Jef Wellens
‘Het verenigingswerkersstatuut is in drie jaar tijd al aan evenveel hervormingen toe’
Vlaanderen heeft een rijk verenigingsleven. Veel Vlamingen zijn actief in een sport- of cultuurvereniging – van monitor, coach, begeleider, scheidsrechter, steward, jurylid, administratief medewerker tot lesgever. Omwille van de “grote maatschappelijke meerwaarde”, argumenteert de wetgever, kunnen ze verenigingswerken onder een gunstig parafiscaal gesternte. Alleen is het verenigingswerkersstatuut in drie jaar tijd al aan evenveel hervormingen toe. Wie houdt de tel bij?
Op de vergoedingen die u als verenigingswerker ontvangt, betaalt u in 2022 netto slechts 10 procent belasting. Het belastingtarief bedraagt weliswaar 20 procent, maar door een wettelijke kostenaftrek van 50 procent wordt slechts de helft van de vergoeding belast. Anders dan tot voor een paar jaar het geval was, betaalt u dus wel degelijk belasting, zij het beperkt. Sociale bijdragen (RSZ) draagt u niet af. Maar er zijn voorwaarden en grenzen aan het gunststatuut, en die respecteert u het best, als u financieel niet het deksel op de neus wilt krijgen.
Zo mag u niet ongebreideld verenigingswerken, noch in tijd, noch wat de vergoeding betreft. Beide zijn gelimiteerd. In een sportvereniging mag u dit jaar maximaal 450 uren actief zijn, beperkt tot 150 uren per kwartaal, met uitzondering van het derde kwartaal, de zomer, waarvoor een grens van 285 uren geldt. Als u dat maximum van 285 uren hebt gepresteerd in juli, augustus en september, kunt u de rest van het jaar nog slechts 165 uren ‘sportverenigingswerken’. Voor verenigingswerk in de socioculturele sector gelden lagere grenzen: 300 uren per jaar én 100 uren per kwartaal (190 uren in de zomer). Die uurlimieten vervangen het vroegere maandelijkse vergoedingsplafond van 545 euro. Dat plafond bestaat niet langer.
Het verenigingswerkersstatuut is in drie jaar tijd al aan evenveel hervormingen toe. Wie houdt de tel bij?
Wat als het maximumaantal uren wordt overschreden? Dan vervalt de RSZ-vrijstelling, maar enkel op de vergoedingen van de vereniging waar de overschrijding zich voordoet. Fiscaal volgt sociaal, maar niet helemaal. Want fiscaal is de sanctie zwaarder. Bij overschrijding van het toegelaten aantal uren verliezen álle vergoedingen voor verenigingswerk van dat jaar het gunsttarief van 10 procent en worden ze belast als beroepsinkomsten tegen het gewone progressieve tarief van maximaal 50 procent – ook de vergoedingen betaald door verenigingen waar de uren wel zijn gerespecteerd. Zo is het mogelijk dat een verenigingswerkersvergoeding sociaal niet, maar fiscaal wel als loon wordt beschouwd.
Bovendien geldt nog een ander fiscaal plafond. De vergoeding voor verenigingswerk mag dit jaar niet meer bedragen dan 6.540 euro. Die grens geldt trouwens voor inkomsten uit verenigingswerk én uit de deeleconomie samen. Bij overschrijding van dat plafond – al is het maar met één euro – wordt de volledige vergoeding principieel opnieuw belast als een gewoon beroepsinkomen. Eén euro te veel kost u dan al gauw 1.050 euro!
Het is dus zaak ook dat jaarplafond goed in het oog te houden. En dat is geen sinecure, want voor de beoordeling van die grens wordt niet alleen rekening gehouden met de eigenlijke verenigingswerkersvergoeding, maar ook met extra’s zoals vergoedingen voor het woon-werkverkeer, fietsvergoedingen, maaltijd- of cadeaucheques die de vereniging zou betalen of uitreiken aan haar verenigingswerker. Normaal zijn die extraatjes geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van belasting, maar in het specifieke stelsel van het verenigingswerk niet.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier