‘De Britten zijn de traditionele politici beu’
De Engelse auteur Jonathan Coe schreef een satirische state-of-the-nationroman over het Groot-Brittannië van David Cameron. “De ongelijkheid is er nu zo extreem dat het grotesk is geworden.”
“De crimineel opereert niet in een politiek vacuüm. Om een Engelse misdaad op te lossen, moet je in ogenschouw nemen wat er in Engeland speelt”, is de stelling van agent Nathan Pilbeam in Nummer 11, de nieuwe roman van de vooraanstaande Engelse auteur Jonathan Coe. Het lukt nog ook: Pilbeam lost een geheimzinnige inbraak op aan de hand van een artikel over de slaapkamerbelasting in de London Review of Books. Zijn collega’s noemen hem Nate of the Station _ een woordspelletje met state of the nation.
Hoe de politiek het leven van de Britten tekent, daar gaat ook Nummer 11 over. Coe is hard voor de ongelijkheid in zijn land, die door de economische crisis en de strakke begrotingsdiscipline van de regering-Cameron alleen maar is toegenomen. Mensen uit de middenklasse schuiven aan voor voedselbanken, bibliotheken gaan massaal dicht en er zijn mensen die uren met de bus rijden om thuis maar niet in de kou te zitten. In de tabloids gaan columnisten tekeer tegen de “onderklasse van profiteurs” die van een uitkering leven. De dure wijken van Londen lijken spookbuurten: veel woningen zijn opgekocht door speculanten en staan leeg. In chique residentiële straten als Turngreet Road – een knipoog naar Tregunter Road in Chelsea – laten steenrijke huiseigenaars ondergrondse verdiepingen uitgraven, omdat ze hun woning niet in de hoogte of de diepte kunnen uitbreiden. De Gunns overtroeven iedereen: zij houden er elf kelderverdiepingen op na.
“Ik kan geen realistisch boek schrijven over het Groot-Brittannië van Cameron. Dat lijkt me te deprimerend”, zegt Coe. “Maar de ongelijkheid is nu zo extreem dat het grotesk is geworden. Ik zag de mogelijkheid een boek te schrijven dat hyperrealistisch en surrealistisch is, maar wel vertrekt van de werkelijkheid.” Coe bewijst weer dat hij een meesterlijke satiricus is. Zo is er de passage over een chique diner, waar het menu wordt voorgelezen door een acteur die zijn hoofd door een gat in de tafel steekt. “Zelfs dat heb ik niet verzonnen”, vertelt hij. “Iemand liet me de foto’s zien.”
Nummer 11 is een spin-off van Het moordend testament, de satirische roman over het Thatcher-tijdperk waarmee u 22 jaar geleden bent doorgebroken. Waarom bent u teruggekeerd naar dat boek?
Coe: “Nu ik 54 ben, lijkt 22 jaar niet eens zo lang geleden (lacht). Ik zie mijn boeken als een soort van continuüm, ik hergebruik graag personages uit eerdere romans. Het moordend testament staat in mijn werk het dichtst bij Nummer 11, maar aan het einde van die eerste roman had ik bijna iedereen laten sterven. Daardoor zijn er slechts twee gemeenschappelijke nevenpersonages. Een vervolg kun je Nummer 11 dus niet echt noemen.
“Achteraf bekeken was Het moordend testament een naïef boek. Het gaat ervan uit dat het thatcherisme voorbijgaat en dat Groot-Brittannië daarna weer gewoon aanvaardt dat de verzorgingsstaat goed en nodig is. Maar Margaret Thatcher is al 25 jaar geen premier meer en haar gedachtegoed is gebleven. We hebben nu politici die de sociale zekerheid en het onderwijs willen privatiseren, en elke vorm van verzorgingsstaat afwijzen. Ze trekken de ideologie van Thatcher verder door dan zij ooit heeft gedaan. Nummer 11 heeft daarom een ander perspectief: het gaat over de aanpassing aan een toestand die onvermijdelijk lijkt.”
De financiële crisis werpt een zware schaduw over de gebeurtenissen in uw boek.
Coe: “We leven nog altijd met de gevolgen ervan, en er is ook niets essentieels veranderd om te vermijden dat het opnieuw gebeurt. Er heerst een nieuw en diepgaand gevoel van onzekerheid sinds 2008. Daarvoor waren er ook problemen, maar we dachten dat we er tenminste op konden vertrouwen dat de bankwereld op solide fundamenten rustte. Dat geloof is weg. Veel Britten zijn bang dat er in de niet zo verre toekomst een vergelijkbare crisis uitbreekt.
“Hetzelfde onwerkelijke gespeculeer dat de financiële crisis heeft veroorzaakt, zie je nu in een fysieke vorm opduiken op de Londense vastgoedmarkt. Een nieuw verschijnsel zijn de luxe appartementsgebouwen langs de Thames. Veel van die appartementen veranderen verscheidene keren van eigenaar nog voordat de eerste steen is gelegd. Ze worden gekocht door buitenlandse beleggers. Bijna allemaal staan ze leeg.”
Jamie, een student, maakt een scriptie over onzichtbaarheid “als metafoor om het over politiek te hebben”. Zijn er veel onzichtbare Britten?
Coe: “De armsten verdwijnen van de radar. Maar ook veel Britten in de middenklasse hebben het moeilijk. Mensen zoals Val, een van de personages in het boek, behoren tot het precariaat. Ze kunnen maar twee à drie weken vooruitkijken, tot hun contract wordt verlengd, of tot ze hun loon of hun uitkering krijgen. Gebeurt dat niet, dan vallen ze door het nest.
“Aan de andere kant van het economische spectrum proberen de superrijken zich evengoed onzichtbaar te maken. Ze rijden in auto’s met geblindeerde ramen, ze verschansen zich in gated community’s. Daarom intrigeert het verborgen, ondergrondse leven in die kelderuitbreidingen mij zo. Er zijn twee groepen die buiten de samenleving staan. Dat is ongezond, het beschadigt de sociale cohesie.”
“Ik heb het gevoel dat er twee werelden bestaan, mijn wereld en hun wereld, maar je kunt niet echt van de ene naar de andere oversteken”, zegt het personage Rachel. U maakt een parallel met de tv-reeks Dowtown Abbey, over het leven op een Engels landgoed tijdens het interbellum.
Coe: “Die reeks lijkt te zeggen dat het bestaan van een klasse van meesters en dienaars onontkoombaar is. De afstand tussen beide is onoverbrugbaar, maar de meesters helpen grootmoedig de problemen van hun bedienden op te lossen. De Britten kijken met een zekere ironie naar die mooie fantasie over hun verleden. Ze beseffen wel dat die fout en onzinnig is, maar toch schakelen ze hun kritische zin uit en kijken ze ernaar. Net zoals ze eigenlijk beseffen dat er iets compleet misgaat in hun land, maar er toch in meegaan.”
Uw verwondering daarover is een van de belangrijkste thema’s van het boek.
Coe: “We leven in een krankzinnige samenleving, en een van de krankzinnigste zaken is dat we dat nog slikken ook. Zijn we dan allemaal cynisch geworden? Kijken we weg, drinken we onze Starbucks-koffie en proberen we er niet te veel aan te denken? Geloven dat we dat alle politici eender zijn en dat er toch niets kan veranderen? Het is een combinatie van die dingen. We zijn een land dat zijn eigen ongelijkheid ontkent.”
Maar de regering-Cameron heeft wel banen gecreëerd, voor economische groei gezorgd en het begrotingstekort fors teruggedrongen. Bij de parlementsverkiezingen haalde de Conservatieve Partij vorig jaar een volstrekte meerderheid.
Coe: “Ik heb geen pamflet geschreven over de toestand van de Britse economie, ik probeer te peilen hoe het is om nu in Groot-Brittannië te leven. De meerderheid heeft het nog altijd comfortabel, en veel Britten in de middenklasse zijn bang om de boot aan het schommelen te brengen en hun levenswijze op het spel te zetten. Ze voelen een knagende onbehaaglijkheid, omdat ze weten dat de dingen niet zijn zoals ze horen, maar ze proberen zo veel mogelijk hun oogkleppen op te houden.”
Ook het referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie lijkt niet te leven in Groot-Brittannië. Slaapwandelen de Britten naar een brexit?
Coe: “Het debat heeft nog niet echt vuur gevat, dat klopt. Dat komt deels doordat het een onnodig referendum is. David Cameron heeft het alleen maar aangeboden om zijn vel te redden en zijn eurosceptische backbenchers te sussen. Het is een schande dat zo’n existentieel referendum over de toekomst van het land is gelanceerd om de interne problemen in de Conservatieve Partij onder controle te krijgen. Diep in mijn binnenste geloof ik dat we in Europa blijven. Maar dat is helemaal niet zeker.”
Alastair Campbell, de voormalige mediastrateeg van eerste minister Tony Blair, had het onlangs in een opiniestuk in de Financial Times over ‘de tijd van het ongeloof’. De Britten trekken zich niets aan van de oproep van de OESO, het Internationaal Monetair Fonds of de Bank of England om in de Europese Unie te blijven. Ze geloven wel een politicus als de Londense burgemeester Boris Johnson, omdat hij hen doet lachen.
Coe: “Ik denk dat hij gelijk heeft. Tot nu is de discussie over het referendum vooral gevoerd door politici en zakenmensen – twee groepen waar de Britten zich voor afsluiten. Bovendien gebruiken ze alleen economische argumenten. Het is moeilijk het publiek daarvoor enthousiast te maken, te meer omdat er wordt gegoocheld met statistieken die elkaar tegenspreken. Op dit moment luistert er niemand.
“De Britten zijn de traditionele politici beu. Ze zoeken leidersfiguren, maar vinden die niet. Iedereen die een beetje anders is, trekt onmiddellijk de aandacht. Ook Jeremy Corbyn, de nieuwe leider van Labour, is zo iemand. Hij spreekt aan omdat hij er anders uitziet en andere dingen zegt dan de overige politici.”
Roger, een van de personages in de roman, gaat ten onder aan zijn nostalgie naar een tijd van sociale voorzieningen en de aanwezigheid van een vangnet. Hij doet me denken aan Jeremy Corbyn.
Coe: “In veel opzichten heb ik sympathie voor Corbyn. Maar het soort politiek dat hij voorstaat, is moeilijk te verzoenen met de wereld van vandaag. In de politiek moet je realistisch zijn. Je kunt de klok niet terugdraaien. Daarom maak ik me zorgen over Corbyn. Paradoxaal genoeg krijgt hij vooral steun van jonge mensen. Zij hebben de jaren zestig en zeventig niet meegemaakt. Ze weten niet dat het allemaal al eens geprobeerd is, en dat daar veel schaduwkanten aan waren.”
In uw roman pleegt een dolle blogger aanslagen op stand-upcomedians die hun gehoor amuseren met grappen over bankiers die hun bonussen blijven opstrijken. Volgens hem zet politieke satire niet aan tot actie, maar geeft ze het publiek “het zoveelste excuus om op zijn kont te blijven zitten”. Hoor ik daar zelfkritiek?
Coe: “In 2008, op het hoogtepunt van de financiële crisis, luisterde ik naar zo’n humoristisch panelprogramma op de radio. Een van de komieken maakte grappen over bankiers, tot hij opeens stopte en live in de uitzending een soort geloofscrisis kreeg. Hij vroeg zich af waarom ze daar grappen zaten te maken en niet de straat opgingen om te protesteren. Ik vond dat interessant, want ik had gewoon meegelachen, zoals iedereen. Sindsdien ben ik sceptischer over de functie van humor.
“Lachen is belangrijk, je maakt er het leven draaglijker mee. Maar er zijn verschillende soorten humor: humor die voortkomt uit onverschilligheid bijvoorbeeld, of uit boosheid. Misschien hebben we nu meer die laatste vorm nodig.”
Jonathan Coe, Nummer 11, De Bezige Bij, 429 blz., 24,90 euro (ook verkrijgbaar als e-book).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier