Lieven Boeve (topman Katholiek Onderwijs): ‘Het is onduidelijk of de nieuwe eindtermen wel minimumdoelen zijn’
In een nieuw boek richt Lieven Boeve, de directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, zijn blik op het onderwijs in Vlaanderen. ‘Ik wil met het boek afstand nemen van het al te gemakkelijke gepolariseer. Terwijl er ruimte is voor verschillende visies naast elkaar.
‘Ik ben nu vijf jaar bezig en ben gevraagd nog eens vijf jaar voort te doen. Daarom is het tijd om een stand van zaken op te maken’, verantwoordt Lieven Boeve, de directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, zijn nieuwe boek, Het evangelie volgens Lieven Boeve. De uitdagingen zijn talrijk: de toenemende diversiteit, het dreigende lerarentekort, de gecontesteerde hervorming van het secundair onderwijs, en er is de ideologische discussie over de tanende kwaliteit van ons onderwijs. “Ik zie te veel polariserende discussies, terwijl er ruimte is voor verschillende visies naast elkaar. Dat wilde ik in de eerste plaats verduidelijken. Wie denkt met één enkele maatregel het hele onderwijs in de juiste plooi te leggen, ziet het plaatje gewoon verkeerd. Ik wil met het boek afstand nemen van het al te gemakkelijke gepolariseer en een uitnodiging formuleren om na te denken over waar we samen voor staan.’
Is dat een kritiek op de hervormingsdrang in het onderwijs?
LIEVEN BOEVE. “Er is in bepaalde dossiers in elk geval een vervaging van middelen en doelen. Het doel is misschien eerbaar, maar er wordt te vaak slechts op één middel gefocust om dat te bereiken. Neem de kwaliteit van het onderwijs. Iedereen wil die kwaliteit verhogen, maar daarom zijn centrale examens nog niet alleenzaligmakend. Onder bepaalde voorwaarden is samen examens organiseren zeker nuttig. We doen dat trouwens ook met onze gestandaardiseerde toetsen voor het basisonderwijs. Maar dat betekent nog niet dat het een goed idee is centrale examens vanuit de overheid te organiseren. Per definitie gaat het dan om een soort laagste gemene deler, waar iedereen zich na verloop van tijd op gaat richten. Dat is niet bevorderlijk voor de kwaliteit.”
Niemand houdt een school toch tegen om beter te doen?
BOEVE. “Dat is waar. Maar onderzoek toont aan dat als je op leerlingenniveau centrale examens opzet, het onderwijs zich daarnaar gaat zetten. Willen we als samenleving die prijs betalen? Want het onderwijs doet veel meer dan een aantal meetbare resultaten nastreven. Het gaat om jongeren opleiden. Als wij praten over gestandaardiseerde toetsen, vertrekken wij vanuit het brede geheel van wat wij met leerlingen willen doen. De basis daarvoor zijn onze leerplannen en niet de minimumvoorwaarden of de eindtermen die de overheid oplegt. Dat is toch wel een verschil. Wij zien het nut van gestandaardiseerde toetsen als instrument voor de kwaliteitsontwikkeling van scholen in, maar voor het evalueren van individuele leerlingen is dat instrument niet bedoeld.”
De kwaliteitsverschillen tussen scholen vergroten de roep om toelatingsproeven in het hoger onderwijs. Centrale examens zijn dan misschien toch niet zo’n slecht idee?
BOEVE. “Als het secundair onderwijs doet wat het moet doen in richtingen die goed worden gepositioneerd, zijn die toelatingsproeven niet nodig. Momenteel hebben we te veel richtingen die te weinig doen wat ze moeten doen, omdat de finaliteit niet altijd duidelijk is gedefinieerd.
“Er zijn al een aantal andere kwaliteitsmechanismen in ons onderwijs ingebouwd. Zo hebben we hebben de inspectie. Die gaat naar scholen en kijkt hoe scholen aan hun kwaliteit werken. Voor ons is het belangrijk dat het eigenaarschap van de kwaliteit resoluut in de school blijft. De overheid kan controleren of een school dat goed doet, maar ze moet niet zelf bepalen hoe een school die kwaliteit moet garanderen. Dat is logisch in een landschap waar vrijheid van onderwijs geldt en waar verschillende onderwijsverstrekkers vanuit een eigen pedagogisch beleid en een eigen visie werken aan kwaliteit.”
Op 1 september gaan nieuwe eindtermen in de eerste graad van het secundair onderwijs van start. U bent een koele minnaar van de nieuwe leerdoelstellingen.
BOEVE. “We zijn geen koele minnaar van eindtermen op zich. Dat een overheid minimumdoelen oplegt, vinden wij ook logisch. Alleen is het bij de recente eindtermen niet altijd meer duidelijk of het wel minimumdoelen zijn. Men wilde ambitieuze eindtermen, terwijl de definitie blijft dat het een minimumdoel is, met andere woorden: dat de meeste leerlingen het moeten kunnen behalen. Wat is het gevolg? We zien dat op 16 sleutelcompetenties de lat hoog wordt gelegd. Een week telt 32 uur. Scholen hebben dus nauwelijks voldoende onderwijstijd om iedereen die competenties fatsoenlijk aan te leren.
“Op dit moment weten we niet of iedereen de eindtermen wel zal halen. Daarom denken we dat we, als we de modernisering goed willen uitrollen, in het begin voldoende moeten aftoetsen of de eindtermen wel goed zitten. Ze gaan van start op 1 september, maar je moet ze en cours de route mogelijk bijstellen.”
Zijn de eindtermen dan het verkeerde antwoord op het inperken van ongekwalificeerde uitval?
BOEVE. “Nee, ze zijn een deel van de oplossing. De boodschap van het boek is niet dat de eindtermen te ambitieus zijn, wel dat als we over modernisering nadenken, we moeten zorgen dat we de oorspronkelijke ambitie van de modernisering overeind houden. Dat is: iedere leerling op het juiste moment naar de juiste plaats oriënteren. In die zin is een pleidooi voor excellentie te interpreteren als een poging om elke leerling op zijn ambitieniveau uit te dagen.”
Een van de concepten die u naar voren schuift, is de katholieke dialoogschool. Daar is plaats voor diversiteit, maar wat is het onderscheid met het klassieke pluralisme?
BOEVE. “Centraal staat dat we over onze eigen identiteit leren via een dialoog met de ander. Absoluut pluralisme bestaat niet. Men vertrekt altijd vanuit een eigen overtuiging. De katholieke dialoogschool is een vanuit de katholieke traditie gedragen pluralisme, zoals Patrick Loobuyck en de mensen die de introductie van een levensbeschouwelijk vak LEF (levensbeschouwing, ethiek en filosofie, nvdr) beogen, staan voor een visie van pluralisme die vanuit een veeleer secularistische overtuiging wordt gedragen. Wij zijn geen tegenstanders, we willen allebei een samenleving waar je leert vanuit de verschillen. Maar je kunt het katholieke onderwijs moeilijk kwalijk nemen dat we dat doen vanuit een christelijk perspectief. Dat is trouwens perfect compatibel met de pluraliteit van de hele schoolbevolking. In Vlaanderen is dat misschien nieuw, maar in het katholiek onderwijs in India is dat altijd zo geweest. Het punt is niet wie ergens op school zit, maar wel vanuit welke visie iets wordt benaderd.”
Kan een moslima de godsdienstles geven in een katholieke dialoogschool?
BOEVE. “Dat zal moeilijk zijn, omdat wij er natuurlijk van uitgaan dat de godsdienstleraar ook vanuit de traditie zelf moet kunnen spreken. Die moet dus een christen zijn. Het godsdienstonderwijs wordt ook vanuit de kerk zelf georganiseerd. De regel is dat je gedoopt moet zijn. Je moet tot de club behoren om namens de club te kunnen spreken. Maar natuurlijk kan een moslimleraar in de interlevensbeschouwelijke dialoog wel een impact hebben op die dialoog. Ik geef in mijn boek het voorbeeld over Maria Lichtmis. Een rooms-katholieke onderwijzeres kan perfect samen met een moslima duidelijk maken wat die hoogdag in beider culturele tradities betekent, om te eindigen met een gezamenlijk pannenkoekenfestijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier