Britt Buseyne
‘Massaproducenten bedienen kapitaalkrachtige klanten’
Duurzaamheid is een interactie tussen deelaspecten. Aspecten zoals de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties bijvoorbeeld. In een keynote van Stijn Ronsse leerde ik dat de interactie tussen die doelstellingen ook kan worden berekend en in beeld gebracht. De CEO van Capture toonde aan dat je de SDG’s niet alleen kunt organiseren in rijen en kolommen, maar ook in een spinnenweb. De draden worden bepaald door het aantal subtargets dat SDG’s met elkaar gemeenschappelijk hebben.
Verdere analyse van de verhoudingen levert opvallende resultaten op. Zo zijn de SDG’s verbonden aan ‘de ongelijkheid verminderen’ en ‘verantwoorde consumptie en productie’ het nauwst met andere doelstellingen verbonden. Bovendien zijn beide ook vaak de brug tussen twee andere SDG’s. De doelstellingen verbonden met klimaatverandering, hernieuwbare energie en pollutie zijn het minst met andere doelstellingen verbonden.
Die netwerkbenadering heeft belangrijke implicaties. Terwijl klimaat en pollutie bijna dagelijks worden besproken, belanden ze bij een netwerkanalyse op de achtergrond. Het omgekeerde geldt voor ongelijkheid en verantwoorde productie en consumptie. Ingrepen op de meest besproken thema’s oefenen weinig systemische invloed uit. Acties op het gebied van ongelijkheid en verantwoorde productie en consumptie hebben evenwel effecten op de hele uitdaging die verduurzaming is. Het publieke debat over duurzaamheid is dus een slechte weerspiegeling van de realiteit.
Het bestrijden van de ongelijkheid zou onze hoogste prioriteit moeten zijn. Daarentegen dwingt de dominante visie op verduurzaming dat thema systematisch in de verdomhoek. Zo hoorde ik onlangs dat het onmogelijk zou zijn iedereen te bereiken met duurzame mode en dat fastfashionketens als H&M en Primark broodnodig zijn om mensen met minder middelen van kleren te voorzien. Die bewering is niet alleen feitelijk onjuist is, maar ook volstrekt immoreel.
Massaproducenten bestaan bij de gratie van kapitaalkrachtige consumenten. Primark en H&M halen hun omzet niet van de mensen die hun kleding maar net kunnen betalen en die dragen tot ze tot op de draad versleten zijn, maar van mensen die er elke week komen shoppen. Hun bestaansrecht verantwoorden met het argument van inclusiviteit veegt de sociale uitbuiting aan de andere kant van de keten onder de mat. T-shirts van enkele euro’s uit massaproductie dienen helemaal niet om mode toegankelijk te maken. Ze dienen om een wegwerpcultuur en bijbehorende inkomstenstroom mogelijk te maken, met alle sociale gevolgen van dien.
Minder kapitaalkrachtige consumenten hebben we geen lessen in duurzaam gebruik te leren.
Net zomin bestaat verantwoorde productie bij de gratie van de klant. Natuurlijk is het makkelijker duurzame producten met een meerprijs te verkopen aan zogenaamd bewuste consumenten met voldoende koopkracht. Maar ‘betere’ producten zijn niet de enige vorm van verantwoorde productie en consumptie. Die doelstelling vereist ook – en misschien zelfs vooral – nieuwe verdienmodellen. Met name tweedehands-, reparatie-, en dienstencircuits, die vaak betaalbaarder en toegankelijker zijn dan de ‘duurzame’ producten in een verkoopcircuit.
Minder kapitaalkrachtigen vinden al hun weg in die circuits. Zij gaan veelal uit noodzaak duurzaam om met hun spullen. Hun hebben we geen lessen in duurzaam gebruik te leren, en we hoeven hun de traagheid van de verduurzaming niet te verwijten. Ironisch genoeg komt die rol misschien vooral de bewuste, kapitaalkrachtige consument toe. Om werkelijk duurzaam te zijn, moet die de koopbare belofte van een duurzaam product inruilen voor ander gedrag, dat zijn minder kapitaalkrachtige medemens al decennialang stelt.
De auteur is lector, podcastmaker en schrijver over duurzaam ondernemen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier