Milieuactivisten zijn vaak koele minnaars van vrijhandel. WTO-topvrouw Ngozi Okonjo-Iweala ging op de klimaattop in Dubai uitleggen hoe handel de planeet kan redden.
In veel landen staat het groene beleid haaks op de principes van vrijhandel. De Buy American-bepalingen in de Inflation Reduction Act (IRA), het groene paradepaardje van de Amerikaanse president Joe Biden, sluiten Europese bedrijven buiten.
De heffingen op Europese staalproducenten die Donald Trump heeft ingevoerd, zijn opgeschort om de onderhandelaars de tijd te geven een overeenkomst te sluiten over duurzaam staal, maar de gesprekken zijn vastgelopen. Amerika heeft de heffingen op Chinese zonnepanelen en auto’s op batterijen verhoogd, en de Europese Unie heeft een antisubsidieonderzoek aangekondigd naar Chinese autofabrikanten.
Het resultaat is dat vervuilers worden bevoordeeld. Volgens de WTO geldt voor apparatuur voor hernieuwbare energie een gemiddeld tarief van 3,2 procent, vier keer zoveel als voor olie. Voor elektrische voertuigen liggen de tarieven 1,6 tot 3,9 procentpunt hoger dan voor verbrandingsmotoren.
De voorstanders van vrijhandel vechten terug. Op de jongste COP stond voor het eerst een ‘handelsdag’ op het programma. De WTO zette er in een tienpuntenplan uiteen hoe vrijhandel de groene overgang kan versnellen.
In veel landen staat het groene beleid haaks op de principes van de vrijhandel.
Er is echter meer nodig dan de belofte van efficiëntie om groene activisten over de streep te trekken. Neem het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) van de Europese Unie, dat de koolstofbelasting wil gelijktrekken voor bepaalde industriële producten, ongeacht of ze binnen of buiten de Unie worden geproduceerd. Daardoor zouden bedrijven in de Europese Unie dezelfde prijs betalen, waar ze hun grondstoffen ook vandaan halen. Het mechanisme voldoet dus aan de wensen van vrijhandel. Ondanks de groene geloofsbrieven maken veel activisten er bezwaar tegen, omdat de rijke wereld de groene transitie zou moeten financieren. CBAM zal veel arme landen hard treffen, omdat hun productie vervuilender is.
Compensatie
Een manier om de kritiek te pareren zou kunnen zijn dat de rijke landen meer klimaatfinanciering verstrekken aan ontwikkelingslanden. Tijdens de COP stelden Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, IMF-topvrouw Kristalina Georgieva en WTO-topvrouw Ngozi Okonjo-Iweala voor inkomsten uit koolstofheffingen te gebruiken. De Europese Unie heeft 145 miljoen dollar toegezegd, boven op de 100 miljoen dollar van Duitsland, om arme landen te compenseren voor de gevolgen van de klimaatverandering, evenals steun voor het groene klimaatfonds van de Verenigde Naties, dat landen helpt koolstofarm te worden en zich aan te passen aan een warmere wereld.
Ook de WTO zal veranderingen moeten doorvoeren, stelt Daniel Esty, een hoogleraar aan de Yale University die bij de organisatie gedetacheerd is. In een wereld van grensoverschrijdende koolstofheffingen en groen industriebeleid is een scheidsrechter nodig om de afgesproken normen en metingen van emissies vast te stellen. De WTO zou ook een onderscheid kunnen maken tussen subsidies die de handel verstoren maar goed zijn voor de planeet, zoals Amerika’s IRA, en subsidies die op beide gebieden slecht zijn, suggereert Esty. Dat zou een compromis zijn tussen vrijhandel en milieubescherming.