Vrije Tribune

‘Hoe de macht van big tech stilletjes afbrokkelt’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Op 5 augustus deed een Amerikaanse rechter een historische uitspraak: ‘Google is een monopolist en heeft als zodanig gehandeld om zijn monopolie te behouden.’ De muren van big tech zullen niet van de ene op de andere dag omvallen, schrijft techonderzoeker Rudy van Belkom, maar deze uitspraak opent wel de deur voor een meer democratisch internet.

Voor het Amerikaanse ministerie van Justitie ging het vooral om het machtsmisbruik met de populaire zoekmachine. Rechter Amit Mehta oordeelde dat Google zich inderdaad als een monopolist heeft gedragen. De zoekgigant heeft ruim 90 procent van de online zoekmarkt in handen en zou dit aandeel op illegale wijze in stand houden.

De rechter oordeelde dat Google concurrenten uitschakelde door er miljarden voor te betalen om zijn zoekmachine de standaard te laten zijn op populaire smartphones en webbrowsers. In 2021 betaalde Google bijvoorbeeld meer dan 18 miljard dollar aan Apple om deze voorkeurspositie te behouden (wat neerkomt op een slordige 16 miljard euro). Dit is de eerste keer dat een rechtszaak tegen een techmonopolist in het voordeel van de Amerikaanse justitie is uitgepakt.

Afhankelijkheid van big tech

Hoewel diverse media over deze uitspraak schrijven, is dit niet hét gesprek bij de koffieautomaat. Wat eigenlijk vreemd is, aangezien er veel op het spel staat. We zijn in de afgelopen decennia volledig afhankelijk geraakt van big tech. De recente wereldwijde storing van Microsoft, die onder meer luchthavens en ziekenhuizen platlegde, maakte dit pijnlijk duidelijk.

Het internet is gekaapt door een handjevol gigantische technologiebedrijven die elk binnen hun eigen walled gardens werken. Die ommuurde tuinen werken niet met elkaar samen. Integendeel, bedrijven proberen hun muren juist steeds hoger te maken, zodat concurrentie vrijwel onmogelijk wordt. Techgiganten bouwen steeds meer hun eigen ecosysteem. Zo heeft Apple controle over de hardware (iPhone), het besturingssysteem (iOS) én de extra software die je kunt installeren (App Store). Deze machtspositie, die onze afhankelijkheid creëert, wordt nu aangepakt.

Gaan deze techbedrijven invloed kopen bij Kamala Harris?

Wat mij voornamelijk hoopvol stemt, is dat de rechtszaak tegen Google niet op zichzelf staat. Ook andere techreuzen worden op de vingers getikt. Niet alleen door Europa, maar nu dus ook door thuishaven Amerika, waar de markt voorheen vooral vrij spel moest krijgen. Er worden momenteel verscheidene mogelijkheden benut om de muren van Big Tech af te breken.

Concurrentie vergroten

Een van de mogelijkheden is het afdwingen van interoperabiliteit (aardig Scrabble-woord trouwens). Systemen zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen samenwerken. Dit maakt het onder meer mogelijk dat gebruikers van verschillende diensten met elkaar kunnen communiceren. Met e-mail bijvoorbeeld is dit al heel lang mogelijk. Gebruikers van Hotmail kunnen zonder problemen mails uitwisselen met gebruikers van Gmail. Maar gebruikers van WhatsApp konden voorheen geen berichten sturen naar gebruikers van Signal. Dat vormde een behoorlijke drempel.

Tot in 2023 de Europese Digital Markets Act werd ingevoerd, die concurrentie op digitale markten moet stimuleren. Deze regelgeving begint nu zijn eerste vruchten af te werpen. Afgelopen februari kondigde WhatsApp aan dat ze interoperabele berichtenuitwisseling mogelijk gaat maken (cross-app messaging). Deze update zit nog in de bètatestfase, maar het moet WhatsApp-gebruikers de mogelijkheid bieden om met gebruikers van Signal en Telegram te communiceren.

Interoperabiliteit is ook toe te passen voor appstores. Onder druk van de Digital Markets Act is Apple akkoord gegaan met de plannen van Epic Games (de ontwikkelaars van het populaire computerspel Fortnite) om een eigen appwinkel te lanceren op iPhones en iPads. Op deze wijze hoeven ze de commissie van 30 procent niet te betalen die Apple opstrijkt bij in-app-aankopen. Daarnaast heeft Apple moeten toestaan dat concurrenten straks ook gebruik mogen maken van de technologie in iPhones voor contactloze betalingen, zodat ze kunnen concurreren met Apple Pay. Behoorlijk baanbrekend dus.

Big tech opbreken

De Amerikaanse justitie zet intussen door en werkt aan een plan voor strenge maatregelen tegen Google. Een van de opties die door ingewijden wordt genoemd is het opsplitsen van het bedrijf. Google kan dan worden gedwongen om zowel het mobiele besturingssysteem Android als de webbrowser Chrome af te stoten. Bovendien wordt overwogen om de verplichte verkoop van het advertentiesysteem Google AdWords door te voeren. Dit zou niet alleen de machtsverhoudingen veranderen en meer ruimte bieden aan concurrenten, het zou ook betekenen dat alle data niet meer zo gemakkelijk aan elkaar te knopen zijn. Al in 2019 zou tweederde van de Amerikanen het opbreken van technologiebedrijven steunen door recente fusies ongedaan te maken.

We zijn er nog niet

Hoewel die ontwikkelingen mij hoopvol stemmen, ben ik me ervan bewust dat het nog geen gelopen race is. Zowel het opbreken van techbedrijven als het afdwingen van interoperabiliteit heeft slechts een beperkte impact op het onderliggende verdienmodel en de grootschalige verzameling van data. Er wordt daarom al jaren gelobbyd voor meer eigenaarschap van data voor gebruikers.

Een van de pleitbezorgers is de godfather van het wereldwijde web, sir Tim Berners-Lee. Volgens hem moeten data eigendom zijn van individuele gebruikers en niet van bedrijven, adverteerders en analisten. Deze data kunnen dan worden beheerd in zogeheten datakluizen. Wat over het hoofd wordt gezien, is dat hiermee te veel verantwoordelijkheid bij het individu wordt neergelegd. Niet iedereen is in staat om zijn eigen data te beheren. Dit zal tevens een verdere marktwerking versterken, doordat bedrijven de data namens burgers gaan beheren (en we dus weer terug bij af zijn).

Ik zie daarom een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Niet alleen in de vorm van wetgeving, maar ook door de ontwikkeling van publieke alternatieven. Wat we nodig hebben, is een digitale publieke infrastructuur. Een groot deel van ons gemeenschapsleven speelt zich nu af in digitale ruimtes die openbaar aanvoelen, maar dat niet zijn.

Wat we missen, is het openbare park waar we anoniem kunnen samenkomen. We hebben naast boekwinkels ook bibliotheken nodig. Stel je eens voor, het internet als publieke ruimte. Publiek gefinancierd, zonder perverse verdienmodellen. Eén collectieve virtuele gedeelde ruimte, die we gezamenlijk onderhouden. Overheden, burgers, bedrijven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld. Geen focus op groei, maar op publieke waarden. Open en gedecentraliseerd. Gelijkwaardig en inclusief. We accepteren de digitale wereld als de echte wereld: laten we daar dan geen zaken accepteren die we in de fysieke wereld ook niet zouden toestaan.

Rudy van Belkom is directeur van de Nederlandse denktank STT, die onderzoekt welke invloed (toekomstige) technologie kan hebben op maatschappelijke thema’s.

Dit stuk verscheen eerst op de website van EW Magazine

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content