Jan Remeysen over de chemiesector: ‘Er klopt iets niet als wij de beste installaties ter wereld moeten stilleggen’

JAN REMEYSEN. "Onze sector incasseerde in 2024 het eerste banenverlies in tien jaar." © JONAS LAMPENS
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

“We hebben uitstekende mensen, uitstekende installaties en een uitstekende locatie, en toch verliezen we het pleit. Dat komt omdat we niet met gelijke wapens strijden. De regelgeving, vooral op Europees niveau, belet ons om competitief te zijn op de wereldmarkt”, zegt Jan Remeysen, de CEO van het chemiebedrijf BASF Antwerpen en de voorzitter van de sectorfederatie essenscia.

De chemie- en farmasector heeft al betere tijden beleefd. “Onze sector incasseerde in 2024 het eerste banenverlies in tien jaar. De export en de investeringen staan onder druk. De politiek heeft onze alarmkreten gehoord, maar concrete maatregelen laten op zich wachten. We blijven op onze honger zitten”, zegt Jan Remeysen, de voorzitter van de sectorfederatie essenscia en de CEO van het chemiebedrijf BASF Antwerpen, bij de voorstelling van de jaarcijfers van essenscia.

Vooral de chemie ziet zwarte sneeuw. Sinds de Russische inval in Oekraïne begin 2022 wordt minder dan 70 procent van de productiecapaciteit benut. Nooit eerder was die capaciteitsbenutting zo lang zo laag. De voorbije twee jaar werd in Europa de sluiting van 11 miljoen ton productiecapaciteit aangekondigd, wat tien keer meer is dan normaal.

De Belgische chemie bleef lang gespaard, maar ontsnapt niet meer aan de zuigende modder. Zo legt TotalEnergies in Antwerpen tegen 2027 de oudste van twee stoomkrakers stil. De sector kampt met een haperende vraag en een aangetaste concurrentiekracht, vooral door de torenhoge energieprijzen, maar ook door de regeldruk die de industrie eerder doodknijpt dat zuurstof geeft. “We strijden niet met gelijke wapens”, zegt Jan Remeysen.

De chemiesector zit al drie jaar in de hoek waar de klappen vallen. Ziet u stilaan signalen van beterschap?

JAN REMEYSEN. “In alle eerlijkheid, nee. We vreesden eerder voor een verdere achteruitgang in het spoor van het agressieve handelsbeleid van de Amerikaanse president Trump. We wachten nu af hoe het kwartje valt. Intussen blijven we in de basischemie hangen op een capaciteitsbezetting van 67 procent. Een bezetting van 67 procent betekent niet dat we 67 procent van de winst overhouden. De vaste kosten eten de marges op. We hebben een benutting van dik 75 procent nodig om rendabel te zijn.”

‘Wij laten in Vlaanderen projecten zakken die 9 op 10 halen. Als ze dat bij mijn zoon doen, sta ik aan de schoolpoort, hè’

Welke sporen laat zo’n lange periode van onderbenutting na?

REMEYSEN. “Er zijn in zo’n periode momenten met betere marges, afgewisseld met periodes met rode cijfers. Maar als zo’n lage benuttingsgraad elf kwartalen aanhoudt, moet die op termijn uiteraard hoger. Dat kan alleen als de wereldwijde vraag herstelt, wat niet vanzelfsprekend is in deze onzekere periode. Overal ter wereld staat het consumentenvertrouwen onder druk. Dat heb je als onderneming niet in de hand. De voorbije drie jaar hebben onze bedrijven gezocht naar manieren om te overleven, onder meer via kostenbesparingen. Onze chemische industrie heeft gelukkig goede troeven in handen om in die survival of the fittest heel lang overeind te blijven.”

De Belgische chemie kan in Europa de last man standing worden, als de crisis aansleept?

REMEYSEN. “Het klinkt misschien negatief, maar we moeten de ambitie hebben om als laatste over te blijven in Europa. Als er nog chemie geproduceerd wordt in Europa, dan moet dat in België zijn. Dat is uiteraard niet de ultieme ambitie, maar we zijn in staat de last man standing te zijn. Dat betekent niet dat we geen steun van de overheid nodig hebben. Een competitief beleidskader is een must. We worden verstikt en verlamd door de regeldruk en de structurele kostenhandicaps.

“Als onderneming moeten we ons huiswerk maken, maar zelfs de beste onderneming moet het in dit beleidskader afleggen tegen minder performante buitenlandse concurrentie. We hebben een beter industrieel beleid nodig. Dan heb ik het niet over subsidies, maar over competitieve energie- en loonkosten, en over regels en normen die in lijn liggen met de regelgeving elders ter wereld.”

Is het gevoel van hoogdringendheid doorgedrongen bij de beleidsmakers in Europa, België en Vlaanderen?

REMEYSEN. “Ja, maar de uitvoering van een aangepast industrieel beleid is een groot vraagteken. Intussen tikt de klok. In het federale en het Vlaamse regeerakkoord komt het woord ‘industriebeleid’ regelmatig voor. Nu moet de moeilijke stap naar concrete actie volgen. Zo is in het regeerakkoord sprake van een korting op de hoge transmissienettarieven van de industrie. Daarin is ook budgettair voorzien. Wel, voer die maatregel dan ook uit. Waar wachten we op? Er zal een heel pakket maatregelen nodig zijn om de concurrentiekracht te herstellen van onze sector die van groot belang is voor de geostrategische onafhankelijkheid van Europa. Misschien hebben we soms te weinig benadrukt hoe belangrijk we zijn. De analyse is gemaakt en er is naar geluisterd. Nu is het tijd voor actie.”

JAN REMEYSEN “Om net zero te zijn hebben we technologische doorbraken nodig.”

Vooral de relatief hoge energiekosten tasten de concurrentiekracht aan. Is daar op korte termijn iets aan te doen?

REMEYSEN. “De overheid kan natuurlijk de heffingen op energie verlagen. Op de aardgasprijs heeft de overheid nauwelijks vat, maar je stelt vast dat de internationale energiehandelaren vandaag een heel grote marge pakken op een markt waar het aanbod moeite heeft om de vraag te volgen. Vanaf volgend jaar mogen we beterschap verwachten. De Verenigde Staten en Qatar brengen een pak extra lng-capaciteit op de markt. De termijnprijzen vertonen al een dalende trend. Dat betekent niet dat we uit de zorgen zijn. Een daling van de aardgasprijs is een goede zaak, maar voor ons concurrentievermogen telt ook het prijsverschil met de Verenigde Staten. Vóór de crisis betaalden onze ondernemingen twee keer zoveel voor aardgas als concurrenten in de Verenigde Staten. Nu betalen we nog altijd drie tot vier keer meer. Dubbel zo hoge prijzen kunnen we nog compenseren door efficiënter te werken, maar een factor drie tot vier compenseren met efficiëntie is ondoenbaar. Het gevolg: sinds twee jaar is de capaciteitsbenutting van de Amerikaanse chemie hoger dan de Europese, terwijl het lang andersom is geweest. Dat is een trendbreuk.”

Het is vaak goedkoper om producten in te voeren dan ze zelf te produceren. Hoe frustrerend is dat?

REMEYSEN. “Dat is voor mij en onze medewerkers heel frustrerend. Dat raakt ons in het hart. Onze mensen stellen ook vast dat onze vestigingen bij de beste van de wereld behoren en dat we heel efficiënt werken. Dat geldt niet alleen voor BASF Antwerpen, maar voor de hele Belgische chemie. En toch moeten onze efficiënte installaties het afleggen tegen veel minder efficiënte installaties elders ter wereld. Dan zit er iets serieus scheef in het Europese beleidskader.

“We hebben uitstekende mensen, uitstekende installaties en een uitstekende locatie, en toch verlies je het pleit? Dat krijg je niet uitgelegd, tenzij je kijkt naar de context. Het regelgevend kader, in het bijzonder op Europees niveau, belet ons competitief te zijn. We opereren op een heel competitieve wereldmarkt. Dan moet dat beleidskader voor een gelijk speelveld zorgen.”

‘In het regeerakkoord is sprake van een korting op de hoge transmissienettarieven van de industrie. Wel, voer die maatregel dan ook uit’

China heeft werk gemaakt van een enorme uitbreiding van de chemieproductie. Is dat een grote bedreiging?

REMEYSEN. “Als de vraag zich in China ontwikkelt zoals verwacht, is die Chinese capaciteit op termijn nodig. Is dat niet het geval, dan zal China proberen die capaciteit elders te gelde te maken, onder meer via export naar Europa.”

Is dat eerlijke concurrentie?

REMEYSEN. “De Verenigde Staten en China voeren een industriebeleid met wortels om de investeringen aan te moedigen. In Europa hanteren we vooral de stok: haal je klimaattargets, of je krijgt een boete. In Europa is het beleid eerder bestraffend, elders is het beleid eerder belonend.”

Welke investeringsplannen liggen er vandaag op tafel in deze moeilijke omstandigheden?

REMEYSEN. “De investeringen in de chemiesector zijn nog vrij hoog, maar het geld vloeit vooral naar een opfrissing van de infrastructuur. De meeste ondernemingen in de Antwerpse chemie zijn intussen vijftig tot zestig jaar oud. Daarnaast wordt ook geïnvesteerd in de klimaattransitie. Dat is goed, maar er wordt amper geïnvesteerd in bijkomende productiecapaciteit of nieuwe installaties. Dat is ook niet verwonderlijk bij een benuttingsgraad van minder dan 70 procent.”

Dreigt de chemie zonder investeringen in nieuwe installaties een langzame dood te sterven, als jaar na jaar de minst efficiënte installaties dichtgaan?

REMEYSEN. “Een consolidatie in de Europese chemiesector is onvermijdelijk. Er zal een natuurlijke selectie gebeuren. De minst efficiënte fabrieken zullen verdwijnen.”

Zijn in die laagconjunctuur de investeringen in de klimaattransitie financieel nog haalbaar voor de sector?

REMEYSEN. “Klimaatneutrale producten of volledig gerecycleerde producten hebben hogere productiekosten. Als we onze marge willen behouden, moeten we onze prijzen verhogen. Zijn klanten bereid te betalen voor die producten? Ik vrees ervoor. De mensen willen misschien wel een klimaattransitie, maar niet in hun portemonnee. Ik wijs niet met een beschuldigende vinger. Maar als we naar een klimaatneutrale samenleving willen gaan, moeten we veel meer investeren in windmolens op zee én op land, en in zonnepanelen, hoogspanningslijnen en pijpleidingen. Dat zullen we zien in het landschap. En als we dat niet willen, omdat er onvoldoende maatschappelijk draagvlak voor is, dan zal dat consequenties hebben voor onze klimaatambitie.”

Is de sector bereid om te investeren in die transitie?

REMEYSEN. “We willen niet de indruk geven dat we niet willen investeren in de transitie. We willen dat én we doen dat, omdat het moet, maar ook omdat we zelf die overtuiging hebben. Maar er moet een evenwicht zijn tussen economie, ecologie en het sociale aspect. In Europa hebben we duurzaamheid verengd tot het ecologische aspect. Maar iets wordt pas duurzaam als het kan blijven bestaan, en daarvoor heb je een evenwicht nodig. Europa heeft de Green Deal moeten bijsturen tot een industriële Green Deal. Ik ben ervan overtuigd dat we straks ook een sociale deal nodig hebben. Klimaatneutrale producten zullen duurder zijn en dat zal vooral de lagere inkomens treffen.”

Europa wil al tegen 2040 bijna volledig klimaatneutraal zijn. U pleit voor een tragere route naar klimaatneutraliteit tegen 2050.

REMEYSEN. “Omdat we technologisch het laaghangend fruit grotendeels geplukt hebben. Om net zero te zijn hebben we technologische doorbraken nodig. We zijn daarmee bezig, maar geef ons daarvoor de tijd. Voor onze stoomkrakers bijvoorbeeld kunnen we overschakelen van aardgas naar elektriciteit. Maar tussen het labo en de industriële toepassing zitten vlot tien tot vijftien jaar. Het traject naar een elektrische kraker heeft nog veel tijd nodig. Je kunt vandaag zelfs niet zeggen of het zal lukken.”

‘De Verenigde Staten en China voeren een industriebeleid met wortels om de investeringen aan te moedigen. In Europa hanteren we vooral de stok’

Is de afvang en opslag van koolstof cruciaal om de klimaatdoelstellingen te halen?

REMEYSEN. “We zien dat als een brugtechnologie. In onze fabrieken produceren we CO2 als een reactieproduct in onze processen. Je kunt die CO2 dus niet vermijden als je die producten wilt maken. Via afvang en opslag hebben we een mogelijkheid om die CO2 te neutraliseren. Op korte termijn kunnen we op die manier miljoenen tonnen uitstoot vermijden. Op lange termijn moeten we een technologie vinden waardoor geen CO2 meer vrijkomt bij onze productieprocessen. Dan zijn we vijftien tot twintig jaar verder.”

BASF Antwerpen en Air Liquide werken aan een project in de Antwerpse haven om koolstof af te vangen en op te slaan, Kairos@C. De investeringsbeslissing is uitgesteld. Is er nu een businesscase om te investeren in dat project?

REMEYSEN. “Dat is niet vanzelfsprekend vandaag. Het project is duurder geworden dan aanvankelijk gedacht, zowel door de inflatie als door extra technische vereisten. We vinden ook nog geen klanten die bereid zijn extra te betalen voor de koolstofarme ammoniak die we op die manier produceren. En de afvang en opslag van koolstof vergt ook heel wat energie, wat ons opnieuw brengt bij de hoge energiekosten. Begin volgend jaar nemen we een investeringsbeslissing, ook gezien de deadline om de Europese subsidie te krijgen.”

U pleit in het vergunningenbeleid voor een andere aanpak, die meer vertrekt van het algemeen belang.

REMEYSEN. “Stel, je hebt een project dat energie bespaart en goed is voor het klimaat en de luchtkwaliteit, maar dat project heeft, ondanks grote inspanningen, een beperkte impact op de waterkwaliteit. Je hebt dan een project met veel positieve aspecten en één negatieve, maar toch zal zo’n project geen vergunning krijgen door dat éne minpunt, zelfs al is dat tijdelijk. Veel projecten worden op die manier gekelderd. Eigenlijk moeten we naar één milieuadministratie die één advies geeft. Hoeveel administraties en agentschappen tellen we nu niet? Die moeten allemaal een advies geven.

“Een project kan door één negatief advies sneuvelen, terwijl het project voor de samenleving een positieve balans heeft. Je zou één administratie moeten hebben die een project holistisch benadert en tot een oordeel komt op basis van het algemeen belang. Vergelijk het met een deliberatie op school. Een student die goed presteert en enkel bijvoorbeeld op aardrijkskunde minder scoort, laat je toch passeren? Maar wij laten in Vlaanderen projecten zakken die 9 op 10 halen. Als ze dat bij mijn zoon doen, sta ik aan de schoolpoort, hè.”

Hoe houdt u de moed erin?

REMEYSEN. “We hebben troeven die op termijn de nadelen meer dan compenseren. We hebben alles om te slagen. En we zeggen het te weinig, maar onze producten maken de klimaattransitie mogelijk. Denk aan isolatiemateriaal, of materialen voor de elektrische auto of de coating van windturbines. Wij zijn een deel van de oplossing. Dat motiveert me om er elke dag opnieuw vol voor te gaan.”

Bio Jan Remeysen

1968: geboren in Turnhout
1996: doctoraat chemie, KU Leuven
1996: start bij BASF Antwerpen op de milieudienst
1998: projectleider vergunningen
2000: hoofd milieudienst en vergunningen
2001: hoofd milieu, gezondheid en veiligheidsbeleid
2003: vice president milieu, gezondheid en veiligheid, energiebeleid en communicatie
2005: vice president polyamiden
2010: vice president corporate operational excellence (optimalisatie productiesites), BASF Ludwigshafen
2014: vice president isocyanaten, BASF Antwerpen
2020: CEO BASF Antwerpen
2024: voorzitter van sectorfederatie essenscia

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content