Koen Pelleriaux (topman Vlaams gemeenschapsonderwijs): ‘Het statuut van jonge leerkrachten is te rigide’
Koen Pelleriaux, de topman van het Vlaams gemeenschapsonderwijs GO!, lanceerde deze zomer opmerkelijke voorstellen om het lerarentekort en de tanende kwaliteit van het onderwijs aan te pakken. Dat botst op kritiek bij de bonden. “Ik heb me verkeerd uitgedrukt”, reageerde Pelleriaux. Aan Trends legt hij uit wat hij dan wél bedoelt.
Koen Pelleriaux was de afgelopen weken opvallend aanwezig in het nieuws. Als een van de meest invloedrijke figuren in het Vlaamse onderwijs en oud-kabinetschef van de ministers van Onderwijs Frank Vandenbroucke en Pascal Smet, lanceerde de GO!-topman aan het einde van de zomervakantie voorstellen om de crisis in het onderwijs aan te pakken. Zo wil hij het secundair onderwijs wat meer op de leest van het hoger onderwijs schoeien, en pleit hij voor veel meer ambitieuze zij-instromers om het lerarentekort op te lossen. De vakbonden reageerden afwijzend. Pelleriaux nuanceert zijn uitspraken: hij dicht leerkrachten geen gebrek aan ambitie toe. “Ik heb me verkeerd uitgedrukt”, stelt hij. “Maar er moet wel iets gebeuren om het lerarentekort op te vangen. We kunnen niet blijven kinderen in de studie steken als er geen leerkracht beschikbaar is.”
Ondanks initiatieven om iets aan het lerarentekort te doen, is de situatie de jongste jaren alleen maar verergerd. Hoe komt dat?
KOEN PELLERIAUX. “Laat ons eerlijk zijn, niet alleen het onderwijs schreeuwt om personeel. De maatregelen om de pensioneringsgolf in het onderwijs op te vangen en meer leraars naar het beroep te lokken, hebben weinig geholpen, omdat na de pandemie de economie sterk aantrok. Als we straks in een recessie belanden, wordt het lerarentekort vanzelf minder nijpend. Niet dat ik op een recessie zit te wachten, we moeten structurele maatregelen nemen voor het lerarenberoep.”
Een ervan is zij-instromers in knelpuntvakken meer dan de nu voorziene acht jaar anciënniteit te laten meenemen, oppert u.
PELLERIAUX. “Het onderwijs moet concurreren met andere sectoren, waar je alle anciënniteit kunt meenemen als je van baan wisselt. Heel wat mensen willen aan het einde van hun beroepscarrière graag naar het onderwijs overstappen, omdat ze het gevoel hebben daar maatschappelijk iets zinvols te kunnen doen. Zo iemand amper tien jaar anciënniteit bieden, is gewoon problematisch. Zo schrik je een interessante doelgroep om het lerarentekort aan te pakken af. Wij hebben altijd gepleit voor minstens twintig jaar.”
Ook als die mensen pedagogisch weinig ervaring hebben?
PELLERIAUX. “Ze brengen andere ervaring mee, die ook zinvol is en vergoed moet worden.”
Wat houdt de Vlaamse regering tegen?
PELLERIAUX. “De hogere loonkosten. Op dat punt vind ik de regering een beetje hypocriet. Als er geen leraar aangeworven wordt, wordt er ook geen loon uitbetaald. Eigenlijk is het lerarentekort dus een besparing op de onderwijsbegroting. Over alle netten van het Vlaams onderwijs zijn er ongeveer tienduizend voltijdse leerkrachten te kort. Dat is een half miljard euro aan loonkosten. Ook de beperking van anciënniteit moet je zien als het beperken van de uitgaven.”
Volgens de OESO betalen we ook veel leerkrachten die niet voor de klas staan. Misschien moeten die gewoon weer lesgeven?
PELLERIAUX. “Ik heb dat altijd een vals argument gevonden. Mensen met een lerarenstatuut bij de inspectie of bij de pedagogische begeleidingsdiensten weer naar de klas sturen, lost het lerarentekort niet op. Die groep is gewoon te klein. Voor het gemeenschapsonderwijs wordt de pedagogische begeleidingsdienst bijvoorbeeld met 150 mensen gerund. Op een totaal van 34.000 leerkrachten. Je kunt dat moeilijk een groot middenkader noemen.”
Als het middenkader al klein is, waarom pleitte u de jongste weken dan voor schaalvergroting?
PELLERIAUX. “Dat ging over de grootte van klassen. Die zijn hier relatief klein. Ik pleit trouwens niet voor schaalvergroting. Wat ik daarover heb gezegd, wordt niet juist weergegeven. Ik denk wel dat in onze scholen te veel wordt gedacht in termen van de eenheidsgroep van twintig leerlingen. Dat is niet altijd de meest geschikte grootte. Voor oefeningen en voor het differentiëren zijn kleinere groepen beter, terwijl klassikale instructie soms gerust in grotere groepen kan plaatsvinden. Ik pleit ervoor de groepsgrootte meer afhankelijk te maken van de concrete leeractiviteit. Dat lost het lerarentekort niet op, maar het vergroot wel de kwaliteit. Dat idee is niet uit de lucht gegrepen. In het GO! experimenteren al scholen met die variabele klasgroepen.”
De grote uitstroom van jonge leerkrachten veroorzaakt problemen. Nadat ze een jaar voor de klas hebben gestaan, hebben ze meestal geen zekerheid of ze volgend schooljaar kunnen terugkeren. Kan het afschaffen van de vaste benoeming dat oplossen?
PELLERIAUX. “De vaste benoeming is in tijden van krapte geen issue. Iedereen die vandaag leraar wil worden, kan dat, mits hij of zij het juiste diploma heeft. Wij zien de vaste benoeming niet als een probleem, maar het rigide statuut dat er nu is, kan verbeteren.
“Dat jonge leerkrachten zo veelvuldig vertrekken, heeft te maken met de manier waarop we omgaan met jonge, beginnende mensen. We moeten kijken hoe we het beroep voor hen aantrekkelijker kunnen maken. Daarin speelt het geven van meer werkzekerheid een rol. Waarom geven we hun geen beter contract? Maar dat hoeft niet gecompenseerd te worden met het afschaffen van de vaste benoeming.
“De krapte speelt in het voordeel van de jonge leerkrachten. Een twintiger die afstudeert, wil doorgaans voltijds werken. Als een directeur zulke mensen wil aanwerven voor een deeltijds lesrooster, dan bedanken ze dezer dagen. Sollicitanten maken intussen ook wel gebruik van hun marktwaarde.”
Nu het Grondwettelijk Hof de nieuwe eindtermen voor de tweede en de derde graad heeft vernietigd, wil uw collega van het katholiek onderwijs, Lieven Boeve, ook de eindtermen van de eerste graad herzien. Steunt u zijn plan?
PELLERIAUX. “De eindtermen voor de eerste graad waren al verworven ten tijde van minister Hilde Crevits. De enige optie om die te wijzigen, is een afwijking vragen aan het parlement. Ik begrijp dat dat de logische juridische procedure is, maar daarom vind ik het nog geen goed idee dat het parlement afwijkende eindtermen voor het Katholiek Onderwijs Vlaanderen zou goedkeuren. Als netten afwijkende eindtermen hanteren, krijg je problemen. Zo wordt het voor ouders en leerlingen moeilijk te wisselen van school of te weten wat in de ene of de andere school wordt gegeven. Ik zou verschillen in de eindtermen afhankelijk van het net betreuren.
“Sinds de vernietiging van de eindtermen door het Grondwettelijk Hof proberen we met de minister en de andere onderwijsverstrekkers een nieuwe consensus te vinden over de eindtermen in de tweede en de derde graad. Dat moet dit schooljaar gebeuren, zodat ze vanaf september 2023 kunnen worden ingevoerd. Mij lijkt het logischer om, zodra dat probleem is opgelost, ook de eindtermen in de eerste graad samen bij te sturen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier