De NAVO wil dat lidstaten 5 procent van hun bbp uitgeven aan veiligheid. Die nieuwe norm zou 3,5 procent voor klassieke defensie beslaan én 1,5 procent reserveren voor bredere veiligheidsinvesteringen. Kunnen kernenergie en offshore wind zo straks op de defensiebegroting belanden?
Op de NAVO-top van 24 en 25 juni in Den Haag zal een historische koerswijziging worden bevestigd: de lidstaten van de militaire alliantie trekken hun defensie-inspanningen op naar 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Onder druk van de Amerikaanse president Donald Trump kwam een compromis tot stand: 3,5 procent voor militaire uitgaven en 1,5 procent voor bredere veiligheidsinvesteringen zoals energie, infrastructuur en cyberverdediging.
Spanje wou een uitzonderingspositie bedingen, maar België zei zich er niet tegen te verzetten. De belangrijkste vernieuwing zit in de component van 1,5 procent. Die opent de deur naar investeringen in civiel-militaire infrastructuur, energievoorziening en onderlinge verbondenheid van ‘strategische assets’. Dat biedt kansen voor sectoren die tot nu toe aan de zijlijn bleven van defensiebudgetten. Maar welke investeringen komen straks daadwerkelijk in aanmerking? En hoever durven bedrijven van ons land daarin mee te denken? Trends.be sprak met de sectororganisaties Belgian Nuclear Forum en De Blauwe Cluster en de adviesorganisatie KPMG.
1. Zijn Belgische kerncentrales straks wapens in NAVO-verband?
De NAVO-norm van 5 procent van het bbp, waarvan 1,5 procent voor bredere veiligheid, komt niet uit de lucht vallen. Ze past in het groeiende besef dat moderne conflicten hybride zijn: cyberaanvallen, sabotage, afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen of de ondermijning van kritieke infrastructuur kunnen net zo verwoestend zijn als raketten. Energiezekerheid is met andere woorden een militaire aangelegenheid geworden. Maar geldt dat ook formeel?
Volgens Niels Vanacker, de woordvoerder van het Belgian Nuclear Forum, is het nog te vroeg om met zekerheid te zeggen welke investeringen exact in aanmerking zullen komen. “De ministers van Defensie werken momenteel aan voorstellen voor standaardisering van deze bredere categorie en richtlijnen om te voorkomen dat landen civiele investeringen kunstmatig als ‘defensiegerelateerd’ opvoeren.”
Toch is het signaal duidelijk. In landen als Polen en de Baltische staten zijn kernenergieprojecten al expliciet ingebed in de nationale veiligheidsstrategie. Ook in Nederland wordt versterking van de energie-infrastructuur erkend als een deel van een bredere veiligheidslogica.
België zit met de verlenging van Doel 4 en Tihange 3 alvast niet slecht. Die twee centrales nemen samen 15 tot 20 procent van de Belgische elektriciteitsproductie voor hun rekening. Het Forum benadrukt het belang daarvan: “Dankzij de verlenging van hun levensduur kan België blijven rekenen op een stabiele en koolstofarme stroomvoorziening, zonder daarbij extra afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen of geïmporteerde elektriciteit. Daarmee leveren die centrales een directe en belangrijke bijdrage aan de nationale en strategische energieonafhankelijkheid, wat vooral van cruciaal belang is in het licht van toenemende geopolitieke spanningen.”
2. Mag je 34 miljard euro aan SMR-investeringen opvoeren als veiligheidsuitgaven?
Naast de verlenging van bestaande reactoren, kijkt de Belgische overheid ook naar de bouw van nieuwe nucleaire capaciteit. Het federale regeerakkoord voorziet 4 gigawatt aan nieuwe kernenergie, deels via klassieke centrales, deels via kleine modulaire reactoren (SMR’s). Volgens KPMG zou dat een investering van 32 tot 34 miljard euro vergen, verspreid over een periode van tien tot twaalf jaar.
“Wanneer men die elementen in rekening brengt, en men ervan uitgaat dat de ontwikkelings- en bouwfase van zulke projecten ongeveer tien tot twaalf jaar in beslag neemt, zouden de jaarlijkse investeringen kunnen oplopen tot 2 à 4 miljard euro, afhankelijk van de manier waarop de projecten gefaseerd worden uitgerold”, zegt Magali Vercammen van KPMG.
Dat is geen peulenschil. Maar in het licht van de NAVO-norm is het relevant te weten dat de component van 1,5 procent voor België neerkomt op ongeveer 9 à 10 miljard euro per jaar. Met andere woorden: als nucleaire investeringen als veiligheidsuitgaven worden erkend, kunnen ze een fors deel van dat budget opslorpen.
Of dat realistisch is, hangt af van de interpretatie. Vercammen ziet alvast ruimte: “Bepaalde componenten van SMR-investeringen – zoals fysieke en cyberbeveiliging, netkoppeling met kritieke infrastructuur, militaire back-upcapaciteit of onderzoek en ontwikkeling met defensieve toepassingen – kunnen plausibel worden aangemerkt als bijdragen aan de NAVO-norm van 1,5 procent van het bbp.”
Maar het blijft delicaat: “Of ook de volledige kapitaalinvestering van civiele productie-eenheden in dat kader kan worden opgenomen, is een interessant denkspoor en dient verder te worden onderzocht.”
‘Onder water ontbreekt vrijwel alles: er is amper monitoring van kabels, pijpleidingen en dataverbindingen. Als een elektriciteitskabel of gaspijpleiding wordt gesaboteerd, kan het maanden duren voor herstelling mogelijk is’
3. Hoe strategisch is uranium? En wat doet Europa eraan?
Een energiesysteem is slechts zo robuust als de bevoorradingsketens die het ondersteunen. Voor kernenergie is dat onder andere de brandstofcyclus: de invoer, de verrijking, de herverwerking en de opslag van uranium.
Volgens Niels Vanacker (Belgian Nuclear Forum) is dat een blinde vlek in de Europese strategie die nu wordt ingevuld: “Investeringen in de verschillende fases van de splijtstofcyclus zijn essentieel om de onafhankelijkheid van Rusland te verzekeren. Kerncentrales dragen rechtstreeks bij aan structurele energieonafhankelijkheid doordat ze voorspelbaar elektriciteit produceren met brandstof (uranium) die voor jaren veilig kan worden opgeslagen, waarvoor een jarenlange voorraad kan worden opgebouwd. Op die manier is het niet onderhevig aan plotse geopolitieke spanningen en dagelijkse importrisico’s, zoals bij gas of olie.”
Er zijn al concrete voorbeelden van publiek-private samenwerking met een strategisch karakter. Zo kreeg het Franse Orano dit jaar EU-steun voor de uitbreiding van zijn verrijkingscapaciteit. De Europese Investeringsbank (EIB) deed eerder ook investeringen in Urenco-faciliteiten in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. En in Frankrijk is kernenergie expliciet verankerd in het investeringsplan France 2030, als hoeksteen van de strategische autonomie.
4. Kunnen offshore windparken en onderwaterkabels een veiligheidsinvestering zijn?
Niet enkel kernenergie hoopt een graantje mee te pikken van de bredere NAVO-norm. Ook maritieme infrastructuur komt in beeld. Volgens Piet Opstaele, de CEO van De Blauwe Cluster, een netwerkorganisatie van de blauwe economie, behelst offshore veiligheid veel meer dan louter kustverdediging.
“We werken momenteel aan een studie voor het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie over de bescherming van kritieke maritieme infrastructuur. Die infrastructuur omvat drie domeinen: energie (windparken, elektriciteitskabels, pijpleidingen), communicatie (datakabels) en havens.”
Het zwakke punt? Wat zich onder het wateroppervlak afspeelt. “Onder water ontbreekt vrijwel alles: er is amper monitoring van kabels, pijpleidingen en dataverbindingen. Als een elektriciteitskabel of gaspijpleiding wordt gesaboteerd, kan het maanden duren voor herstelling mogelijk is. Wereldwijd zijn er maar vijf staalbedrijven die zulke operaties aankunnen.”
Er is dus werk aan de winkel, en dat kost geld. Naar schatting is er jaarlijks 100 miljoen euro nodig voor kortetermijninvesteringen om de Belgische kritieke maritieme infrastructuur afdoende te beschermen. Dit bedrag vertegenwoordigt de geschatte “security value”. Maar Opstaele is duidelijk: “Om het hele netwerk van energie-infrastructuur, communicatie en havens afdoende te beveiligen, moet dat stijgen naar 500 miljoen euro of meer. Voor nieuwe infrastructuur, zoals windparken, liggen de extra beveiligingskosten op gemiddeld 8 tot 10 procent van de investeringen van bedrijven.”
5. Is de energiesector bereid zich als strategisch te positioneren?
De NAVO-norm van 1,5 procent biedt dus kansen voor sectoren die zich strategisch durven te profileren. Maar wie mee wil spelen, moet zich organiseren.
Volgens Opstaele is er in de blauwe economie zeker bereidheid: “In De Blauwe Cluster zijn momenteel veertig bedrijven actief rond deze thema’s. We geloven sterk in de dual use-strategie: technologieën die civiel worden ontwikkeld, maar ook inzetbaar zijn in defensie. De toegang tot defensieopdrachten is niet vanzelfsprekend, maar we bouwen kennis en projecten uit om op termijn ook op Europese en NAVO-markten actief te zijn.”
KPMG sluit zich daarbij aan: “Het is van strategisch belang de beleidsontwikkelingen en ervaringen van andere NAVO-lidstaten, zoals Frankrijk, Nederland, de Verenigde Staten, de Baltische staten en Polen, nauwgezet te monitoren”, zegt Magali Vercammen. “Hun interpretaties en implementaties van de 1,5 procentnorm kunnen belangrijke inzichten bieden.”
De consensus is dat een gecombineerde aanpak het meest succesvol is. Voor belangrijke en gevoelige investeringen blijven overheidsmiddelen en staatsfondsen leidend. Tegelijkertijd kan op andere gebieden een samenwerking met privébedrijven voordelen bieden, onder de voorwaarde dat de overheid de regie behoudt.
De NAVO-lidstaten hebben op zondag 20 juni een voorlopig akkoord gesloten om hun defensie-uitgaven aanzienlijk te verhogen, met als richtsnoer 5 procent van het bbp tegen 2035. Om Spanje aan boord te krijgen, werd de formulering bewust vaag gehouden: het gaat niet om een bindende verplichting. Spaans premier Sánchez maakte meteen duidelijk dat zijn land niet meer zal investeren dan eerder gepland. De compromisformule laat ruimte voor nationale interpretatie en moet interne tegenstand temperen.