Lap, de economie herneemt
De conjunctuur trekt verrassend snel aan, terwijl de centrale banken stiekem op een vertraging rekenden om de inflatie te beteugelen. Het uitblijven van een zachte landing verhoogt het risico op een te krap geldbeleid en op een harde landing later dit jaar of in 2024.
Maakt de westerse economie een zachte landing, een harde landing of geen landing? De economendiscussie kantelt naar het scenario van geen landing. Dat betekent dat de economie, toch op korte termijn, nog geen hinder ondervindt van het strakkere geldbeleid van de centrale banken. Meer nog, de jongste conjunctuurindicatoren suggereren dat de economie opnieuw aantrekt en dat het recessiegevaar wegebt, voorlopig toch.
Harde landing in 2024
Maar of dit scenario – geen landing – ook het meest wenselijke is op langere termijn? Ook in de economie kan je zelden van twee walletjes eten. Een afnemende inflatie en een aantrekkende economie sporen niet met elkaar. De centrale bankiers hebben meermaals herhaald dat de inflatie pas getemd kan worden met een vertraging van de economie. “Een lagere inflatie vraagt wellicht een langere periode van tragere groei en een zwakkere arbeidsmarkt”, zei Jerome Powell, voorzitter van de Amerikaanse centrale bank (Fed), op 1 februari.
Hoe sterker dus de economie, hoe lastiger het is de inflatie terug in de tandpastatube te krijgen. En hoe hardnekkiger de inflatie, hoe langer de centrale bankiers de voet op het rempedaal moeten houden. “De beleidsrente moet lang genoeg restrictief blijven om terug te keren naar een inflatie van 2 procent. Twijfel niet aan ons. We tonen vastberadenheid en zullen onze job doen”, zei voorzitter Christine Lagarde na de beleidsvergadering van de Europese Centrale Bank eerder deze maand. Hier komt de kat op de koord. Het remmende effect van een krapper geldbeleid laat zich met heel wat vertraging voelen in de economie. Reken op vlot 18 tot 24 maanden. De kans bestaat dus dat de centrale banken zodanig hard op de rem moeten staan, dat de economie volgend jaar alsnog een vrij harde landing maakt.
Deze conjunctuurcyclus is uniek
Geen scenario is al in steen gebeiteld. De onzekerheid is zelfs nooit groter geweest. “Dit is geen gewone conjunctuurcyclus, waarbij je kan kijken wat er er gebeurde toen er een pandemie uitbrak, de economie dicht ging en het Congres en de Fed deden wat ze deden. Deze situatie is uniek. De uitbraak van inflatie was te wijten aan een botsing van een zeer sterke vraag en grote aanbodbeperkingen, iets wat we de vorige businesscycli niet gezien hebben”, zei Jerome Powell. “Mijn basisscenario is nog altijd dat de inflatie kan terugkeren naar 2 procent zonder een significante conjunctuurinzinking of een sterke stijging van de werkloosheid.”
De kans bestaat dat de centrale banken zodanig hard op de rem moeten staan, dat de economie volgend jaar alsnog een vrij harde landing maakt.
Een zachte landing leek de voorbije kwartalen effectief in de maak, maar het vliegtuig lijkt de neus nu opnieuw op te trekken. De samengestelde indicator die het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren meet, opgetekend door S&P Global, steeg in de G4 (de VS, de eurozone, Japan en het Verenigd Koninkrijk) in februari voor de tweede maand op rij tot boven de 50, wat op economische expansie wijst. Vooral de dienstensector trekt aan, daarbij geholpen door het relatief milde winterweer. In de industrie zit de klad er nog in, maar neemt de vertraging af. De enquêtes van S&P Global leren dat bedrijven de volgende maanden een hogere productie verwachten en zich opmaken voor betere tijden.
Poetinbelasting neemt af
Vooral in het eurogebied is het economische nieuws verrassend goed de jongste weken. De bedrijvigheid zit op het hoogste peil in negenmaanden, met dank aan een stijgende vraag, de herstelde aanvoerketens en een aantrekkend vertrouwen. De Europese economie geniet daarbij van een omgekeerde energieschok. De explosie van de aardgasprijs plaatste vorig jaar de centrale banken in een lastig parket, omdat duurdere energie de inflatie voedt en de economie afremt. Nu staat de wereld op zijn kop. Aardgas is nog altijd tot drie keer zo duur in vergelijking met de goede oude tijd, maar is vandaag maar half zo duur als in dezelfde periode vorig jaar. De Poetinbelasting op de economie neemt dus af. Dat is goed voor de economie en het koelt de inflatie af. Wat kunnen centrale bankiers zich meer wensen?
Een omgekeerde energieschok is echter onvoldoende om de inflatie onder controle te krijgen. Centrale bankiers kijken vooral naar de kerninflatie, die inflatie geen rekening houdt met de volatiele energie- en voedingsprijzen, en naar de diensteninflatie, die een stuk hardnekkiger is omdat ze gedreven wordt door de krapte op de arbeidsmarkt en de stijgende lonen. “In de diensteninflatie zien we nog geen desinflatieproces. Ons beleid is nog niet voldoende restrictief”, zei Jerome Powell op 1 februari. Ook in het eurogebied kampeert de kerninflatie nog rond 5 procent, aangedreven door loonstijgingen met 4 tot 5 procent. “Beleggers onderschatten het risico op een hardnekkig hoge inflatie”, zei ECB-directeur Isabel Schnabel eerder deze week.
Recessie doet werk van centrale bankiers niet
De centrale bankiers hebben dus nog werk op de plank om de prijsstabiliteit te herstellen. Ze kunnen daarbij niet rekenen op een milde recessie om een deel van het werk te doen. Dat verplicht hen om het geldbeleid verder te verkrappen en beleidsrentes verder te verhogen, met als risico dat ze de vijs te hard aandraaien, omdat het afkoelende effect van dit beleid zich met grote vertraging laat voelen. Om dit risico te beperken is de Fed overgeschakeld naar renteverhogingen van 25 basispunten in plaats van 50 basispunten. Op die manier wordt er iets meer tijd gekocht om de effecten van het krappere geldbeleid te kunnen inschatten. Het recessiegevaar is de jongste weken van tafel geveegd, maar uitstel is daarom geen afstel zolang de kerninflatie niet bedwongen is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier