent/VUB). “Men merkt niet of men in een dure of een goedkope gemeente woont”, zegt Matthijs in een gesprek met Trends.be.
De kiezers in steden of gemeenten met een hoge schuld, zoals Middelkerke, Blankenberge en Gent, hebben het bestuur niet afgestraft. Is het idee van de financieel verantwoordelijke burgervader niet meer van belang voor de kiezer?
HERMAN MATTHIJS. “De vergelijking gaat niet altijd op. Middelkerke heeft een heel andere financiële situatie dan bijvoorbeeld Gent. Middelkerke beschikt over een hoge autofinancieringsmarge, het genereert voldoende inkomsten om zijn schulden af te betalen. Gent daarentegen heeft veel minder financiële ruimte en moet daardoor scherper aan de wind zeilen. In Antwerpen bijvoorbeeld, een andere centrumstad, is de schuldenlast de jongste jaren sterk afgebouwd, terwijl steden zoals Mechelen en Oostende daar nog steeds mee worstelen. Antwerpen en Brugge zijn de enige grote steden met een schuld van minder dan 1.000 euro per inwoner. In Gent ligt dat bijvoorbeeld boven de 3.000 euro. De financiële marges verschillen dus sterk per stad.
“Maar wat mij opvalt, is dat kiezers niet lijken te stemmen op basis van de fiscale verschillen. Dat is al jaren het geval: belastingtarieven en budgettaire kwesties spelen geen doorslaggevende rol bij lokale verkiezingen.”
Liquiditeitsproblemen
De liquiditeitsratio is volgens bepaalde experts een belangrijke maatstaf voor de financiële gezondheid van lokale besturen. Die geeft aan in hoeverre de vlottende activa voldoende zijn om kortetermijnschulden af te dekken. Een ratio boven de 1 wijst op een buffer, waarmee kortetermijnschulden kunnen worden betaald. Een te hoge ratio, boven de 3, suggereert dat de gemeente mogelijk te voorzichtig is en meer zou kunnen investeren. Consultant BDO analyseerde de Vlaamse gemeentefinanciën en ontdekte dat 21 gemeenten een ratio onder 1 hebben, terwijl 94 besturen een ratio boven 3 hebben. Beveren, bijvoorbeeld, heeft ondanks een hoge schuldenlast een gezonde liquiditeitsratio van 2,19, mede dankzij de inkomsten uit de haven.
Lees verder onder link
Hoe groot is de impact van de liquiditeitsproblemen in bepaalde gemeenten, zoals Middelkerke en Blankenberge?
MATTHIJS. “Volgens mij zijn die liquiditeitsratio’s niet zo belangrijk voor gemeenten. Dat is een lokaal gegeven en heeft niets te maken met de boekhouding in de privésector. Daar zijn ratio’s zoals liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit relevant, maar in de publieke boekhouding vind ik dat minder doorslaggevend. Gemeentefinanciën volgen andere normen, en vaak is het financieringskader voor de publieke sector robuuster.
“Het kan echter nuttig zijn om te overwegen een maximumschuld per inwoner in te voeren. De Vlaamse regering heeft de afgelopen vijftien jaar nauwelijks toezicht gehouden op lokale besturen. Misschien moeten we daar wel over nadenken en een plan uitwerken.”
Lasten
Gemeentelijke belastingen worden geïnd naast de federale personenbelasting en financieren lokale diensten zoals scholen, wegen en veiligheid. Er zijn drie soorten: een aanvullende personenbelasting bepaald per gemeente, opcentiemen bovenop de grondbelasting die per gemeente verschillen, en diverse eigen belastingen, zoals voor leegstand of huisvuil, mits ze wettelijk zijn toegestaan.
Roeselare is met 8,5 procent aanvullende personenbelasting en 1140 opcentiemen fiscaal de duurste stad in Vlaanderen. Heeft dat een rol gespeeld in de verkiezingsuitslag?
MATTHIJS. "De burgemeester van Roeselare verloor één zetel, maar dat is nauwelijks een groot verlies te noemen. Antwerpen verlaagde onlangs de personenbelasting van 8 naar 7 procent. Je zou kunnen zeggen dat burgemeester Bart De Wever (N-VA) daarvoor enigszins beloond werd. Maar kijk ook naar de Gentse burgemeester Mathias De Clercq (Voor Gent): hij heeft enerzijds de personenbelasting iets verlaagd, maar tegelijkertijd de onroerende voorheffing aanzienlijk verhoogd. Dat lijkt niet echt een rol te hebben gespeeld."
'De afgelopen tien jaar heeft de Vlaamse overheid nauwelijks toezicht gehouden op gemeentelijke budgetten. Dat moet anders'
Herman Matthijs (UGent/VUB)
De goedkoopste stad, Beveren, heeft een tarief van 5 procent voor de aanvullende personenbelasting en 883 opcentiemen. Daarnaast hebben tien gemeenten - Willebroek, Sint-Katelijne-Waver, Puurs-Sint-Amands, Meise, Maasmechelen, Lokeren, Herselt, Deinze, Borgloon, Antwerpen en Aalter - dit jaar hun aanvullende personenbelasting verlaagd. Heeft dit invloed gehad op het verkiezingsresultaat?
MATTHIJS. "De Beverse meerderheid (een samenwerking tussen cd&v, Open Vld en onafhankelijken, nvdr.) heeft het relatief goed gedaan bij de verkiezingen, maar het is lastig te zeggen of dat puur door de lage belastingdruk komt. Beveren profiteert van de inkomsten van het industrieterrein Linkeroever, waardoor het een unieke situatie heeft. De gemeente beschikt over veel middelen en dat speelt zeker mee. Maar het blijft moeilijk om een direct verband te leggen tussen belastingtarieven en verkiezingsuitslagen. Lage belastingen waren nu geen garantie op succes bij verkiezingen.
"Ook bij die tien gemeenten zien we geen duidelijk verband. In sommige van die gemeenten verloor het bestuur zelfs de meerderheid. Dat fenomeen zien we al tientallen jaren: belastingverlagingen of -verhogingen maken weinig uit bij gemeenteraadsverkiezingen. Kiezers stemmen niet op basis van de belastingdruk, maar op basis van andere factoren."
Veiligheid
Heeft u een verklaring voor het feit dat fiscaliteit zo weinig invloed heeft?
MATTHIJS. "Veel kiezers hebben geen duidelijk beeld van de gemeentelijke personenbelasting, omdat die in de algemene belastingbrief zit. Mensen lezen vaak niet verder dan het eindbedrag en realiseren zich daardoor niet wat ze aan de gemeente betalen. Het is voor velen onduidelijk dat er grote verschillen kunnen zijn tussen de belastingdruk in verschillende gemeenten. Men merkt niet of men in een dure of een goedkope gemeente woont. Mensen zien alleen de aanslagbiljetten die ze rechtstreeks van de gemeente ontvangen, zoals de rioleringsbelasting of andere lokale heffingen. Dat zijn belastingen die men daadwerkelijk als gemeentebelasting herkent, net als de tweedeverblijfsbelasting, die typisch is voor kustgemeenten."
Wat waren volgens u de belangrijkste factoren voor kiezers bij gemeenteraadsverkiezingen?
MATTHIJS. "Kiezers lijken zich vooral bezig te houden met praktische zaken zoals veiligheid, netheid en openbaar vervoer. Een burgemeester die goed zorgt voor propere straten, een degelijke brandweer en een efficiënte politie, heeft vaak een betere kans om herverkozen te worden. Die zichtbare, praktische resultaten zijn van groter belang dan de abstracte financiële en budgettaire kwesties waar wij nu over spreken."
Toezicht
Is een uniforme gemeentelijke belasting een goed idee?
MATTHIJS. "Dat zou eerlijker zijn, maar het is politiek gevoelig. Gemeenten hebben nu veel vrijheid in hun belastingbeleid, en een uniforme belasting zou die autonomie inperken. Gemeenten kunnen immers zelf beslissen hoeveel ze aan onroerende voorheffing en personenbelasting heffen. Dat zorgt voor een diversiteit die we in Vlaanderen gewend zijn, maar die het lastig maakt om directe vergelijkingen te maken. Vooral de opcentiemen op de onroerende voorheffing verschillen sterk, aangezien het kadastraal inkomen per gemeente varieert. Dat is moeilijk te standaardiseren."
Verwacht u dat de Vlaamse regering in de nabije toekomst meer toezicht zal houden op de lokale financiën?
MATTHIJS. "Dat is een kwestie van Europese verplichtingen. Europa wil duidelijke afspraken over wie welke inspanningen levert. Vlaanderen zal een plan moeten voorleggen over zijn publieke financiën, en daar zullen de lokale besturen ook een rol in spelen. Als Vlaanderen zich aan de Europese richtlijnen wil houden, zullen ook de steden en gemeenten hun bijdrage moeten leveren.
"De afgelopen tien jaar heeft de Vlaamse overheid nauwelijks toezicht gehouden op de gemeentelijke budgetten. Dat moet anders. Meer controle en een splitsing tussen een gewone en een buitengewone begroting zou al helpen om de financiële situatie in beeld te krijgen. Zo zou duidelijker worden welke uitgaven naar dagelijkse kosten gaan, zoals personeelskosten, en welke naar investeringen. Er moet duidelijk worden vastgelegd wat precies onder investeringen valt, zoals het aanleggen van industrieterreinen, rioleringen, wegen en het aanschaffen van informatica. Al het overige valt dan onder de gewone begroting. Als we dat onderscheid maken, kunnen we ook percentages vastleggen over hoeveel gemeenten minimaal aan investeringen moeten besteden. Nu doet de ene dit en de andere dat, zonder enige duidelijkheid.
"Er moeten ook duidelijke afspraken zijn over investeringen met een rendementsmarge. Bijvoorbeeld: van de totale uitgaven zou minstens 20 procent in de investeringsbegroting geplaatst moeten worden."
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier