Daan Killemaes
‘De rijkentaks waar het IMF van droomt, is dagelijkse kost in België’
Het IMF pleit ervoor dat de sterkste schouders een tijdelijke solidariteitsbijdrage betalen in deze coronatijden. Daar valt iets voor te zeggen, maar België past dat advies al toe. Belangrijkere adviezen van het IMF worden intussen wel in de wind geslagen.
Links trok een fles champagne open na lectuur van het jongste Fiscal Monitor Report van het Internationaal Muntfonds. Het IMF wil dat de hoogste inkomens en de bedrijven die goed boeren tijdens de pandemie, zoals de farmabedrijven en de techgiganten, met een tijdelijke bijdrage hun solidariteit tonen met de mensen die het zwaarst getroffen zijn door de coronacrisis.
Vooral de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt kampen met een hoger risico op werkloosheid en inkomensverlies. Het IMF wil de slachtoffers van de pandemie op het hart drukken dat de strijd tegen de crisis gezien wordt als een collectieve opdracht van de samenleving. “Een symbolische bedrage versterkt de sociale cohesie, zelfs zonder dat de staatsfinanciën die bijdrage meteen nodig hebben”, zei Vitor Gaspar, hoofd fiscale zaken van het IMF. Gaspar verwijst naar een solidariteitsbelasting in Duitsland na de eenmaking als een voorbeeld uit het verleden. Hij had ook kunnen verwijzen naar de crisisbelasting van de regering-Dehaene, die in 1993 werd ingevoerd om de deelname aan de euro te verzekeren, maar pas recentelijk uitdoofde.
Het is verleidelijk om het advies van het IMF ook in België toe te passen. Toch is enige omzichtigheid geboden om een medicijn te slikken dat niet is voorgeschreven op maat van de Belgische patiënt. Bovendien gaat dit voorschrift gepaard met andere aanbevelingen, waarvoor de voorstanders van extra belastingen selectief blind zijn.
Het advies van het IMF wortelt in een internationale context, waarbij de ongelijkheid de voorbije jaren in heel wat landen is toegenomen. Vooral in de Angelsaksische landen is de ongelijkheid in kansen, inkomens en vermogens fel gestegen. De globalisering en de digitalisering trekken een scherpere lijn tussen zij die meekunnen en zij die achterblijven. De lager geschoolden en lagere inkomens zijn er bijzonder kwetsbaar gebleken voor de pandemie. Tegen die achtergrond is het pleidooi van het IMF logisch. In België is de situatie helemaal anders. De Belgische inkomens- en vermogensongelijkheid is bij de laagste van de OESO-landen. De inkomensongelijkheid nam de voorbije jaren zelfs af. Onze sterk uitgebouwde sociale zekerheid laat ook weinigen achter. In dit land heeft de overheid de schok van de crisis grotendeels geabsorbeerd. De prijs van dit zeer verdedigbare beleid zal in de toekomst sowieso gedragen worden door wie de meeste belastingen betaalt.
De rijkentaks waar het IMF van droomt, is dagelijkse kost in België.
Het advies van het IMF is dus niet geformuleerd met de Belgische realiteit in het achterhoofd. Veel succes ook om de hogere inkomens te belasten met een verhoging van de marginale tarieven in de personenbelasting. In België valt iedereen vanaf een belastbaar jaarinkomen van 41.360 euro in de hoogste schijf van 50 procent. De tarieven in de Belgische personenbelasting stijgen bijzonder snel. Een verhoging van dit tarief zou niet alleen de hoogste inkomens treffen, maar ook een bijzonder grote groep mensen die werken. In België ben je voor de fiscus snel rijk. Je zou natuurlijk tijdelijk een extra schijf kunnen maken, met nog hogere tarieven boven een bepaald inkomen, maar in het regeerakkoord is afgesproken om de lastendruk op arbeid te verlagen. Daar zijn goede redenen voor. Door de hoge belastingdruk op arbeid wordt de arbeidsmarkt geplaagd door werkloosheids- en promotievallen, met als resultaat een nog altijd veel te lage werkgelegenheidsgraad.
Je krijgt het niet uitgelegd
Je zou in België ook op de vermogens een extra solidariteitsbijdrage kunnen heffen, maar ook die bestaat al. De fonkelnieuwe taks op de effectenrekeningen wordt gemotiveerd als een solidaire bijdrage om de structurele meeruitgaven in de gezondheidszorg te financieren. Het IMF kan er misschien inspiratie in vinden. Daarnaast bestaat in België een ruim scala aan vermogensbelastingen, denk aan de roerende voorheffing van 30 procent, of de belasting op beurstransacties. Meerwaarden op aandelen ontspringen voorlopig de dans, maar een belasting op deze meerwaarden past in een bredere hervorming van de fiscaliteit.
De Belgische overheidsfinanciën dreigen niet te kapseizen door een te lage belastingdruk. De bodem van staatskas is in zicht omdat de overheid te inefficiënt werkt en omdat er sinds de eeuwwisseling te weinig op de uitgaven is gelet. De primaire overheidsuitgaven stegen de voorbije jaren gevoelig sneller dan het Belgische bbp. Ze stegen ook sneller dan in het eurogebied. In 2000 bedroegen de primaire overheidsuitgaven 43 procent van het bbp. In 2019, dus voor de coronacrisis, liepen ze op tot 50 procent van het bbp. In 2023, dus na de coronacrisis, zullen deze uitgaven stabiliseren rond 55 procent van het bbp. Dat is ongeveer 5 procentpunt meer dan gemiddeld in het eurogebied. Anders gezegd, in vergelijking met de landen die dezelfde munt delen, geven de Belgische overheden ongeveer 25 miljard euro meer uit. Dat krijg je niet meer uitgelegd, en dat verschil heeft weinig met de coronacrisis te maken.
Dit manifeste gebrek aan een gezond beheer van de Belgische overheidsfinanciën kan niet opgelost worden door de belastingen verder te verhogen. Het gat in de hand van de Belgische overheid kan alleen aangepakt worden door grondige hervormingen die de werkgelegenheid verhogen en het pensioenvraagstuk aanpakken. Dat advies van IMF vergaart echter vooral stof in de schuif van de regeringen. Het is gemakkelijker om de belastingen te verhogen dan pijnlijke hervormingen op tafel te leggen. Gebruik het advies van het IMF voor een tijdelijke solidariteitsbijdrage daarom niet als een vrijgeleide om de Belgische uitdagingen op de lange baan te schuiven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier