Europese economie heeft make-over nodig

Isabel Schnabel © Getty
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Terwijl de Amerikaanse economie rustig doorstoomt, raakt de Europese economie niet uit de startblokken. Een soepeler geldbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) zal de bakens niet verzetten. Om de Europese economie uit het slop te krijgen, is een stevige make-over nodig, stelde ECB-directeur Isabel Schnabel in een recente speech.

De Europese economie stagneert. De voorbije twee jaar was het schrapen om een kruimel groei. En wie dit jaar op een herleving rekent, komt voorlopig van een kale kermis thuis. Afgelopen zomer verloor de conjunctuur zelfs nog meer vaart, vooral in de industrie, hoewel de ECB nog altijd rekent op een bescheiden herstel vanaf 2025. Uitstel dreigt afstel te worden. “De voorbije achttien maanden pakte het herstel herhaaldelijk zwakker uit dan gedacht”, moest ook de invloedrijke ECB-directeur Isabel Schnabel vaststellen.

Rentebeleid is niet bepalend

Er zijn verzachtende omstandigheden. Eerst de coronacrisis in 2020 en daarna de energiecrisis in 2022 deelden rake klappen uit. De Europese Centrale Bank moest vervolgens onverwacht hard op de rem duwen om de hoge inflatie te beteugelen. De rentevoeten op kredieten aan bedrijven en gezinnen stegen eind 2023 tot het hoogste peil in tien jaar.

Het strengere monetaire beleid is echter niet de hoofdverdachte van de conjunctuurmoord. In het zuiden van de eurozone is er wél een stevig herstel, met dank aan de comeback van het massatoerisme. Spanje, Italië, Griekenland en Portugal plukken ook de vruchten van het herstelbeleid dat ze na de eurocrisis voerden, al dankt bijvoorbeeld Italië de relatief goede gang van zaken ook aan een expansief budgettair beleid. De zuiderse EU-landen ontvangen ook een groot deel van de steun van het Europese herstelfonds.

De klad zit er vooral in Duitsland in, en dat is niet de schuld van hogere rentevoeten. Het Duitse bbp stagneerde al voor ECB-voorzitter Christine Lagarde een eerste keer de rente verhoogde. Eind 2021 was Duitsland 1 procent rijker dan vier jaar eerder. In die periode groeide de rest van het eurogebied 5 procent en de VS 10 procent. De Duitse economie had dankzij de grote spaarreserves eigenlijk moeten profiteren van hogere beleidsrentes. Er is dus meer aan de hand met wat eigenlijk de locomotief van de Europese economie zou moeten zijn.

De Belgische economie deed het de voorbije jaren lang niet slecht. De automatische loonindexering, een stijgende koopkracht en een expansief begrotingsbeleid duwden het bbp hoger, maar dat ging ten koste van de concurrentiekracht en de gezondheid van de overheidsfinanciën. Vooral de aangetaste concurrentiekracht kan ons nog zuur opbreken, zeker als Duitsland, een van onze belangrijkste klanten, niet uit de ziekenboeg raakt.

Eigenlijk is het businessmodel van Duitsland stuk, merkt Isabel Schnabel op. Dat model rustte lang met succes op de export van kwalitatieve industrie- en kapitaalgoederen. Tussen 2008 en 2015 boog Duitsland een tekort op de lopende rekening van 1,8 procent van het bbp naar een overschot van liefst 8 procent, wat ongezien is voor een westers land. Sinds 2016 draagt de export echter niet meer bij aan de groei, terwijl de binnenlandse vraag niet thuis geeft. Het resultaat is een amechtige Duitse groei in de voorbije zeven jaar.

Onverteerde energieschok

Hoge rentevoeten en een zwakke Chinese economie helpen niet, maar de breuklijnen in het Duitse exportmodel lopen dieper. De energieschok bijvoorbeeld decimeerde de export van de energie-intensieve sectoren, die in 2023 meer dan 15 procent marktaandeel verloren op de wereldmarkten. In tegenstelling tot een olieschok, die wereldwijd gevoeld wordt, trof de stijging van de aardgasprijzen vooral de Europese economie, die sterk afhankelijk was van Russisch gas. De aardgasprijs mag intussen gedaald zijn, de Europese energiekosten zijn nog altijd bijna vier keer zo hoog als de Amerikaanse. “Energie blijft wegen op de Europese concurrentiekracht”, aldus Schnabel.

De relatief dure energie legt ook een hypotheek op de Belgische economie, die een zeer energie-intensieve verwerkende industrie heeft en in Antwerpen een van Europa’s belangrijkste petrochemische clusters huisvest. Nieuw onderzoek van de Nationale Bank toont aan dat de energie-intensieve bedrijven er niet in slaagden hun winstmarges te herstellen na de energieschok van 2022, in tegenstelling tot de minder energieafhankelijke bedrijven.

Europese bedrijven dreigen ‘bruine zombies’ te worden die niet kunnen concurreren in een steeds groenere economie

Uit een blogpost van de Nationale Bank

Straks komen daar in het spoor van een strenger Europees verder stijgende kosten voor CO2-emissies bij. Het wordt lastig om emissiereducties te combineren met economische groei, ook omdat er nog onzekerheid is over de financiële haalbaarheid van groenere productieprocessen. “De afname van de emissies is sinds 2021 vooral het gevolg van een lagere productie in plaats van duurzamere productieprocessen. Er zijn grootschalige investeringen nodig om de klimaatdoelstellingen te halen zonder dat de industriële productie daalt. Anders dreigen Europese bedrijven ‘bruine zombies’ te worden die niet kunnen concurreren in een steeds groenere economie”, waarschuwt de Nationale Bank in een blogpost.

De opmars van China

Niet alleen dure energie speelt Duitsland parten. De oosterburen krijgen te maken met toenemende concurrentie vanuit China, dat een enorme productiecapaciteit heeft gebouwd in hoogwaardige industriële goederen. In plaats van een grote klant is China nu een geduchte tegenstrever, die op de exportmarkten met een prijsvoordeel kan uitpakken. Sinds 2021 hebben Chinese bedrijven een kostenvoordeel van 20 procent bij elkaar geharkt ten opzichte van Europese bedrijven, met dank aan de royale subsidies die de Chinese overheid geeft aan haar industrie.

Europese bedrijven slagen er niet in de betere informatietechnologie om te zetten in efficiëntiewinsten.

Ook de overcapaciteit in China weegt op de Chinese exportprijzen. De autosector is daarbij een van de meest geraakte sectoren en mag zich opmaken voor nog veel meer Chinese concurrentie, vooral op de markt voor elektrische auto’s. China investeert in een gevoelige uitbreiding van de vloot van autotransportschepen. Tegen 2026 verhoogt China de exportcapaciteit van auto’s met 1,7 miljoen. Om dat cijfer in perspectief te plaatsen: op de Europese markt werden er 2,5 miljoen elektrische auto’s verkocht in 2023.

Europees Silicon Valley nodig

Er ligt dus werk op de plank om de Europese concurrentiekracht te herstellen. Een beleid van loonmatiging is defensief en gaat gepaard met hoge sociale kosten, waarschuwt Isabel Schnabel. Een betere strategie is om vol in te zetten op innovatie en ondernemerschap, want daar knelt het schoentje. Sinds 2000 stijgt de productiviteit per gewerkt uur in de EU maar half zo snel als in de VS (zie grafiek). Europese bedrijven slagen er niet in de betere informatietechnologie om te zetten in efficiëntiewinsten. “Er is genoeg potentieel om te innoveren, maar het regelgevend kader en het gebrek aan diepe kapitaalmarkten maakt het voor jonge bedrijven moeilijk om helemaal open te bloeien”, stelt Isabel Schnabel.

De eengemaakte markt is het beste instrument om schaalvoordelen te realiseren en een Europees Silicon Valley mogelijk te maken. “Het niveau van Europese integratie blijft ontgoochelend laag, vooral in de dienstensector, die goed is voor 67 procent van het bbp in de EU. De handel in diensten binnen de EU blijft beperkt tot 15 procent van het bbp, tegenover 50 procent voor goederen. Dat is een reflectie van de regelgevend en administratieve barrières die competitie en innovatie tegen houden”, zegt Schnabel.

Arbeidskrachten gezocht

Een ander sluipend gif dat de Europese economie verlamt, is het structurele tekort aan arbeidskrachten. Een stijgende levensverwachting en een dalend geboortecijfer decimeren de volgende jaren de beroepsbevolking. De voorbije tien jaar werd deze daling deels gecompenseerd door immigratie, maar nu de babyboomgeneratie met pensioen gaat en de immigratie zou verminderen, kan de vergrijzing zwaar op de groeit wegen. Steeds meer bedrijven stellen dat een tekort aan arbeidskrachten de uitbouw van hun business belemmert.

Een stijgende levensverwachting en een dalend geboortecijfer decimeren de volgende jaren de beroepsbevolking.

“Nieuw onderzoek suggereert dat de demografische ontwikkelingen de volgende twee decennia de groei van het bbp per inwoner met meer dan 1 procentpunt kan verlagen in Italië en met 0,8 procentpunt in Duitsland”, zegt Isabel Schnabel. Zo’n afroming van de groei zou de eurozone veroordelen tot bijna permanente stagnatie.
Dat tekort aan arbeidskrachten kan niet alleen opgevangen worden door productiever te werken. Ook de arbeidsparticipatiegraad moet verder omhoog. Vooral bij vrouwen en oudere werknemers is er ondanks beterschap nog ruimte om mensen te mobiliseren voor de arbeidsmarkt.

“Daarnaast moeten de mensen ook efficiënter ingezet worden. De publieke sector speelt een grote rol in de toename van de werkgelegenheid de voorbije jaren. Maar hoe groter de publieke sector, hoe minder menselijk kapitaal beschikbaar is voor bedrijven om hun productieve activiteiten uit te breiden”, zegt Schnabel . Ook een versterking van het onderwijs is nooit een slechte keuze, omdat een hogere scholingsgraad leidt naar een hogere arbeidsmarktparticipatie. “En tot slot moeten we buitenlandse arbeidskrachten aantrekken. Oplossingen zijn nodig om migratie sociaal aanvaardbaar te maken”, besluit Schnabel.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content