Hans Brockmans
‘Minimumbelasting multinationals blijft politieke fictie’
Het is maar de vraag hoe het OESO-akkoord fiscaaltechnisch vertaald zal worden, zegt Trends-redacteur Hans Brockmans
Vorige week schaarden 136 landen zich achter het OESO-voorstel over een wereldwijde vennootschapsbelasting vanaf 2023. Groepen met meer dan 20 miljard euro omzet zien hun operationele winst boven 10 procent afgeroomd. Een kwart van die winst wordt belast in de landen van consumptie (pijler 1). Multinationals met meer dan 750 miljoen euro omzet betalen een minimumbelasting van 15 procent op hun wereldwijde winst. Gunstregimes in belastingparadijzen worden fiscaal gecompenseerd in hun thuisbasis (pijler 2).
De regering-Trump was tegen het voorstel, omdat het de Amerikaanse techgiganten zou raken. President Joe Biden veranderde het geweer van schouder. Pijler 2 past in zijn plan om buitenlandse fiscale incentives voor onderzoek en ontwikkeling van Amerikaanse bedrijven buiten de Verenigde Staten verzwakken. De repatriëring van wereldwijde winsten van Amerikaanse multinationals door de minimumtaks kan de Verenigde Staten in tien jaar 500 miljard dollar opbrengen. Bovendien subsidieert de regering-Biden lokaal onderzoek.
Minimumbelasting multinationals blijft politieke fictie.
De Belgische vestigingen van Johnson & Johnson, Pfizer en andere Amerikaanse farmabedrijven genieten nu fiscale incentives voor royalty’s, onderzoek en ontwikkeling. De bestaansreden van de Belgische stek verdwijnt, als ze daarvoor op hun hoofdkwartier afgestraft worden met een minimumbelasting.
Het is wel de vraag hoe het OESO-akkoord fiscaaltechnisch vertaald wordt. De lidstaten kunnen de tweede pijler uithollen. Amerikaanse politici willen de eerste pijler verzwakken, omdat die vooral Amerikaanse ondernemingen treft. Het akkoord van vorige week wordt gepresenteerd als een verhaal met een happy end in 2023. Door de vele cliffhangers blijft het evenwel politieke fictie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier