Het ideale belastingtarief: economen zijn even vaag als Trump over ‘laat de rijken betalen’

RIJKDOM. De hamvraag voor het belastingtarief is: hoeveel profiteert de maatschappij van het feit dat mensen rijk worden? © Getty Images

In de Verenigde Staten wordt volop gekibbeld over de vraag wat het optimale belastingtarief voor de ’s lands rijken is. De economen hebben nog altijd geen eenduidig antwoord op die vraag.

Wie een beleidsmaker voor het blok wil zetten, moet hem of haar simpelweg vragen wat het toptarief in de inkomstenbelasting zou moeten zijn. De vraag brengt gegarandeerd iedereen in verwarring. Op 8 mei brak president Donald Trump met decennia van Republikeinse eensgezindheid, toen hij er naar verluidt bij Mike Johnson, de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, op aandrong de hoogste federale heffing op inkomens te verhogen van 37 naar 39,6 procent. Dat is het niveau van vóór de hervormingen van de president zelf in 2017. Trump verkondigde vervolgens op de sociale media dat, hoewel hij zo’n verhoging “vriendelijk zou accepteren om de lagere en middeninkomens te helpen”, de Republikeinen in het Congres “het beter niet zouden doen”. Hij vindt het echter “oké als ze het wel doen”.

Op zulke momenten wordt meestal de mening van economen gevraagd over het lukrake betoog van Trump. Maar zij lijken net zo verward als de president. Hun onderzoek naar het optimale toptarief van de inkomstenbelasting kan uitspraken bevatten als “alternatieve parameterwaarden geven een bereik van -26 tot 50 procent” (u leest het goed: een negatieve belasting voor topverdieners kan de beste zijn). Andere economen bevelen dan weer tarieven aan van 70 procent of meer, als de belastingen op alle overheidsniveaus en op alle soorten inkomens worden meegerekend.

70 procent

Waarom is het voor economen net zo moeilijk als voor politici om het juiste niveau te bepalen voor een van de meest prominente cijfers in het economisch beleid? Eén reden is het ethische oordeel dat erbij komt kijken. Economen praten liever over efficiëntie dan over herverdeling. Onderzoek naar de ‘optimale belastingheffing’, geworteld in het werk van de Britse econoom James Mirrlees, combineerde die twee concepten altijd met de intuïtieve overtuiging dat een extra dollar aan rijkdom minder extra geluk oplevert naarmate je rijker bent. Een utilitaire overheid – een die streeft naar het maximaliseren van de som van het menselijk welzijn – herverdeelt dan veel geld van mensen voor wie het effect van die extra dollar nul is.

Maar geluk is niet gemakkelijk te meten, en het utilitarisme is hoe dan ook controversieel: het kent geen duidelijke waarde toe aan rechten, meritocratie, armoededrempels of rechtvaardige verdiensten. In 2016 toonden Emmanuel Saez van de University of California en Stefanie Stantcheva van Harvard University aan dat individuele nutsfuncties vervangen kunnen worden door meer algemene. In die benadering vertel je economen hoeveel waarde je hecht – om welke ethische reden dan ook – aan de marginale dollar van het inkomen van elke persoon, en zij vertellen je dan hoe je efficiënte belastingen kunt heffen.

Of tenminste, ze kunnen het proberen. Want zelfs nadat ‘de maatschappij’ dat gewicht heeft bepaald, blijft de economische realiteit buitengewoon moeilijk. Mirrlees’ raamwerk richtte zich op de mate waarin belastingen op arbeid – die arbeid dus ontmoedigen – de inkomens van de rijken verlagen. Voor zover er een consensus bestaat, is het dat een daling van 1 procent van het arbeidsrendement na belasting voor de veelverdieners ertoe leidt dat hun inkomen vóór belasting met slechts 0,25 procent daalt. Stop dat getal in een traditionele formule, naast andere standaardresultaten, en je krijgt een ideaal toptarief van 70 procent of meer.

-26 procent

Het probleem is dat zo’n raamwerk een tijdloze vraag negeert: hoeveel profiteert de maatschappij als geheel van het feit dat mensen rijk worden? Dat is verre van onbelangrijk, gezien de overloopeffecten van het ondernemerschap en innovatie. William Nordhaus van Yale University heeft geschat dat innovators historisch gezien slechts zo’n 2 procent van het totale overschot dat ze creëren, voor zichzelf hebben gehouden. In het extreme geval zijn zulke overloopeffecten van groot belang. De voordelen van ondernemerschap zijn een deel van de verklaring waarom het kapitalisme het beter doet dan controle-economieën zoals die van Noord-Korea.

Economen proberen pas sinds kort de stimulans om te innoveren op te nemen in hun berekening van optimale topbelastingen. De poging van Charles Jones van Stanford University leverde het toptarief van -26 procent op. Als veelverdieners veel ideeën produceren die de samenleving helpen, “kan het subsidiëren van de ontdekking van nieuwe ideeën door middel van lage belastingtarieven net zo effectief zijn als herverdeling, om het welzijn van werknemers te verhogen”, schrijft hij. In april won Stefanie Stantcheva de John Bates Clark-medaille, die de American Economic Association elk jaar toekent aan de meest vooraanstaande econoom onder de veertig jaar, deels voor haar werk op dat gebied. Ze heeft ontdekt dat persoonlijke inkomstenbelastingen (en bedrijfsheffingen) innovatie aanzienlijk ontmoedigen, maar ook dat gericht beleid, zoals subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, als tegenwicht kunnen worden gebruikt.

Scandinavië heeft dynamische economieën en veel belastinginkomsten, deels door superhoge heffingen op de rijken te vermijden, zo lijkt het.

Efficiëntie

Misschien zal dat soort onderzoek ooit leiden tot een consensus over het hoogste belastingtarief. Tot het zover is, hebben politici geen andere keuze dan hun gevoel te volgen en te zien wat elders werkt. Ze zouden kunnen kijken naar Scandinavië, dat dynamische economieën heeft en veel belastinginkomsten heeft, deels door superhoge heffingen op de rijken te vermijden, zo lijkt het. Het toptarief van de inkomstenbelasting in Zweden is bijvoorbeeld maar een fractie hoger dan in Amerika, als de staats- en lokale heffingen worden meegerekend. Het grote verschil is dat Zweden een forse btw van 25 procent heeft, een heffing op consumptie die pijnlijk is voor de armen, maar werken niet ontmoedigt. Het is een middel om een doel te bereiken: de extra herverdeling in Scandinavië gebeurt aan de uitgavenkant. Het inkomstensysteem blinkt uit door efficiëntie.

‘Efficiëntie’ is niet het woord dat je zou gebruiken om de plannen van de Republikeinen in het Congres te beschrijven. Terwijl ze zich voorbereiden op een belastingverlaging, hebben ze voorlopig de halfslachtige oproep van Donald Trump voor een progressiever systeem weerstaan. Maar hun wetsontwerp, dat op 12 mei werd vrijgegeven, bevat allerlei koterijen, van het vrijstellen van overuren en fooien van belastbaar inkomen tot het verhogen van de aftrek voor staats- en lokale heffingen – een aalmoes die belastingverhogingen op lagere bestuursniveaus subsidieert. De tarieven van Trump wijken ondertussen zo ver af van de optimale belastingtheorie als maar mogelijk is. Economie kan je misschien niet vertellen hoeveel je de rijken moet belasten, maar ze kan je wel vertellen welke ideeën als dwaas bestempeld moeten worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content