Daniëlle Vanwesenbeeck
‘Hernieuwbare energie: tijd om in de spiegel te kijken’
Als ondernemer kom ik meer en meer tot de vaststelling dat bedrijfsleiders geconfronteerd worden met een beleid dat zelden een duidelijke richting aangeeft. Het lijkt soms alsof de ministers elk hun beleid verdedigen zonder dat ze overleg hebben gepleegd met hun collega’s.
De overheid, en dan vooral de Europese, stuurt erop aan het bedrijfsleven te vergroenen. Dat uit zich in allerlei maatregelen, waarbij onder meer hernieuwbare energie wordt gepromoot. Daar bestaan ook allerlei steunmaatregelen voor. Tegelijk is het aartsmoeilijk om vergunningen te krijgen voor die hernieuwbare-energiebronnen. Er ontstaat een spanningsveld tussen de milieuregels en de energiedoelstellingen. Een mooi voorbeeld is het vergunningenbeleid voor windmolens.
Er is altijd wel ergens een windmolenpark dat niet wordt vergund omdat het een gevaar vormt voor een vleermuis of omdat het de vlucht van een beschermde vogelsoort zou bedreigen. Europa heeft dat ingezien en heeft zelfs zijn beleid bijgesteld. Zo’n hernieuwbaar-energieproject mag niet meer stop gezet worden als het nodige werd gedaan om zulke situaties te vermijden. Lidstaten moeten zelf zones aanwijzen waar er ruimte is voor hernieuwbare energie. Voor zo’n aanduidingsplan zou enkel een strategische milieubeoordeling worden opgemaakt, die een latere
milieueffectenbeoordeling op projectniveau overbodig maakt. Het is ook niet zo dat hernieuwbare-energieprojecten buiten de aangewezen zones hierdoor onmogelijk worden, maar dan wel binnen een minder soepel kader. Zodra het plan is vastgesteld, wil Europa ook dat lidstaten alles in het werk stellen om de vergunningverlening sneller te laten gaan. Men overweegt zelfs de invoering van stilzwijgende vergunningen mocht de overheid niet tijdig beslissen.
Maar hoe is het gesteld in Vlaanderen? Het wordt tijd dat alle stakeholders rond de tafel gaan zitten. Wie het milieu en de natuur verdedigt, dient ook te luisteren naar wie de energiedoelstellingen wil halen. Op de lange termijn gaat het over dezelfde belangen. Meer hernieuwbare energie leidt op termijn tot natuurbehoud. Maar we moeten ons afvragen of we soms niet te dogmatisch werken. De Vlaamse regering heeft al enkele maatregelen genomen om de vergunningsprocedure te versoepelen. Het provinciale niveau hoeft niet meer tussenbeide te komen. En de Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft extra personeel aangeworven.
Maar toch… Geduld is een mooie deugd, maar de versnelde procedure is er nog altijd niet. In de Hoeilaart werd eind vorig jaar een aanvraag voor een windmolenpark geweigerd omdat het zou komen in een beschermingszone voor akkervogels. In Vlaams-Brabant is het niet gemakkelijk om nog locaties te vinden voor windmolens. Onlangs slaagde een bedrijf er toch in, na een jarenlange lijdensweg een vergunning te bemachtigen voor een windmolen. Na burenprotest is het uiteindelijke oordeel dat de windmolen van het bedrijf maar voor 65 procent operationeel mag zijn, vanwege de slagschaduw. Zoiets is werkelijk hallucinant.
We staan allemaal voorop in de rij om te roepen dat we een groener Vlaanderen willen, maar zodra het over vergunningen gaat, kijken we naar rechts. En als er een slagschaduw in onze tuin valt, dan kijken we naar links. Het wordt vooral tijd om in de spiegel te kijken en ons af te vragen wat we nu echt willen? Een Vlaanderen waarin we de natuur respecteren maar waarin ook energiedoelstellingen worden gehaald? Een Vlaanderen waarin we de natuur respecteren maar de hernieuwbare energie-initiatieven van de bedrijven tegenwerken? Of een Vlaanderen waarin we enkel de natuur respecteren als het over onze achtertuin gaat?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier