Piet Chielens (In Flanders Fields Museum): ‘Op 11 november valt er niets te vieren’
Tussen 2014 en 2018 kwamen 3 miljoen toeristen naar de Westhoek. De helft bezocht het In Flanders Fields Museum in Ieper. Coördinator Piet Chielens blikt tevreden terug, maar tegelijk maakt hij zich zorgen over de toekomst van zijn museum. Het is te groot voor de kleine stad waarin het ligt.
De belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog is enorm, maar niet nieuw. “Al sinds begin jaren negentig laat de derde generatie – de kleinkinderen van de veteranen – zich inspireren door de verhalen van haar opa’s”, zegt Piet Chielens, de coördinator van het In Flanders Fields Museum in Ieper, dat is gewijd aan de Eerste Wereldoorlog in de West-Vlaamse frontstreek. “In die periode onderging de toeristische dienst van de provincie West-Vlaanderen een professionalisering. De belangstelling voor de oorlog groeide, zonder museum of een andere permanente werking. In die optiek opende het In Flanders Fields Museum de deuren in 1998. Het was meteen een groot succes. Al blijven we het kleine broertje. Niet in belang en niet in aantal bezoekers, maar wel als het gaat over de wetenschappelijke ondersteuning. Hier werken slechts vijf wetenschappelijk medewerkers. Samen hebben we de voorbije vier jaar zeventien tentoonstellingen gemaakt. Ik denk dat ze mij vaak verwenst hebben” ( bulderlach).
Ieper wordt het allergrootste slachtoffer van de brexit
Bent u tevreden over de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog?
PIET CHIELENS.“Het cijfer 3 miljoen bezoekers is uitgesproken. Als ik onze cijfers optel, komen wij dicht in de buurt van de helft. Daarmee was het museum dé grote ingangspoort tot het hele gebeuren. Dat betekent dat we heel ruim gaan en een breed publiek bedienen, en dat we tegelijk heel individueel werken. Veel van onze bezoekers komen met een eenvoudige vraag: wat is er met mijn opa gebeurd? Of: welk verhaal schuilt achter de naam op het oorlogsmonument in mijn dorp? Dat geldt voor bezoekers uit de hele wereld, al hebben we één denkfout gemaakt: de belangstelling ging ruimer dan de inwoners van de landen die bij de oorlog betrokken waren. We hebben onderschat dat er mensen van over de hele wereld komen.
“Onze uitdaging is de volgende generaties te blijven aanspreken en de relevantie van die oorlog te blijven bewijzen. Voor de Westhoek, voor ons land en eigenlijk voor de hele wereld. Dat doen we voor een stuk met onze nieuwe tijdelijke tentoonstelling To End All Wars? Het kan niet zijn dat je zegt: het is 11 november, we gaan iets vieren. Er valt niets te vieren. Integendeel: er is in die oorlog zo veel gebeurd dat het payback time was. Dat overheerste alles. Er was geen langetermijnvisie. We weten ondertussen waartoe dat heeft geleid. Joegoslavië, het Midden-Oosten, Syrië: de Eerste Wereldoorlog geeft heel wat antwoorden, ook aan onze tijd.”
Is dat een typisch Vlaamse manier om de oorlog te herdenken?
CHIELENS.“Frankrijk en Groot-Brittannië waren de grootste koloniale rijken van de wereld. Dat is allemaal weggelekt. Dat leidde tot een vorm van nostalgie, waardoor je daar een traditie van militaristische herdenkingen krijgt. In Vlaanderen, en zeker in de Westhoek, zit je met een enorm lijden. Deze rurale streek heeft ontzettend afgezien. De economische gevolgen waren voelbaar tot in de jaren tachtig. Pas toen hebben we hier het nationale welvaartsgemiddelde bereikt.
“Onze collectie is gebouwd op participatie. We krijgen stukken van gewone mensen en we schenken die terug aan gewone mensen. De Vlaamse overheid heeft daar de voorbije jaren zeer terecht ingezet op immaterieel erfgoed, en wij waren daarin een van de leiders. Jammer genoeg neemt de overheid dat niet mee in de waardering van onze collectie. Er hangt hier geen Rubens aan de muur en dus heb je geen internationale collectie. Pardon? Dit was een echte wereldoorlog. En daarom werken wij zo inclusief mogelijk.”
Uw dotatie van de Vlaamse overheid voor de periode 2019-2023 is daarom gestegen van 465.489 tot 640.000 euro per jaar. U bent een tevreden man?
CHIELENS.“Dat lijkt een enorm bedrag, maar het dekt amper 18 procent van onze werkingsmiddelen. Ook van onze inrichtende macht, de stad Ieper, krijgen we een percentage, maar er blijft 60 procent over die we zelf moeten verdienen. Precies omdat we groot zijn geworden op het succes. We zijn klein begonnen en hebben dat succes telkens weer in de wetenschappelijke werking geïnvesteerd, hoe bescheiden ook.
“Uiteraard zijn we blij dat we gehonoreerd worden. De administratie hanteerde daarvoor objectieve normen: de mensen van A- en B-niveau die bij je werken. Maar dat heeft een pervers gevolg. Als wij niet meer aan die 60 procent eigen middelen raken – bijvoorbeeld omdat na de eeuwherdenking de interesse voor de Eerste Wereldoorlog afneemt – en we mensen moeten laten gaan, dan zakt onze dotatie. Daarmee hypothekeer je onze werking. Wij zijn niet alleen het geheugen van wat hier tijdens de Eerste Wereldoorlog is gebeurd, maar ook de drijvende kracht achter wat in academische kringen leeft. Wij voeden hen. Die wisselwerking valt stil als wij er niet meer in investeren. Aan twee kanten krijg je dan een spiraal naar beneden.
“Dit is vooral een politiek vraagstuk. Normaal vangt de inrichtende macht het verschil op tussen de dotatie en de eigen middelen. Neem het Museum M in Leuven. In verhouding tot het aantal inwoners is de subsidie van die stad even groot als die van de stad Ieper. Met dat verschil dat Leuven drie keer meer inwoners telt. In die redenering kan een kleine stad, niet eens een centrumstad, nooit een groot museum hebben. Maar als je een museum over de Eerste Wereldoorlog niet in Ieper vestigt, waar moet je het dan vestigen? Boeken toe, toch? Dit museum kan alleen in deze stad bestaan. Ieper blijft de hoofdstad van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog.”
Hoe wilt u uit die catch 22 raken?
CHIELENS.“Zonder extra investeringen heeft de minste daling van de belangstelling desastreuze gevolgen. We kunnen nog wel even door, we hebben een kleine reserve, maar op middellange termijn haal je de dynamiek weg. Op lange termijn pleit ik voor een participatie vanuit Vlaanderen. Rechtstreeks als inrichtende macht, naast de stad. Zo’n co-eigenaarschap zou een nieuw model zijn. Ieper is de eigenaar van onze gebouwen, vandaar dat je het museum niet compleet kunt overhevelen naar Vlaanderen, zoals bijvoorbeeld het geval is met de collectie van de Dossin-kazerne in Mechelen.”
Zonder extra investeringen heeft de minste daling van de belangstelling desastreuze gevolgen
Hoe reageren de beleidsmakers?
CHIELENS.“Wereldwijd zijn musea belangrijke trekpleisters voor citymarketing en korte vakanties. De vraag is: vindt Vlaanderen het belangrijk dat hier een groot museum bestaat over de Eerste Wereldoorlog? En in hoeverre is het lokale beleid bereid daarin mee te stappen? In Mechelen viel op een bepaald ogenblik het lokale en het nationale beleid samen in de figuur van Bart Somers. Toen is de Dossin-kazerne er gekomen. Van alle mogelijke sites is er één uitgekozen om hét centrum van de Tweede Wereldoorlog te worden. Dat pleidooi houd ik ook. Geef een buitenlokaal niveau aan het In Flanders Fields Museum. Een grote stad is er niet in de Westhoek. De provincie misschien, maar haar culturele poot is afschaft, jammer genoeg. Vandaar dat ik naar het volgende echelon kijk.
“In de vorige legislatuur heeft Vlaams minister van Toerisme Geert Bourgeois (N-VA) vijf strategische projecten over de Eerste Wereldoorlog uitgekozen: Ieper (In Flanders Fields Museum), Zonnebeke (Tyne Cot), Nieuwpoort (Ganzepoot), Diksmuide (IJzertoren) en Poperinge (Lijssenthoek). We waren de voorbije jaren alle vijf goed bezig en hoewel we elk een eigen dynamiek hebben opgebouwd, zou je daar op lange termijn een directeur boven kunnen zetten. Vermoedelijk vallen de uithoeken na de eeuwherdenking wat uit, terwijl Ieper de eerste ingangspoort blijft. Waarom zou je het In Flanders Fields Museum dan niet uitkiezen voor een grote coördinerende rol, ook voor de andere sites? Maar dan moet je daar ook extra middelen en mensen tegenover zetten. Dat kan zeker niet met de kleine ploeg die we hebben.”
Is er ook ruimte voor de inbreng van privépartners?
CHIELENS.“Dat denk ik wel. In de toekomst krijgen we misschien een structureel tekort van 200.000 of 300.000 euro per jaar. Dat lijkt me geen onoverbrugbare som voor een groot bedrijf. Maar dan kom je weer bij de kleine schaal van de stad en haar hinterland. Buiten Picanol kan ik hier niet naar veel bedrijven stappen en zeggen ‘help ons’. Ook daarin moeten we bescheidener zijn.”
Op niet zo lange termijn komt ook de brexit eraan. Bent u er gerust op?
CHIELENS.“Het is duidelijk dat België, Vlaanderen en West-Vlaanderen tot de grootste economische slachtoffers van de brexit horen, en de stad Ieper wordt het allergrootste slachtoffer. Van onze bezoekers komt 38 procent uit Groot-Brittannië, in de stad misschien nog iets meer. Neem hier 40 procent van de besteding weg en je krijgt een economisch drama.
“De horeca is in deze stad ontzettend belangrijk. Volgens de recentste cijfers zijn acht op de tien bezoekers verblijfstoeristen. Twintig jaar geleden was dat maar één op de drie. Welke bron van inkomsten en werkgelegenheid is dat niet? Ieper bokst boven zijn stand, ook dankzij het oorlogstoerisme. Als de Britten een aloude techniek toepassen en de lamentabele toestand van hun economie opvangen met de wisselkoersen, dan weet je dat het voor veel gewone mensen onmogelijk wordt naar het buitenland op reis te gaan.
“Wij zijn er al jaren van overtuigd dat je moet diversifiëren. Je redt het niet met een Last Post en een museum. Vandaar dat we het oorlogsverleden koppelen aan fietsen en wandelen. Dat hier nog een klein beetje groene ruimte is overgebleven, is een fantastische combinatie. Het verhaal van de oorlog blijft ook het best afleesbaar in zo’n open, groene ruimte.”
U bent 62. Staat en valt het museum met Piet Chielens?
CHIELENS.“Het zou heel dom zijn te beweren dat dit het werk van één man is. Dit is van ons en heeft niets met mij te maken. Het heeft er wel mee te maken dat ik een jongen van de streek ben, maar ik ken er hier tien die gepassioneerd zijn door iets wat deze streek vele malen overstijgt. Dit is wereldgeschiedenis waarvan wij de getuigen zijn en de sporen kunnen lezen. Die sporen lezen en de getuigenissen capteren kunnen anderen ook, en wellicht zelfs beter en eloquenter dan ik.”
U bent econoom van opleiding. Een goede basis?
CHIELENS.“Zeker. Het helpt om een instelling zoals In Flanders Fields Museum te positioneren en er een langetermijnvisie voor uit te zetten. Dit is een culturele instelling, maar ook een cultureel bedrijf. Bovendien heb ik zuivere economie gestudeerd. Dat geeft je een breed maatschappijbeeld. Dat geldt ook voor zaken zoals oorlog. John Maynard Keynes zat in een van de vele subcommissies van de vredesconferentie en was een van de eersten die zei ‘dit gaat verkeerd aflopen’, vanuit zijn economische theorie. En hij heeft overschot van gelijk gekregen. Keynes stelde al in 1919 een soort marshallplan voor. Hij vond dat de Duitse economie weer moest draaien, dat we de Oost-Europese landen niet aan hun lot mochten overlaten. Zijn economische inzicht was loepzuiver.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier