‘De Chinese crisis lijkt verdacht veel op de financiële crisis van 2008 in de Verenigde Staten’
China is niet meer wat het was. De binnenlandse vraag stagneert en de export lijdt onder geopolitieke druk. Dat noodzaakt nieuwe overheidsmaatregelen.
Professor Rudy Aernoudt (UGent) trok met Belgische bedrijfsleiders naar China en naar Chinese bedrijven om het land beter te leren kennen. De komende vier weken deelt hij telkens op maandag zijn bevindingen in een column voor Trends.
De tijd dat de economische groei in China werd geschreven met twee getallen voor de komma, ligt achter ons. De economische groei voor 2024 wordt geschat op slechts 4,7 procent. Een groei waar wij alleen maar van kunnen dromen, maar een catastrofe voor China. Het land staat nog steeds voor de enorme uitdaging om de 400 miljoen Chinezen die leven met minder dan 5 dollar per dag, uit die armoede te halen. Maar de twee belangrijkste groeideterminanten, de binnenlandse vraag en de export, staan onder zware druk.
De binnenlandse vraag
De prijzen van onroerende goederen zijn vorig jaar met gemiddeld 30 procent gedaald. Wie een appartement kocht voor 1 miljoen euro en daarvoor een aanbetaling van 300.000 deed en 700.000 euro leende, is zijn spaargeld kwijt. De lening bedraagt nu 100 procent van de waarde van het appartement. Dat heeft tot gevolg dat een investering in vastgoed niet langer in trek is. Gevolg: een overaanbod van onroerende goederen en leegstand, wat de prijzen verder doet dalen. Daardoor zijn veel Chinezen armer geworden en beperken ze hun consumptie om een appeltje voor de dorst aan te leggen.
Het vertrouwen in het beleid is daardoor gedaald, wat een bijkomende nefaste invloed heeft op de binnenlandse vraag. Uit een enquête van de Bank of China, de Chinese centrale bank, blijkt dat 60 procent van de Chinezen meer spaart dan vorig jaar. De investeringen in onroerende goederen stegen met 3,2 procent in het tweede kwartaal van 2024, maar dat was enkel te wijten aan een stijging van de overheidsinvesteringen met 6 procent, bij een daling van de privé-investeringen met 0,2 procent.
De export
De export staat dan weer onder geopolitieke druk. President Xi Jinping zet in op drie sectoren: batterijen, zonnepanelen en elektrische auto’s. Maar dat is niet naar de zin van de Verenigde Staten en Europa, die niet langer dulden dat efficiënte bedrijven in die drie segmenten in woelig water terechtkomen. Amerika bouwt een tariefmuur van 100 procent om zich te beschermen van de Chinese concurrentie. Europa gaat niet zo ver, maar wil ook tarieven opleggen, bijvoorbeeld tot 38 procent op auto’s. Ook de Chinese export van zonnepanelen stagneert. De groei bleef beperkt tot 1 procent in het tweede kwartaal van 2024.
Macro-economisch beleid
Om de groei op te krikken en in 2024 toch nog de psychologisch belangrijke grens van 5 procent te halen, wordt een beroep gedaan op dezelfde macro-instrumenten die ook in Europa en de Verenigde Staten worden gebruikt, namelijk een mix van monetaire maatregelen en overheidsinvesteringen. Ten eerste werd de kortetermijnrente sinds 2020 al tien keer verlaagd – het laatst op 24 september 2024 – om daarna te dalen van 2,5 naar 1,5 procent.
Ten tweede werden de reserveplichten van de bank verminderd, zodat een hogere leverage mogelijk wordt en dus een grotere kredietverleningscapaciteit. Dat is eerder riskant, want dat kan het banksysteem destabiliseren en het holt de Bazel-reglementering uit. Daarnaast worden de investeringen door bijkomende overheidsinvesteringen aangezwengeld.
Om de vrije val van de vastgoedprijzen te stoppen, werd de gevraagde aanbetaling bij de aankoop verminderd en wordt het overaanbod aan appartementen aan banden gelegd door nieuwe projecten streng te controleren.
Conclusie
De Chinese crisis is vooral aangestuurd door de val van de prijzen van de onroerende goederen en lijkt verdacht veel op de financiële crisis in de Verenigde Staten in 2008. De maatregelen om die tegen te gaan, zijn analoog. Maar dat alles mag niet doen vergeten dat de Chinese economie nog altijd dubbel zo snel groeit als de Europese en de Amerikaanse. Bovendien blijft het land de fabriek van de wereld: 35 procent van de wereldproductie van goederen is ‘Made in China’, tegenover slechts 12 procent voor Amerika.
De doelstelling van de langetermijnvisie – ja, die heeft China – is dat het bruto binnenlands product (bbp), dat nu op hetzelfde niveau zit als dat van Europa (17% van het wereldwijde bbp) dat van de Verenigde Staten overtreft in 2049, de honderdste verjaardag van de Volksrepubliek China. En naar mijn bescheiden mening zal het hen lukken, ondanks de tijdelijk dip. Trouwens, om het even in perspectief te plaatsen: bij de creatie van de Chinese Volksrepubliek, exact 75 jaar geleden op 1 oktober 1949, was hun aandeel in het wereldwijde bbp 4 procent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier