Jeugdpsychiater Peter Adriaenssens: ‘We moeten ophouden jongeren voor te houden dat zij het slechter zullen hebben dan wij’

Peter Adriaenssens | BELGA PHOTO JASPER JACOBS © BELGA

“De jongeren van vandaag zijn de eerste generatie die niet meer bang is van volwassenen”, zegt jeugdpsychiater en professor emeritus Peter Adriaenssens in Trends. In zijn nieuwe boek De flexgeneratie: Hoe een puberbrein functioneert in onzekere tijden onderzoekt hij hoe tieners hun weg zoeken in een steeds meer gepolariseerde samenleving, overspoeld door schreeuwerige socialemediaprikkels. Daarbij stelt hij de vraag of wij hen wel de juiste bagage meegeven om met die complexiteit om te gaan.

Peter Adriaenssens is al decennia een toonaangevende stem in Vlaanderen als het gaat over opvoeding en jeugdtrauma’s. Hij publiceerde talrijke boeken, ook internationaal, en werd bekend als voorzitter van de commissie voor seksueel misbruik in de kerk. Vijf jaar geleden ging hij met emeritaat aan de KU Leuven, maar hij blijft schrijven, lezingen geven en debatteren — vandaag ook vanuit zijn rol als grootouder.

De grootste verschuiving in de leefwereld van jongeren ziet hij in de smartphone. “Sinds 2007 is er een generatie opgegroeid die nooit een wereld zonder smartphone heeft gekend. Die jongeren betreden nu de arbeidsmarkt”, zegt hij. Volgens hem vergt dat nuance, geen simplistische verboden. “Wat doe je met een vijftienjarige die weigert zijn toestel af te zetten? Straffen, en de volgende dag opnieuw? Dat is geen werkbare weg. We worden samen met jongeren geconfronteerd met dit probleem, dus moeten we de dialoog aangaan.”

Niet meer bang

Jongeren worden volgens hem vaak afgerekend op thema’s die volwassenen zelf creëerden. “Smartphones, drugs, fastfood: het zijn domeinen waarin commerciële krachten jongeren rechtstreeks viseren. Meta-baas Mark Zuckerberg moest zich vorig jaar nog verantwoorden voor de Amerikaanse Senaat voor schadelijke content die suïcide aanprees. Ouders stonden er met foto’s van kinderen die ze verloren hadden. Een jaar later is dat debat weggeëbd, en zitten we opnieuw in een TikTok-achtige realiteit waarin volwassenen probleemloos content verspreiden. Jongeren zijn het slachtoffer van die commercialisering.”

Sociale media spelen doelbewust in op het puberbrein. “Het is geen toeval dat filmpjes drie minuten duren en het algoritme meteen een volgend aanreikt. Jongeren worden aangesproken op de zwakke plekken van hun brein.”

Tegelijk zijn ze mondiger dan ooit. “Ze zijn de eerste generatie die niet meer bang is van volwassenen. Dat leidt soms tot problemen rond respect, maar het positieve is dat ze beseffen dat veel problemen door volwassenen veroorzaakt zijn. Ze volgen geen regels die volwassenen zelf niet naleven. Er is iets mis als we als samenleving geen duidelijke lijn trekken en samen zeggen: tot hier en niet verder.”

Stress

Jongeren leven in onzekere tijden. “Wat moet je studeren? Bestaat een beroep over vijftien jaar nog? Vroeger gold: studeer, haal een diploma en je bent vertrokken. Dat is vandaag niet meer vanzelfsprekend.”

Stress hoort daarbij, zegt hij. “Stress en frustratie maken deel uit van het normale leven. Te veel is schadelijk, en het onderscheid tussen milde en ernstige problemen blijft moeilijk. Dat verklaart mee de wachtlijsten in de jeugdhulp: alles komt samen in hetzelfde circuit. Hulpverlening moet prioriteit geven aan de zwaarste gevallen.”

Niet elk probleem vraagt om therapie, benadrukt hij. “Sommige klachten zijn milder en vragen dat jongeren er zelf mee leren om te gaan. Het leven bestaat uit tegenslagen. Natuurlijk is dat iets anders dan ernstige stoornissen.”

Crisis na crisis

De coronacrisis maakte kwetsbaarheden zichtbaar en vergrootte de ongelijkheden. “‘Blijf in je kot’ klonk eenvoudig. Maar hoe ziet dat kot eruit? Niet iedereen heeft aparte kamers of een bureau. Wie in armoede leeft, loopt meer risico. Normaal volgt op moeilijke tijden rust. Nu niet. Na covid kwamen oorlogen en de klimaatcrisis. Jongeren zien volwassenen die van probleem naar probleem sukkelen zonder antwoorden. Dat ondermijnt hun vertrouwen.”

Die ongelijkheid raakt hem ook in een ander domein: kinderarmoede. Adriaenssens zet zich al jaren in voor het Kinderarmoedefonds van de Koning Boudewijnstichting en noemt het een van de meest onderschatte factoren in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. “Kinderen die in armoede opgroeien, leven in een constante toestand van giftige stress, wat hun brein aantast. Daardoor krijgen ze als volwassenen vaak moeilijkheden op de werkvloer, tenzij we hen extra vaardigheden en ondersteuning aanreiken.”

‘Het puberbrein is geen zwakte, maar een kracht’

Hij benadrukt dat armoede niet alleen een gebrek aan middelen is, maar ook een tekort aan kansen en vaardigheden die anderen als vanzelfsprekend meekrijgen. “Wie niet in armoede is opgegroeid, beseft vaak niet hoeveel onzichtbare bagage hij van thuis meekreeg: hoe je op tijd opstaat, verzorgd naar je werk gaat, hoe je omgaat met lastige collega’s. Voor jongeren uit armoede is dat allemaal minder vanzelfsprekend. Dat leidt tot leerproblemen, maar ook tot struikelblokken later op de arbeidsmarkt: cv’s die niet overtuigen, jobs die niet volgehouden worden, ontslagen die zich opstapelen.”

Volgens hem moet het beleid daarom verder kijken dan louter activering of het beperken van het leefloon. “Als we zeggen dat mensen aan het werk moeten, dan moeten we hen ook de kans geven de nodige vaardigheden te ontwikkelen. Anders blijven ze telkens opnieuw uit de boot vallen. We weten intussen welke invloed armoede heeft op de hersenontwikkeling, laten we die kennis dan ook gebruiken om betere maatregelen te nemen.”

Rijping van het brein

Toch is zijn boodschap niet fatalistisch. Het brein blijft plastisch, zelfs na een moeilijke jeugd. “Wie als kind armoede of trauma meemaakt, kan daardoor zware littekens oplopen. Maar het goede nieuws is dat herstel mogelijk is. Vooral voor de leeftijd van 25 jaar is er veel winst te boeken. Alles wat we doen om kinderen en jongeren te ondersteunen, rendeert in hun volwassen leven. Investeren in de strijd tegen kinderarmoede loont dus altijd.”

In datzelfde bredere perspectief plaatst hij het onderwijsdebat. “We zijn kritisch over scholen, maar jongeren zien dat de generatie die zo trots is op haar opleiding zelf geen oplossingen vindt voor de uitdagingen van vandaag. Daarom is dialoog belangrijker dan verwijten.”

Wetenschappelijke inzichten sijpelen intussen door in de opvoeding en het beleid. “We begrijpen beter hoe jongeren zich ontwikkelen. Het idee dat scholen later moeten beginnen omdat pubers een ander slaappatroon hebben, is bijvoorbeeld te rechtlijnig. Wat we vooral weten: de rijping van het brein duurt veel langer dan gedacht, tot 25 jaar. Dat is hoopvol: ouders hebben lange tijd om hun kinderen te begeleiden. Maar het betekent ook dat jongeren lang in een instabiele fase verkeren, zeker in een instabiele wereld.”

Daarin schuilt een kans. “Als jongeren vandaag een missie hebben, dan is het wel leren om te gaan met verandering. Denk aan de plotse beslissing om importheffingen in te voeren: dat heeft meteen gevolgen voor hun werkplek. Volwassenen houden vaak vast aan wat nog bestaat. Jongeren moeten juist flexibiliteit ontwikkelen om zich telkens opnieuw in te werken in nieuwe omstandigheden.”

Het jonge brein wordt voortdurend gevormd door de omgeving. “Hoe meer je het uitdaagt, hoe sterker de verbindingen worden. Daarom is het belangrijk jongeren te prikkelen met vragen als: ‘Stel dat je bedrijf morgen sluit, wat doe je dan?’ Zo leren ze creatief te denken. Het puberbrein is geen zwakte, maar een kracht.”

Morele plicht

Technologie zoals artificiële intelligentie zal ook in hulpverlening een rol spelen. “We moeten openstaan voor nieuwe ontwikkelingen, maar kritisch blijven. Ik ben wantrouwig, maar jonge mensen zullen dat wellicht beter doen dan ik. Het succes van onlinehulplijnen via chat toont dat digitale hulpmiddelen waardevol kunnen zijn. We staan pas aan het begin.”

Adriaenssens blijft optimistisch. “We moeten ophouden jongeren voor te houden dat zij het slechter zullen hebben dan wij. Dat zijn beperkende boodschappen. Wie de stamboom van zijn familie tekent, ziet hoe vorige generaties oorlogen, armoede of rampen overwonnen. Wij zijn allemaal dragers van hoopvolle verhalen. Het feit dat we kinderen krijgen, is al een teken van hoop. We hebben de plicht jongeren te zeggen: verras ons. Optimisme is een morele plicht.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise