Wim Verhoeven
‘Houd die digitaks toch maar achter de hand’
‘Multinationals voor hun verantwoordelijkheid plaatsen is een uitstekend principe, maar het akkoord is broos’, zegt Trends-hoofdredacteur Wim Verhoeven.
Amper een halfjaar geleden leefden we in een wereld waarin voortdurend werd gezwaaid met handelsconflicten, invoertarieven en boycots. Dat protectionisme is geenszins verdwenen, maar de toon is veranderd. Afgelopen weekend bereikte de G7 zowaar een akkoord om een wereldwijde minimumbelasting voor multinationals uit te werken. Onderschat de symbolische betekenis daarvan niet. Al moet het akkoord nog altijd uitgevoerd raken.
Eerst de grote lijnen. De G7-landen willen een globaal minimumbelastingtarief van (minstens) 15 procent invoeren voor multinationals. Die belasting zullen ze vaker betalen op de plaats waar hun omzet vandaan komt. Multinationals met een winstmarge van minimaal 10 procent zouden 20 procent van hun totale winst moeten toewijzen aan landen waar ze hun producten en diensten daadwerkelijk verkopen, en dus niet langer aan pakweg Ierland of de Kaaimaneilanden, omdat dat hun beter uitkomt. Het zou de Verenigde Staten en de lidstaten van de Europese Unie elk meer dan 40 miljard extra per jaar kunnen opleveren.
Houd die digitaks toch maar achter de hand.
Plots vallen een paar puzzelstukjes op hun plaats. Het eerste is een aanzwellend gevoel van onrechtvaardigheid. Vooral Big Tech kan op weinig begrip rekenen. De pandemie heeft de grootste cashmachines aller tijden nog rijker en ongrijpbaarder gemaakt. Hun marktmacht is verpletterend, en bij Google of Facebook komt daar ook nog eens hun impact op de publieke opinie bovenop. Het heeft weinig met fiscale rechtvaardigheid te maken, maar de brexit, de verkiezing van Donald Trump, en het tumultueuze verloop en einde van zijn presidentschap zinderen na. Er zijn natuurlijk veel meer wereldspelers die nationale overheden en fiscale wetgevingen moeiteloos tegen elkaar uitspelen.
Corona is het tweede puzzelstukje. Overheden doen gigantische inspanningen om de economie op gang te houden. Dat kost geld, en vooral de middenklasse vreest de rekening, via belastingen, besparingen of inflatie, in combinatie met lage rentevoeten. Hoe dan ook staat de middenklasse in de meeste geïndustrialiseerde landen al langer onder druk en neemt de ergernis navenant toe. De grote jongens buiten schot laten is in die context geen optie meer.
Het derde puzzelstukje zit in het Witte Huis. Sinds zijn aantreden maakt Joe Biden indruk met de snelheid waarmee hij, als oudste verkozen president ooit, de hand aan de ploeg slaat. Biden staat onder tijdsdruk. Over anderhalf jaar kan hij zijn meerderheid in het Congres verliezen. Dat overkomt zowat elke Amerikaanse president, maar als het ook deze keer gebeurt, zal zijn manoeuvreerruimte des te kleiner zijn. Donald Trump en zijn entourage houden het politieke bestel onder een constante druk. Kwatongen beweren dat Biden enkel een binnenlandse agenda volgt. Natuurlijk doet hij dat. Hij heeft geld nodig, zijn middenklasse mort of is razend kwaad, en hij ziet almaar meer nationale digitale taksen ontstaan. Dat zijn fiscale inkomsten die niet in zijn schatkist terechtkomen.
Of 15 procent voldoende is, valt te bediscussiëren. Maar multinationals voor hun verantwoordelijkheid plaatsen is een uitstekend principe. Toch is dit een broos akkoord. China doet nog niet mee. India evenmin. In Europa zal een hartig woordje worden gepraat met de lidstaten die goed garen sponnen bij hun flexibele belastingtarieven: Ierland, Luxemburg, Nederland, Hongarije… De OESO zal het complexe dossier uitwerken. Naar schatting 140 landen zouden meedoen, allemaal met hun eigen nationale wetgeving en belangen. Maar de meest onzekere factor zijn de Verenigde Staten. Bidens voorganger blokte onderhandelingen in de OESO af. De klok kan dus altijd worden teruggedraaid. Europa houdt het best een paar digitaksen achter de hand.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier