‘Op een sociaal kerkhof bouw je geen economie’
Ann Gaublomme, de directeur van Verso, strijdt voor het economische aanzien van de social-profitsector. “Ons aandeel in de economie wordt belangrijker. Alleen schijnen veel te weinig mensen dat te beseffen.”
Volgens het Planbureau zal een op de drie banen die er de komende jaren bij komen, een baan in de social-profitsector zijn. Ann Gaublomme, de directeur van de intersectorale beroepsfederatie Verso, vindt dan ook dat de Vlaamse regering de zachte sectoren meer dan ooit moet appreciëren. “Het wordt tijd dat wij als een volwaardige sociaal-economische partner erkend worden”, zegt ze. “Er is nog veel te veel onwetendheid over onze rol in de economie. Het is mijn missie dat te veranderen.”
U verliet het kabinet van minister Jo Vandeurzen (CD&V) en leidt nu een beroepsvereniging. Voorheen was u directrice in de gehandicaptenzorg. Mist u het werk op het terrein?
ANN GAUBLOMME. “Soms. Als je de leiding hebt over een voorziening in de gehandicaptenzorg, zijn de resultaten van je beslissingen meteen zichtbaar. Ik had in mijn onderneming elke dag contact met de 340 volwassenen en kinderen met een beperking. Dat werkt motiverend. Maar het beleidsmatige heeft ook een grote aantrekkingskracht. Je kunt structureel meedenken en je hebt het gevoel dat je voor meer mensen een verschil kunt maken.”
Verso is als werkgeversorganisatie minder bekend dan Voka of Unizo. Nochtans werkt 17 procent van alle werknemers in de social profit. U wilt het imago van de sector veranderen. Is dat het afgelopen jaar gelukt?
GAUBLOMME. “Dat zou ik aan u moeten vragen (lacht). We werken er in elk geval aan. De social profit is veel te lang stiefmoederlijk behandeld. De focus lag te veel op de dienstverlening: kinderen, senioren en gehandicapten begeleiden. De economische impact werd over het hoofd gezien. De afgelopen maanden hebben we de maatschappelijke en de economische relevantie meer in de verf gezet. Ik wil weg uit het verdomhoekje. Het is tijd een positie te claimen als een economische speler die tussen de overheid en de bedrijfswereld staat, de derde weg. Ik ben er trouwens van overtuigd dat de overheid kansen mist als ze geen geïntegreerde visie op sociaaleconomisch beleid hanteert.”
Wie economische welvaart wil creëren, moet meer dan ooit inzetten op sociale cohesie
Hoezo?
GAUBLOMME. “Als je experts over de economie van de toekomst hoort praten, dan komt een aantal dingen steeds terug. Zo is iedereen het erover eens dat de toekomst digitaal en hoogtechnologisch zal zijn. Als er al discussie is, dan gaat ze over wie er voordelen uit zal puren en wie niet. Ook het thema van de duurzame economie komt altijd terug. Op ecologisch gebied moeten bedrijven meer verantwoordelijkheid opnemen. Maar er is een derde element in de toekomstige economie, dat je niet zo vaak terugvindt in beleidsteksten. De toekomst zal ook sociaal inclusief zijn.
“Een aantal problemen in de samenleving – zoals de integratie van vluchtelingen, de vergrijzing, maar ook het hoge aantal burn-outs en zelfmoorden – kun je zien als symptomen van een ziek sociaal klimaat. De gevolgen blijven bovendien niet beperkt tot minderheidsgroepen en sociaal lagere klassen. Als je ze niet aanpakt, dan brokkelt de maatschappelijke cohesie af. En die is belangrijk, want op een sociaal kerkhof kun je geen economie bouwen.
“Ik ben er met andere woorden van overtuigd dat wie economische welvaart wil creëren, meer dan ooit moet inzetten op sociale cohesie. In een rijke samenleving als Vlaanderen zijn mensen bereid steeds meer te betalen voor wat immaterieel goed is. Dat is zo omdat het materiële al zo breed beschikbaar is. Daarom zie ik sociale ondernemingen evengoed als onderdeel van de economie van de toekomst als de hoogtechnologische sectoren.”
Een businessmodel dat steunt op maatschappelijk rendement in plaats van op winst, is daar plaats voor in een globaliserende wereld?
GAUBLOMME. “Ik vind sociale verankering een belangrijk thema. Economie is een middel om ervoor te zorgen dat mensen het goed hebben. We moeten oppassen dat we niet evolueren naar een economie ten koste van de mensen. Sociale ondernemingen hebben een businessmodel met een sterke lokale verankering: hun leveranciers, vrijwilligers en klanten zijn meestal mensen uit de buurt. Het model is bovendien heel transparant door zijn financiële en bestuurlijke structuur. Wij keren geen winsten uit, tenzij beperkt, in de vorm van coöperaties. Daardoor hebben we in de social profit nooit een conflict rond wie we moeten dienen: de klant of de aandeelhouder. Dat model van ondernemen positioneert zich perfect tussen de overheid en commerciële spelers, en het is uitermate geschikt voor het invullen van maatschappelijke behoeften.”
Dat klinkt als een geloofsbelijdenis. Maar er zijn ook mensen die de zachte sector als tweederangseconomie beschouwen.
GAUBLOMME. “Ik kan geen enkel criterium bedenken waarom wij slechts in de tweede divisie zouden spelen.”
Dat de meeste instellingen niet kunnen overleven zonder subsidies, bijvoorbeeld?
GAUBLOMME. “In de social-profitsectoren komt 57 procent van de inkomsten van de overheid. Dat is minder dan de meeste mensen denken. Het is niet omdat we overheidssteun ontvangen, dat wij geen economische speler zijn. Bovendien zijn onze subsidies geen gift aan de instelling, maar een vergoeding voor de dienstverlening die we aan de maatschappij leveren. Wie van subsidies toch een criterium wil maken, moet beseffen dat ook heel wat profitbedrijven overheidssteun ontvangen. Sinds 2005 zijn de subsidies voor profitbedrijven zelfs sneller gestegen.
“Subsidies bepalen niet of een onderneming al dan niet tot de economie behoort. Ik denk zelfs dat de subsidies aan social-profitbedrijven in tijden van schaarste de betere investeringen zijn. Dan ben je tenminste zeker dat je centen naar lokale tewerkstelling gaat. Het aantal banen dat verloren gaat in sociale sector is drie keer lager dan in de andere sectoren. Investeren in sociale ondernemingen leidt tot extra banen.
“Voor alle duidelijkheid: ik heb niets tegen subsidies voor bedrijven. Investeren in innovatie is zinvol, maar vaak gaan tegelijk banen verloren aan de achterdeur. Kijk naar doelgroepkorting voor oudere werknemers. ING besliste doodleuk bij een reorganisatie de 50-plussers alsnog thuis te laten.”
Winst leidt tot efficiëntie. Waarom zou je dat niet nastreven?
GAUBLOMME. “Winstbejag leidt ook tot conflicten. Als je commerciële spelers loslaat op maatschappelijk doelen, ontstaat op een bepaald moment een conflict tussen het belang van de aandeelhouder en het maatschappelijk doel. Je kunt geen twee heren dienen. Een commerciële speler zal ooit andere keuzes maken dan een sociale onderneming. En dan is het gevolg onvermijdelijk dat een bepaalde groep uit de boot dreigt te vallen wegens niet langer rendabel.”
Dat is dan toch veeleer een kwestie van onderfinanciering en te lage personeelsnormen?
GAUBLOMME. “In sommige sectoren, zoals de ouderenzorg, zijn de personeelsnormen inderdaad een probleem. Die zijn historisch gegroeid, maar de tijden zijn veranderd. Iemand van vijfenzestig komt niet meer in een rusthuis wonen, die komt daar pas naartoe als hij in de tachtig is en dementeert. De problemen zijn zwaarder, maar de historische normen gelden nog steeds. Heel wat sociale ondernemingen hebben eigen middelen gebruikt om extra personeel in te zetten. Gemiddeld gaat dat om 17 tot 23 procent extra personeel ten opzichte van de norm. In commerciële organisaties zie je dat nauwelijks, maar uiteraard voldoen ze wel degelijk aan alle normen.
“Er wordt weleens gesuggereerd dat commerciële partners de zorg goedkoper maken. Het eerste voorbeeld daarvan moet ik nog zien. In meerdere social-profitsectoren zijn commerciële ondernemingen actief. Ze krijgen dezelfde subsidies, dus voor de belastingbetaler is de factuur even hoog. Als er winst wordt gemaakt, dan moet die komen van de klant of van lagere kosten in de voorziening. Ik heb er overigens geen probleem mee wanneer er een prijsverschil is in de woon- en leefkosten. Alleen zouden de zorgkosten voor iedereen dezelfde moeten zijn. Want die zorg wordt gesubsidieerd en daarop zou niemand winst mogen maken. Nauwgezet toezien dat daar geen euro verspild wordt aan winst, lijkt me een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst.
Economie is een middel om ervoor te zorgen dat mensen het goed hebben. We moeten oppassen dat we niet evolueren naar een economie ten koste van de mensen
“Nu wordt in een voorziening nauwelijks een onderscheid gemaakt tussen inkomsten van de overheid, uit giften en via de betaling door klanten. Alle spelers op de markt zouden verplicht transparantie moeten geven over hun in- en uitgaven. Al besef ik dat dat niet altijd vanzelfsprekend is. De kosten voor een zorgkundige zijn duidelijk zorgkosten. Een kok is wellicht geen zorgpersoneel, maar een diëtiste die het menu samenstelt voor mensen met slikproblemen misschien wel. Er is zeker een grijze zone, maar het is voor cliënten beter dat we bepalen wat onder zorg valt, dan zoals vandaag de inkomsten van de zorg, de overheid en de klant door elkaar te laten lopen.”
In de gehandicaptenzorg is er nu de persoonsvolgende financiering. De beweging is dus ingezet?
GAUBLOMME. “Dat klopt en het bewijst helemaal mijn punt dat een sociale onderneming een volwaardige onderneming is. Wat was de aanleiding van die persoonsvolgende financiering? Volgens het VN-verdrag willen we mensen met een handicap gelijke rechten geven. Vroeger was in de gehandicaptenzorg een betuttelende benadering gebruikelijk. De persoonsvolgende financiering was nooit een doel, wel een techniek om mensen hefbomen aan te reiken om aansluiting bij de maatschappij mogelijk te maken. Het doel is dus inclusie.
“Voor heel wat mensen met een handicap, bijvoorbeeld wie een fysieke handicap heeft of in een rolstoel zit, is dat uiteraard interessant. Voor de directeurs in de gehandicaptenzorg komt er een uitdaging bij: de marktcomponent is belangrijker geworden. Ze moeten er meer rekening mee houden dat ze voldoende klanten moeten kunnen lokken. Dat effect is niet te onderschatten in een sociale onderneming. Management in een sociale onderneming is zowaar complexer dan in een klassieke onderneming: je moet dezelfde ondernemingsrisico’s verzoenen met het behalen van een sociaal doel. Onder andere de impact op het personeelsbeleid is aanzienlijk.”
Bio
· 48 jaar
· 1988-1993: master psychologie (KULeuven)
· 1993-1994: dagcentrum ‘t Vlot
· 1994-1997: beleidsmedewerker Werkgroep Thuisverzorgers vzw
· 1997-1999: Vlaamse Gemeenschapscommissie, projectmedewerker Gezondheid
· 1999-2007: provinciebestuur Vlaams-Brabant, diensthoofd Welzijn&Gezondheid
· 2007-2014: algemeen directeur Centrum Ganspoel vzw
· 2014-2016: kabinet Vlaams minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
· 2016-nu: directeur Verso
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier
Verso
-
Maatschappelijke zetel:
Brussel
-
Sector:
Bedrijfsorganisaties en werkgeversorganisaties
-
Toegevoegde waarde:
1872206