Gert Peersman (UGent) ziet te optimistische veronderstellingen: ‘Elke begrotingscontrole wordt een gevecht’

Gert Peersman. "Ik zie amper productiviteitsverhogende maatregelen."
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De regering-De Wever zal maar een stukje afhaspelen van de begrotingsmarathon die België moet lopen. “Dit regeerakkoord zet het land en de begroting niet opnieuw op de rails en gaat uit van te rooskleurige veronderstellingen. De begrotingsdoelstellingen zullen worden gemist”, voorspelt Gert Peersman, professor economie aan de UGent.

Deze generatie politici breekt het angstzweet uit als ze de woorden ‘bij ongewijzigd beleid’ hoort. Bij ongewijzigd beleid loopt het begrotingstekort op van 4,5 procent naar 7,2 procent tegen 2038. Het structurele tekort moet op termijn naar 1,5 procent om de begroting weer op de rails te krijgen en België van het Europese strafbankje te halen. Deze generatie beleidsmakers moet dus stroomopwaarts roeien. Eerst moet geld worden gevonden om de oplopende vergrijzingskosten en rentelasten te betalen, vervolgens begint de speurtocht naar centen om het tekort echt te verminderen. België staat zo voor een inspanning van bijna 6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Als het ook ruimte moet vinden voor defensie en de energietransitie, dan is een inspanning van bijna 8 procent van het bbp nodig, of ongeveer 50 miljard euro, heeft de Europese Centrale Bank becijferd.

Het is onmogelijk dat titanenwerk in één legislatuur op te knappen. Daarvoor zijn minstens twee of wellicht drie termijnen nodig. “De marsrichting van het nieuwe regeerakkoord is goed, maar het is zeer naïef om te denken dat dit regeerakkoord het land en de begroting weer op de rails zet. Op basis van dit akkoord doe je hooguit vijf à tien kilometer van de begrotingsmarathon die je moet lopen”, zegt Gert Peersman.

De nieuwe banen zullen dus vooral worden ingevuld door lager geschoolden, met als gevolg heel beperkte terugverdieneffecten.

De regering-De Wever mikt tegen het einde van deze legislatuur op een begrotingstekort van maximaal 3 procent op het niveau van de federale regering. Dat impliceert dat ook de deelstaten hun deel van de inspanning doen, zo niet blijft het gezamenlijke begrotingstekort ruim boven 3 procent. “Het regeerakkoord is vaag over hoe de inspanningen verdeeld worden. Heel wat federale maatregelen hebben ook een impact op de begroting van de deelstaten, maar die hebben hun regeerakkoorden al gesloten”, zegt Gert Peersman.

Een federaal begrotingstekort van 3 procent tegen 2029 impliceert een netto-inspanning van een kleine 20 miljard euro. De kans is klein dat de regering-De Wever die mijlpaal haalt, niet het minst omdat voor 13 miljard euro gerekend wordt op besparingen en terugverdieneffecten na de hervorming van de pensioenen en de arbeidsmarkt. “Die cijfers zijn totaal niet realistisch. De pensioenmalus bijvoorbeeld is een heel goede maatregel, maar die zal pas vanaf 2030 renderen. De regering dreigt continu achter de feiten aan te lopen. Elke begrotingscontrole wordt een gevecht over nieuwe belastingen en besparingen om de begroting op koers te houden”, zegt Gert Peersman.

Beperkte terugverdieneffecten

De nieuwe regering wil tegen 2030 een werkgelegenheidsgraad van 80 procent bereiken. Meer banen zorgen voor meer belastinginkomsten en minder overheidsuitgaven. “De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd is echter geen wondermaatregel. De hoger geschoolden zijn vrijwel allemaal aan het werk. De nieuwe banen zullen dus vooral worden ingevuld door lager geschoolden, met als gevolg heel beperkte terugverdieneffecten. Bovendien is de hogere belastingvrije som niet de meest efficiënte maatregel om banen te creëren. Behalve voor de laagste lonen is dat géén prikkel om meer te werken, integendeel. Onderzoek toont aan dat mensen kiezen voor meer vrije tijd als hun inkomen toeneemt. In het regeerakkoord wordt daar geen rekening mee gehouden”, zegt Gert Peersman.

Rekent de nieuwe regering royaal op terugverdieneffecten, dan blijft ze selectief blind voor verlieseffecten. “Het terugverdienefffect van belastingverhogingen is negatief. De regering wil ook eerst besparen en belasten, en verlaagt pas later de lasten. Die volgorde zal op de economische groei wegen en dus op de inkomsten. In het regeerakkoord wordt daar geen rekening mee gehouden. Dat is opnieuw niet realistisch. Kortom, dit regeerakkoord gaat uit van veel te rooskleurige veronderstellingen”, zegt Gert Peersman.

Een hogere werkgelegenheidsgraad helpt de begroting een heel eind vooruit, maar de sleutel tot gezonde overheidsfinanciën en het betaalbaar maken van de vergrijzing is een hogere productiviteit. “Maar ik zie amper productiviteitsverhogende maatregelen. De ambitie van administratieve vereenvoudiging is nobel, maar is vaag geformuleerd. En in het regeerakkoord staat een hoop nieuwe regels. De regering wil ook de overheidsinvesteringen verhogen tot 3 procent van het bbp. Prima, maar er staat geen datum op”, zegt Gert Peersman.

‘Onderzoek toont aan dat mensen kiezen voor meer vrije tijd als hun inkomen toeneemt’

Wat zal Europa zeggen?

Zal Europa genoegen nemen met dit begrotingsplan of het terug naar afzender sturen? En zijn de geplande hervormingen voldoende om het vereiste besparingstraject te verlengen van vier naar zeven jaar? “Dankzij de pensioenhervorming, die de vergrijzingskosten op termijn verlaagt met 1 procent van het bbp, zal Europa ons het langere traject gunnen. Europa zal moeite hebben met de terugverdieneffecten, maar hoe sterk is het Europese begrotingstoezicht? Boetes zijn alleen in theorie mogelijk, en de zachte aanpak van grote begrotingszondaars als Frankrijk en Italië zet ook België uit de wind”, zegt Gert Peersman.

De regering-De Wever staat dus voor de taak om de Belgische begroting te saneren, zonder garanties dat een volgende regering die inspanning niet opnieuw opsoupeert, wat een onhebbelijke gewoonte is in dit land. In historisch perspectief lijkt de inspanning nog te doen. In het traject van zeven jaar is een jaarlijkse inspanning van 0,5 procent van het bbp nodig, becijferde de Nationale Bank. In de saneringsoperaties van de jaren tachtig en negentig ging het om een volgehouden inspanning van respectievelijk 1,2 procent en 0,7 procent per jaar.

Historisch zware inspanning

Toch is de inspanning vandaag groter dan ze op het eerste gezicht lijkt. Voordat het tekort verminderd kan worden, moet eerst de daling bij ongewijzigd beleid gecompenseerd worden. Dat verhoogt de eigenlijke inspanning aanzienlijk. Daarnaast is het recept van de jaren negentig niet voor herhaling vatbaar. Toen slaagde de sanering dankzij een daling van de rentelasten en een verhoging van de belastingdruk. Vandaag worden de rentelasten een steeds groter koekoeksjong in de begroting, terwijl de belastingdruk al zeer hoog is. In het regeerakkoord staat dat “de totale begrotingsinspanning gebeurt zonder verhoging van de belastingdruk, uitgedrukt in ontvangsten in % bbp.”

In de jaren tachtig gebeurde de sanering vooral door de uitgaven te verlagen. Het mes werd gezet in de overheidsinvesteringen, de publieke tewerkstelling in de administratie, het onderwijs en het leger, en de sociale bijdragen gingen omlaag. Een herhaling staat niet beschreven in het regeerakkoord.


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content