Covid-19 dwingt ook Christine Lagarde tot extra bluswerken, want de Europese economie staat opnieuw in brand. Zal de ECB wachten tot december om de geldkraan verder open te draaien, of kondigt Lagarde donderdag al nieuwe maatregelen aan?
Donderdag buigt de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank zich over haar monetaire beleid. De meeste waarnemers verwachten niet dat er knopen doorgehakt worden, maar voorzitter Christine Lagarde zal wellicht een krachtig signaal geven dat de ECB op de volgende beleidsvergadering, op 10 december, het beleid verder zal versoepelen. De ECB neemt daarbij het risico dat ze te lang wacht om in te grijpen, want de tweede besmettingsgolf die Europa treft, steekt ook het economische huis opnieuw in brand.
De vlammen laaien hoog op. Na een verrassend sterke remonte in de zomer, zal de economie van het eurogebied in dit vierde kwartaal opnieuw wegzinken in een recessie. De tweede coronagolf dwingt veel Europese landen tot een ernstige inperking van het maatschappelijke en economische leven. Deze nieuwe inzinking is op zich al voldoende om zowel van het monetaire als van het budgettaire beleid een nieuwe impuls te verwachten. “We mogen de fouten van Japan niet herhalen. We moeten op een gecoördineerde manier meer doen op het monetaire en budgettaire front. We hebben een nieuwe bazooka nodig”, zegt Lucrezia Reichlin, voormalig hoofd onderzoek van de ECB, in de Financial Times.
De nieuwe economische crisis zal ook het Europese deflatieprobleem verscherpen. Sinds augustus kampt het eurogebied met een milde vorm van deflatie die wellicht tot begin volgend jaar zal aanhouden. Dit is sinds 2008 al de derde deflatiegolf die de ECB het leven zuur maakt. De eerste golf rolde in 2009 over Europa na de financiële crisis. De tweede golf in 2015 was een kind van de Europese schuldencrisis. Covid-19 is de auteur van een derde deflatiegolf die de Europese economie nog meer pijn kan doen. Bedrijven stellen investeringen uit als ze prijsdalingen verwachten. De al zware schuldenlast in de economie wordt nog zwaarder om dragen in een deflatoire omgeving. De beleidsdoelstelling van de ECB van een inflatie van bijna 2 procent wordt steeds ongeloofwaardiger. De gemiddelde inflatie in het eurogebied over de voorbije tien jaar bedraagt amper 1,2 procent. Volgens de jongste verwachtingen zou het prijspeil in de loop van volgend jaar opnieuw moeten stijgen, richting 1 tot 1,5 procent, als covid-19 dat toelaat tenminste.
De wapenkast is nog niet leeg
Maar wat vermag de ECB nog? Het lijkt niet aangewezen de beleidsrente nog verder onder nul te duwen, omdat dat de winstgevendheid van de banken nog meer onder druk zou zetten, op een ogenblik dat de Europese banken voor torenhoge kredietverliezen staan. Op de beurs staat de banksector nog maar eens in de uitverkoop. De Europese banken werden scheutiger met het toekennen van kredieten in de zomer, en gaven te kennen de kredietkraan in het vierde kwartaal verder dicht te draaien. Verwacht mag worden dat de ECB de voorwaarden van de TLTRO’s zal versoepelen, waarbij de ECB aan de commerciële banken een rente van 1 procent betaalt als ze krediet geven aan de private sector.
De wapenkast van de ECB is dus nog niet leeg. Hoogstwaarschijnlijk zal de centrale bank in december het opkoopprogramma van overheidsobligaties verder opvoeren en verlengen in de tijd. Die politiek van geldverruiming heeft bij een haperende economie weinig impact op de inflatie, maar ze helpt wel om de rente laag te houden, ook in landen met zwakkere overheidsfinanciën. Dat geeft de overheden vrij baan om een expansief fiscaal beleid te voeren, wat het deflatiegevaar wel uit de wereld kan helpen.
Niet te lang treuzelen
De ECB moet geen exponentiële curve het hoofd bieden die van te lang wachten een dodelijke fout maakt, maar lang treuzelen kan ze ook niet gezien de precaire toestand van de Europese economie. Toch lijken in Frankfurt de geesten rijp om het zekere voor het onzekere te nemen. Vorige maand zei ECB-directeur Fabio Panetta nog: “Het risico dat we nemen als we te veel doen, is kleiner dat het risico dat we nemen als we te weinig doen.” Het woord is donderdag aan Christine Lagarde.