De Indiase regering wil het gebruik van het Hindi promoten in het land met honderden talen. Maar veel Indiërs willen daar niet van weten. Beter zou zijn niets te doen.
Concertbezoekers jouwden in april in Bangalore, de techhoofdstad van India, een popster uit, omdat die niet zong in de lokale taal, het Kannada. Voor het Met Gala in New York arriveerde de Punjabi acteur en zanger Diljit Dosanjh dan weer in een cape met daarop het Punjabi-alfabet geborduurd. Het werd gezien als een bevestiging van taalkundige trots. Nu de centrale overheid van India het gebruik van het Hindi nationaal promoot, beginnen sprekers van andere talen zich te verzetten.
Taal is een gevoelig onderwerp in het land met 22 wettelijk erkende en nog honderden andere talen. De meeste Indiase staten zijn na de onafhankelijkheid vormgegeven op basis van taalkundige lijnen: Gujarat voor Gujarati-sprekers, Maharashtra voor Marathi. Pogingen om het onderwijzen van Hindi verplicht te maken, veroorzaakten al voor de onafhankelijkheid onrust in het zuiden van India.
De overheid van Maharashtra verplichtte onlangs dat jonge leerlingen Hindi als derde taal zouden leren, maar moest al snel op haar schreden terugkeren. Maharashtra wordt bestuurd door de Bharatiya Janata Party (BJP), die nationaal en in de meeste noordelijke Hindi-sprekende staten regeert. Als die partij haar wil niet kan opleggen aan een staat die ze controleert, wat voor hoop is er dan dat het in het zuiden wel zou lukken?
Het Hindi heeft zich verspreid, ook zonder overheidsinspan-ningen.
Als het de bedoeling is Indiërs een gemeenschappelijke taal te geven waarmee ze met elkaar kunnen communiceren, dan werkt dat contraproductief. Het zuiden associeert Hindi met noordelijke dominantie. De last van het taalbeleid komt vaak op de schouders van schoolkinderen terecht; gedwongen worden iets te studeren kweekt geen liefde ervoor. Bovendien lijkt het promoten van Hindi in strijd met andere prioriteiten, zoals een poging van de overheid om een AI-vertaler te maken die “taalbarrières zal helpen te overstijgen”.
Popcultuur
De taalverdeeldheid wordt wel kleiner. Uit een onderzoek van het Indira Gandhi Institute of Development Research, gebaseerd op gegevens van de volkstelling van 2011, bleek dat de kans dat twee willekeurige Indiërs een gemeenschappelijke taal spreken, ongeveer één op vier was, tegenover één op vijf in 1971. Sindsdien is er geen volkstelling meer geweest, maar een volgende zal ongetwijfeld aantonen dat die kans is toegenomen.
Een reden is dat het Hindi zich heeft verspreid, ook zonder overheidsinspanningen. De invloed van de Hindi-popcultuur uit Mumbai heeft geholpen, net als het groeiende gebruik van het Romeinse alfabet voor Hindi-woorden in advertenties en online. Migratie uit arme, noordelijke, Hindi-sprekende regio’s naar het welvarende zuiden heeft daar ook toe bijgedragen.
De tweede reden is de opkomst van het Engels. Rijke en arme ouders sturen hun kinderen naar Engelse scholen. Streamingdiensten hebben de toegang tot Engelstalig entertainment verruimd. Sociale media zijn meestal in het Engels, wat ook de taal van de economische mobiliteit is. Een verstandige regering zou erkennen dat Engels, na 200 jaar Britse overheersing, een Indiase taal is, die India een voordeel geeft ten opzichte van veel andere opkomende economieën.