Professor Andrew J. Scott: ‘De pensioenleeftijd optrekken volstaat niet’
Uit een enquête bij 10.000 Belgen over langer en gelukkig leven blijkt vooral dat we weinig zin hebben in noodzakelijke veranderingen. Volgens de Britse econoom Andrew J. Scott zal de pensioenleeftijd optrekken nochtans niet volstaan om de gevolgen van de vergrijzing aan te pakken.
Andrew J. Scott is deze week de keynote speaker tijdens Connect Live, een evenement dat de levensverzekeraar NN jaarlijks organiseert. Noodgedwongen verloopt dat dit jaar virtueel. In de aanloop van het webinar sprak Trends met de Britse professor.
Scott is in de eerste plaats macro-econoom, maar heeft ook een doctoraat in de Filosofie. Hij doceert aan de London Business School en is gastdocent in Harvard. Doorgaans gaat zijn onderzoek over fiscaal beleid en financiële markten, maar vanuit een persoonlijke fascinatie voor demografie schreef hij in 2016 de bestseller ‘The 100 year life’ over de toenemende levensverwachting. Vorig jaar volgde dan The new long life. Dat we langer leven is volgens Scott een game changer waar we ons niet altijd genoeg bewust van zijn.
Kort samengevat blijkt uit een enquête bij 10.000 Belgen dat we niet alleen de sociale zekerheid moeten heruitvinden, maar ook onze manier van werken en leven moeten veranderen. Is dat ook uw boodschap?
ANDREW J SCOTT. “We begrijpen de vergrijzing verkeerd. We zien over het hoofd dat we niet allemaal op dezelfde manier verouderen. De toegenomen levensverwachting is een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de twintigste eeuw. Traditioneel delen we een mensenleven op in drie fases: opleiding, werk en pensioen. Door de toenemende levensverwachting worden die fases opgerokken. En dat kun je niet blijven doen. Een loopbaan van 60 jaar is niet zo vanzelfsprekend. Het alternatief is een leven met meerdere fases, wat ik in mijn boek een multistage life noem. Een van de cruciale vragen is waar de jobs vandaan moeten komen in een wereld waar bovenop die stijgende levensverwachting een technologische revolutie aan de gang is. Beide tendensen versterken elkaar.
“Maar als we over toenemende levensverwachting spreken, kijken we meestal naar de laatste fase, terwijl het volgens mij over heel ons leven moet gaan. De invloed van een langer leven heeft ook impact op onze relaties, onze opleiding en onze carrière. Daarom ben ik overtuigd dat het schema met drie levensfases dat tijdens de industriële revolutie ingang vond, op de schop moet. Uiteraard voltrekt zo’n maatschappelijke evolutie zich niet van vandaag op morgen. Maar juist daarom moeten we nu het debat over waar we naartoe willen al wel starten. De winst in levensverwachting en de technologische sprongen zullen net als tijdens de industriële revolutie ook nu dramatische sociale wijzigingen teweegbrengen.”
En daarbij nemen onvermijdelijk de individuele verantwoordelijkheid en ongelijkheid toe?
SCOTT. “Het is moeilijk om niet tot de conclusie te komen dat we meer individuele verantwoordelijkheid moeten nemen. Langer leven betekent dat we meer moeten nadenken over onze toekomstige zelf. We zijn niet weerloos. Mensen kunnen nieuwe vaardigheden leren zodat ze om kunnen gaan met een langetermijnperspectief in het leven. Maar het legt de regie over de meerdere fases in ons leven wel meer bij onszelf.
“Wat betreft ongelijkheid zijn er zaken waar het debat dringend over moet worden gevoerd. De bestaande systemen van sociale zekerheid verzekeren eerder iemands baan, dan het individu. We moeten er eigenlijk voor zorgen dat het onderwijs en pensioen meer het individu volgen. Nu gaat ons welvaartssysteem er eigenlijk vanuit dat als je geen werk hebt, je arm bent. Dat klopt niet meer. Er zijn heel wat jobs waarbij mensen werken maar niet echt een goed loon ontvangen. Je moet daar rekening mee houden.
“In heel wat landen bevoordeelt het belastingsysteem ook het kapitaal. Dat zet bedrijven ertoe aan werknemers te ontslaan en ze te vervangen door machines. Met de komst van artificiële intelligentie (AI) kan dat dramatische proporties aannemen. Ik denk niet dat het onmogelijk is om een fair systeem uit te bouwen. Tijdens de industriële revolutie duurde het ook een tijd eer de maatschappij wist wat de juiste reactie was. We moeten bedrijven ertoe aanzetten technologie te gebruiken om hun personeel productiever te maken, niet om het te vervangen. “
Wat is het nut van langer leven, als de levensvoorwaarden verslechteren?
SCOTT. “Mijn punt is dat we daar zelf mee voor verantwoordelijk zijn. Tijdens de industriële revolutie hebben fabriekseigenaars met nieuwe technologie hun winsten vergroot ten koste van de werknemers. Het antwoord was dat zij zich georganiseerd hebben in vakbonden die daartegen protesteerden. De overheid ging werkvoorwaarden opleggen, kinderarbeid werd verboden, er kwamen weekends en de werkweek werd korter. Het gevolg is dat de maatschappij zich opnieuw begon in te richten en iedereen de vruchten van de revolutie kon proeven.
“Met langer leven is het net hetzelfde. Mensen moeten reageren op de impact van de toenemende levensverwachting en technologische revoluties. Individueel, maar ook in een collectief debat. We kunnen ons zorgen maken over de dingen die verkeerd gaan, maar we kunnen ons ook afvragen met welke social engineering we de nieuwe kansen benutten. Ik hoop dat covid-19 dat debat aanzwengelt.”
U ziet langer leven als een kans?
SCOTT. “Zeker wel. In België had een kind geboren in 1900 ongeveer 39 procent kans om 65 te worden. Vandaag is dat 89 procent. Dat is bijzonder, maar op de een of andere manier zien mensen ouderdom als iets negatiefs. Terwijl extra tijd bijzonder goed nieuws is voor elke leeftijd.
“We leven langer, maar we zijn ook langer gezond. De complicatie is dat ook het aantal jaren aan het einde langer wordt. We focussen te veel op dat laatste, terwijl de extra tijd in het midden veel belangrijker is. Het probleem is dat we geprogrammeerd lijken om die extra tijd aan het einde van ons leven te plannen, terwijl de grootste winst ligt in het verlengen van de middelbare leeftijd. Iemand van 90 in slechte gezondheid heeft minder aan extra jaren, dan iemand van 50 die nog volop van het leven geniet. De kunst is het aantal kwetsbare jaren aan het einde verkleinen, terwijl je het aantal vitale jaren maximaliseert.”
Alleen zitten in de woon-zorgcentra steeds meer ouderen met dementie?
SCOTT. “Klopt, maar het goede nieuws is wel dat op elke leeftijd – jong of oud – de kans op het ontwikkelen van dementie verkleint. We worden beter ouder. Wie vandaag 70 is, heeft minder kans op dementie. Dat lijkt niet zo omdat we allemaal langer leven en dus mijn eventuele kans op dementie gestegen lijkt. Ik wil niet ontkennen dat alzheimer een probleem is, maar uiteindelijk krijgt slechts een op de zes ouderen last van dementie.
“Ik pleit zeker niet voor het verlengen van het leven in steeds slechtere kwaliteit, maar dat hoeft ook niet. We weten dat ouder worden te managen valt. Het beste voorbeeld is dat in Groot-Brittannië rijken gemiddeld vijftien jaar langer leven dan wie arm is. Waarom zouden we dat accepteren? We kunnen daar ook wat aan proberen te doen. Laat ons daarop focussen.
“Traditioneel zijn er twee manieren om naar ouderdom te kijken. Zoals Cicero die het geweldig vond om oud te zijn omdat je wijs bent en niet langer enkel door driften wordt aangestuurd. Of zoals Simone de Beauvoir die oud als een rotperiode zag waarin je kwetsbaar en ziekelijk bent terwijl iedereen je negeert. Maar er groeit een derde visie die vertrekt van het idee dat we kunnen beïnvloeden hoe we ouder worden. Daar zijn grenzen aan, maar het is een feit dat we door ons dieet, met voldoende sporten, door gezelschap en door ons brein te trainen … de kwaliteit van het ouder worden kunnen verbeteren. Dat is geen ontkenning van de eindigheid van het leven, maar wel een besef dat er belangrijke winst te boeken is. Wist je trouwens dat mensen aan het einde van hun leven vaak veel gelukkiger zijn dan veertigers en vijftigers? Mensen in de middelbare leeftijd zijn nog te bang van oud worden.”
Nochtans is sinds 1968 de jeugdcultuur dominant. In het ideële leven uit reclamespots is iedereen altijd jong en vitaal.
SCOTT. “De verheerlijking van jeugdigheid speelt een rol. Daarom ook die slogans zoals 70 is het nieuwe 60. Ik hou daar niet van. Want als je 70 bent heb je allicht wel nog meer jaren voor je dan de vorige generatie, maar je hebt er wel al evenveel achter je liggen. Die cultus van jeugdigheid is wel aan het keren. De groep jongeren die in 1968 begon de maatschappij te domineren, is intussen ouder geworden. Er is een soort cohorte-effect. Ze zijn nu 70-plussers en eisen om niet als afgeschreven oudjes behandeld te worden.
“Maar volgens mij ligt er ook een enorme economische opportuniteit in de stijgende levensverwachting. En die ligt niet enkel in de zilveren economie van de ouderenzorg. Dat is belangrijk, maar ik heb het liever over de evergreen economy. Daar liggen de kansen voor een groeiende groep die jonger wil blijven. Dat zijn de vijftigers en zestigers die trainen, voedingssupplementen nemen en een levensstijl kiezen met het oog op langer gezond blijven. Dat is een grote markt.”
Meer fases in een leven wil ook zeggen meerdere carrières. Hoe ga je daar mee om?
SCOTT. “Het gaat eigenlijk om de herverdeling van tijd. In de twintigste eeuw nam onze vrije tijd toe en kozen we ervoor om die vooral na ons 65ste te leggen. Er ontstond een vrijetijdseconomie. Nu stijgt de pensioenleeftijd, maar dat betekent ook dat we meer vrije tijd moeten voorzien voor die pensioenleeftijd. De vraag is wanneer we die vrije tijd willen gebruiken? Een weekend van drie dagen, een sabbatical of zoals een van mijn drie kinderen deed, een reis vlak na het afstuderen.
“Tijd is waar het ultiem over moet gaan in het leven. Hoe haal ik het meeste uit mijn tijd. Het einde van een leven kan best hard en onaangenaam zijn, maar dat betekent nog niet dat je voordien geen dingen meer kunt doen om dat leven te verbeteren en die levensfase te verlengen.”
Het beleidsantwoord op die toenemende levensverwachting is er een van hogere belastingen en lagere pensioenen. Is er een alternatief?
SCOTT. “Een overheid doet wat de maatschappij aangeeft. Na de industriële revolutie wilden de mensen weekends, en die kregen ze. We wilden een pensioen en dat is er gekomen. Individueel doen we al veel. We krijgen later kinderen, we trouwen later, we werken langer. Ook de overheid sleutelt aan de parameters van het leven in drie fases door de pensioenleeftijd te verschuiven. Dat is een deel van het verhaal, maar het is niet genoeg.
“Het is noodzakelijk te focussen op 50-plussers die de arbeidsmarkt verlaten. Die doen dat meestal niet uit vrije wil. Vergeet dat je mensen na hun 67ste kan laten werken, als je ze niet aan het werk kunt houden na hun vijftigste. Bovendien is de chronologische leeftijd nog geen biologische leeftijd. Mensen verouderen verschillend. Daar is nog geen pensioensysteem op voorzien. In die zin is het optrekken van de pensioenleeftijd geen afdoende antwoord op de toegenomen levensverwachting.”
U citeert Walter Seidel in uw boek. Volgens hem zijn revoluties en oorlogen de enige manier om ongelijkheid te verkleinen. Komt covid-19 ook in aanmerking?
SCOTT. “Ik ben optimistischer dan Seidel. Maar covid-19 is wel interessant vanuit economisch standpunt. Het heeft een aantal zaken verduidelijkt. Zo toont het bijvoorbeeld dat je in een verouderende maatschappij alleen een gezonde economie kunt hebben als je bevolking gezond is. En dat is zeker de kern van de vergrijzing: we moeten maken dat we zo goed mogelijk oud worden. En op de een of andere manier zijn de meeste beleidsmakers daar niet genoeg mee bezig.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier