Marc De Vos
‘Europa, ontketen geen subsidieopbod’
‘Europa moet niet subsidiesterk, maar investeringsslim zijn’, stelt professor Marc De Vos.
We voeren oorlog over de integriteit van naties in de 21ste eeuw. De wereld drijft uiteen tussen democratie en autocratie. China en Rusland contesteren de internationale rechtsorde. De klimaatopwarming en het verlies aan biodiversiteit kwellen onze planeet. In de ruimte dreigt een economische en militaire jungle. Technologie en artificiële intelligentie trekken aan de grenzen van mens en maatschappij. Wat moeten Europa en de Verenigde Staten, de twee democratische grootmachten van onze tijd, dan doen?
Ik heb geen pasklaar antwoord. Maar ik weet wel wat Europa en Amerika níét zouden moeten doen: elkaar bekampen met wederzijds nationalisme. Dat dreigt te gebeuren, nu Europa wordt opgezweept door een paniekgolf over de impact van de Amerikaanse Inflation Reduction Act, die met een wortel van 369 miljard dollar investeringen in duurzame industrie richting Amerika lokt. Een Europese top moet Amerika volgende week van antwoord dienen, op aandrang van de grootindustrie en enkele grote lidstaten die dorsten naar staatsplannen, Frankrijk op kop.
Ik deel de bekommernis. Een grote markt, grote overheidssteun, veel ruimte, lage kosten: het is een verleidelijke combinatie. Maar ze is niet nieuw. Tot voor kort waren dat de troeven van China. Nu zijn dat de troeven van Amerika, inclusief energiekosten die een fractie van de Europese zijn. Tot voor kort zagen we investeringen van westerse bedrijven in China als een mondiale win-win-win: goed voor Chinese banen en inkomens, goed voor de westerse consumenten van in China gemaakte producten en uiteindelijk ook goed voor de westerse bedrijven en hun werknemers die aan de Chinese consumenten kunnen verkopen.
Europa, ontketen geen subsidieopbod.
Dat heette ‘globalisering’ en ze ging gepaard met een historische periode van algemene vooruitgang en welvaartsgroei, ook bij ons. Concurrentie was niet altijd fijn, niet altijd fair, maar ze was geen nulsomspel: we konden specialiseren, innoveren en blijven groeien, ondanks de keerzijde van de desindustrialisatie. Dat Amerika miljarden veil heeft voor groene technologie die in Amerika wordt gemaakt, hoeft ook geen nulsomspel te zijn. De jaarlijkse investeringsbehoeften voor de energietransitie zijn daarmee lang niet uitgeput. Bedrijven die van de Amerikaanse subsidies profiteren, kunnen ook nog in Europa investeren, misschien zelfs mede dankzij hun Amerikaanse succes.
Daarmee heb ik niet gezegd dat we het Amerikaanse economisch nationalisme moeten ondergaan. Ik ben bevreesd dat Amerika met oneerlijke concurrentie de fundamenten van nieuwe industrie en de waardeketens van de toekomst naar zich toe zal trekken. Maar als dat gebeurt, zal dat niet louter aan enkele miljarden overheidssteun voor deze of gene gigafabriek liggen. Als dat gebeurt, zal dat zijn omdat de brede economische toekomst van de Verenigde Staten en het algemene klimaat voor onderzoek, ontwikkeling, investering en productie daar structureel aantrekkelijker zijn dan in Europa.
Europa moet dus niet meteen in subsidie-imitatie vervallen. Onze eerste prioriteit zou eenheid met Amerika moeten zijn, omdat we elkaar mondiaal nodig hebben. Als we elkaar beconcurreren, dan liever met creativiteit dan met geld, met competitiviteit in plaats van met subsidies. En als het niet anders kan, dan moeten we zoals Amerika ons geld gericht op concrete investeringen focussen. Daarvoor hebben we het platform van projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Dat laat toe belastingmiddelen te focussen op transnationale investeringsprojecten: veel beter dan een pan-Europees subsidiebeleid dat binnen Europa het subsidieopbod zou ontketenen dat wij nu juist aan de Amerikanen verwijten. Daarin wordt ook ons land gegarandeerd beurs beconcurreerd. Europa moet niet subsidiesterk maar investeringsslim zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier