Begin 2021 is voor Jan Tavernier het emeritaat begonnen. Zijn academische erfenis leeft voort bij het biotechbedrijf Orionis Biosciences, waar hij deeltijds als CTO aan de slag blijft.
Waarom moet u de onderzoeker kennen?
Volgens Nature Biotechnology hoort Jan Tavernier (64) tot de top twintig van ‘s werelds bekendste translationele onderzoekers. Dat betekent dat zijn academische onderzoek tot medische toepassingen kan leiden. Sinds 1996 is Tavernier een van de hoofdonderzoekers van het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) en tot eind vorig jaar bouwde hij daar het Cytokine Receptor Laboratory uit.
Hij begon in 1978 aan zijn doctoraat bij de biotechpionier Walter Fiers, die onder meer bekend is van een poging om een universeel griepvaccin te ontwikkelen.
Waarover gaat het onderzoek?
Tavernier heeft twee technieken ontwikkeld die erg bruikbaar zijn in het geneesmiddelenonderzoek. Met de ene technologie kunnen onder meer de neveneffecten van klassieke geneesmiddelen worden voorspeld en geëlimineerd. De tweede maakt de ontwikkeling van op specifieke cellen gerichte biologische geneesmiddelen mogelijk.
Taverniers carrière heeft niet het gebruikelijke academische pad gevolgd. Na zijn doctoraat ging hij aan de slag bij BioGenT, een Gentse dochter van Biogen die later door Roche is opgekocht. “Ik begon bij een klein biotechbedrijf en rolde in de wereld van big farma”, vertelt hij. “In 1996 kwam een aanbod om het onderzoek in moleculaire biologie aan de faculteit geneeskunde in Gent nieuw leven in te blazen. Dat liep parallel met de uitbouw van het VIB, wat voor mij geen onbelangrijk argument was om na elf jaar terug te keren naar de academische wereld.”
Hoe internationaal gerenommeerd is zijn werk?
Met meer dan 300 wetenschappelijke publicaties en 50 octrooiaanvragen is Tavernier internationaal heel zichtbaar. Op het hoogtepunt ervan werkten in zijn labo 37 mensen. Sinds 1996 kreeg hij ononderbroken financiering van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT), naast onderzoeksprojecten met de industrie en een beurs van de European Research Council (ERC).
Ook een Amerikaanse onderzoeksbeurs van het National Institutes of Health (NIH) viel hem te beurt. Bovendien kreeg hij meer dan tien jaar financiering van Methusalem, een Vlaams ondersteuningsinstrument om vooraanstaande onderzoekers meer armslag te bieden. “Ik kon rekenen op aanzienlijke bedragen. Die middelen geven je autonomie. Dat laat ruimte voor creatief en risicovol onderzoek.”
Zijn er economische toepassingen?
De twee technieken uit Taverniers academische erfenis zijn het DNA van Orionis Biosciences, de spin-off die hij in 2015 samen met het VIB oprichtte. Orionis heeft al licentieovereenkomsten met zijn platformtechnologie, maar het wil op termijn zelf medische producten ontwikkelen. “We focussen initieel op kanker”, zegt Tavernier. “We plannen dit jaar een kapitaalverhoging met het oog op klinische proeven met eigen producten.” Het biotechbedrijf telt zo’n 40 werknemers. Orionis Biosciences is internationaal vertakt met een vestiging in Gent en in Boston.
Waar komt de inspiratie vandaan?
Dat hij biologie ging studeren en in het wetenschappelijk onderzoek terechtkwam, dankt Tavernier aan een Britse tv-serie van begin jaren zeventig. Nog altijd praat hij met vuur over The Ascent of Man van Jacob Bronowski. “Het was een inspirerende documentaire reeks over de evolutie van wetenschap door de eeuwen heen”, vertelt hij. “Hoewel die serie al bijna een halve eeuw oud is, raad ik ze nog altijd aan.”
Tavernier zou niet de onderzoeker zijn geweest die hij is zonder zijn mentor Walter Fiers. Maar hij is ervan overtuigd dat wat tegendraadse trekjes en de wil om buiten de lijntjes te kleuren hem ook hebben geholpen. “Puur de literatuur volgen is niet voldoende om echt vernieuwende wetenschap te bedrijven. Daarvoor was ik niet in de wieg gelegd.”
Iedere maand stellen we een wetenschapper voor van wie het werk belangrijk kan worden voor de economie.