‘Dat alleen verkozen politici beslissen, is niet meer van deze tijd’: professor bestuurskunde Bram Verschuere over een betere democratie

BRAM VERSCHUERE. "We zouden iets actiever onze rol mogen opnemen als burger." © jonas lampens
Dirk Vandenberghe freelancejournalist en podcastmaker

Hoe kunnen we het vertrouwen van de burger in de democratie opkrikken? Dat is de centrale vraag die professor bestuurskunde Bram Verschuere in een nieuw boek probeert te beantwoorden. Wondermiddelen zijn er niet. “De democratie zoals we denken dat die werkt, heeft eigenlijk nooit bestaan.”

Als het over politiek gaat, gaat het vaak over het verwerven van macht, het partijpolitieke spel en de inzet van verkiezingen. Er vloeit veel minder inkt over hoe we publieke diensten organiseren en hervormen dan over de zoveelste bitse woordenstrijd tussen partijvoorzitters. “Dat was de aanleiding om in een boek de andere kant van de medaille te laten zien, hoe democratie werkt en soms ook vastloopt, en wat we daaraan kunnen doen”, zegt Bram Verschuere, professor bestuurskunde en overheidsmanagement aan de UGent. “We zijn vaak een beetje blind voor die bestuurlijke kant. Nederland heeft daar bijvoorbeeld een veel grotere traditie in.”

Politiek in tijden van wantrouwen is de titel van uw boek. Is dat wantrouwen niet van alle tijden en inherent aan de democratie?

BRAM VERSCHUERE. “Het klopt dat politici altijd een beetje de pispaal van boze mensen zijn geweest. De eerste Zwarte Zondag dateert al van 1991. En na de verkiezingen van 9 juni krijgen we wellicht weer deels dezelfde analyses te horen. Maar er is in die 35 jaar tijd wel veel veranderd. Onze samenleving ziet er helemaal anders uit dan in de jaren vijftig of zestig, toen die nog verzuild was. Het was toen makkelijker om aan politiek te doen en de zaken georganiseerd te krijgen. Nu zitten we in een heel andere situatie. Weten politici eigenlijk nog wie ze vertegenwoordigen, wie voor hen stemt, voor wie ze het moeten opnemen? Ze zien constant knipperlichtjes, ook via sociale media, en die gaan alle kanten uit. En politici hebben de neiging daar snel op in te spelen. Dat komt het beleid op lange termijn niet ten goede.”

‘Weten politici eigenlijk nog wie ze vertegenwoordigen, wie voor hen stemt, voor wie ze het moeten opnemen?’

Dan is de vraag: hoe keer je zo’n trend?

VERSCHUERE. “Je kunt wel een paar dingen bedenken. Bijvoorbeeld een beperking van het aantal keren dat iemand minister mag zijn. Is het normaal dat iemand twintig jaar minister is, en de ene keer welzijn en de volgende keer mobiliteit onder zijn hoede heeft? Alsof er maar een paar honderd mensen in ons land bekwaam zouden zijn om die functies uit te oefenen. Bovendien krijg je dan situaties zoals onlangs met Ben Weyts, die adviezen van een administratie naast zich neerlegt met als argument het primaat van de politiek, dat de mensen daarvoor hebben gekozen.”

Dat argument klopt niet?

VERSCHUERE. “Dat alleen de verkozen politici beslissen, is niet meer van deze tijd. Er zit in de samenleving heel veel kennis, expertise en capaciteit die niet worden benut. Zo gaat veel kennis en kunde verloren door de manier waarop ons politiek-bestuurlijke systeem is georganiseerd. Dat is ook deels een cultureel gegeven. Daardoor is er vanuit de politiek bijvoorbeeld wantrouwen tegenover de ambtenarij of het middenveld. Terwijl daar net veel kennis zit, net als bij de burgers zelf. Al die kennis wordt amper aangeboord. Als dat wel gebeurt, zie je dat problemen vaak sneller worden opgelost, denk maar aan het mestactieplan. Het risico is natuurlijk dat je dan vaak een wat duurder compromis krijgt, en dat de mensen die het compromis hebben gemaakt er geen verantwoording voor hoeven af te leggen. Maar je hebt dan als politici wel alle kennis en alle standpunten gehoord, en niet alleen geluisterd naar één lobby.”

U noemt de lobbycratie een van de redenen waarom de burger zich soms uitgesloten voelt. Daarnaast zijn er ook nog de technocratie, de bureaucratie, de kabinettocratie, de juristocratie en de particratie. Er zou een beter evenwicht moeten komen tussen al die vormen, maar hoe organiseer je dat?

VERSCHUERE. “Dat is lastig. Ik ben over die verschillende vormen gaan spreken, om aan te tonen dat het model van democratie dat in het hoofd van de burger zit, nooit heeft bestaan. We denken: we brengen één keer onze stem uit, we tellen die stemmen op en dan maken we meerderheden die beslissen wat de meerderheid van de mensen wil, maar dat klopt niet. Vooral de particratie probeer ik in het boek te fileren, omdat de partijen en de partijvoorzitters een onredelijk grote invloed hebben op het democratische en bestuurlijke proces. Er is al eens geopperd dat partijen werken als een soort uitzendkantoor voor politici. Dat is wel een goed beeld.”

‘Partijen die werken als een soort uitzendkantoor voor politici. Dat is wel een goed beeld’

Dan is opnieuw de vraag: hoe keer je dat? Partijen die nu veel macht hebben, kiezen er niet voor om die macht in te leveren.

VERSCHUERE. “Je kunt een paar ingrepen doen. Door de lijststem af te schaffen geef je de burger een grotere kans om rechtstreeks zijn vertegenwoordigers te kiezen. En je zou het kunnen hebben over hoe de partijfinanciering wordt gebruikt, daar een aantal regels voor bepalen, bijvoorbeeld over bestedingen op sociale media. En je kunt de representatieve democratie waarbij we vertegenwoordigers kiezen aanvullen met elementen van burgerparticipatie. Hybride democratie heet dat. Voorwaarde is wel dat je daar tijd en geld in investeert om dat goed te organiseren.”

U was voorzitter van het Gentse burgerkabinet ten tijde van de invoering van het circulatieplan. Welke lessen hebt u daaruit geleerd?

VERSCHUERE. “Het belangrijkste is dat je altijd op een open, eerlijke manier terugkoppelt naar de bevolking. Er zullen altijd mensen zijn die met verkeerde verwachtingen deelnemen aan zo’n burgerkabinet, en er zullen altijd mensen zijn die vinden dat er te weinig inspraak is. Het burgerkabinet heeft aan het schepencollege en de administratie 160 adviezen bezorgd voor aanpassingen aan het voorgestelde circulatieplan. Toenmalig burgemeester Daniël Termont en schepen Filip Watteeuw hebben tijdens een avond meer dan drie uur lang al die adviezen besproken. Waarom het ene wel werd aangenomen en het andere niet. Als je dan bijvoorbeeld zegt ‘dit is een goed advies, maar het is een bevoegdheid van De Lijn, we nemen het met hen op’, dan weten mensen waarom het nog niet is aangepast, maar ze voelen zich wel gehoord.”

Hoe zorgt u ervoor dat zo’n jury representatief genoeg is en dat niet alleen de mondige middenklasse aan het woord komt? Met een loting?

VERSCHUERE. “Bij het circulatieplan hebben we gewerkt met een geleide loting, nadat alle burgers ouder dan 18 jaar zich kandidaat konden stellen. Vervolgens waren er bij de loting enkele parameters, zoals of de kandidaat autogebruiker of fietser was, om net het evenwicht te bewaren. Je kunt dat transparant doen, zodat die burgerjury door iedereen wordt aanvaard. Maar je kunt dat volgens mij alleen doen met eerder technische materie. Ik ben ook voorstander van een jury die geen beslissingen neemt, maar wel advies geeft en feedback krijgt. Maar participatie goed organiseren is veel werk. Door op die manier het debat te stimuleren, zorg je er wel voor dat burgers extra betrokken raken. Nu wordt het soms niet ernstig genoeg georganiseerd, er wordt te weinig geïnvesteerd in de organisatie en de communicatie rond bijvoorbeeld een referendum.”

‘Er zit in de samenleving heel veel kennis, expertise en capaciteit die niet worden benut’

Bestaat er al onderzoek of dit soort systemen echt zorgen voor een beter beleid, of voor een meer aanvaard beleid bij de hele bevolking?

VERSCHUERE. “Bij de UGent zijn we bezig met een onderzoeksproject waarbij we de democratische actoren op lokaal vlak vragen naar hun ervaringen met democratische innovatie. En dan zie je bijvoorbeeld dat burgemeesters en schepenen verkiezingen goed vinden, maar minder te vinden zijn voor referenda. Bij burgers is het omgekeerd, die vinden referenda net interessant. En ambtenaren vinden burgerjury’s interessant, omdat ze die kunnen begeleiden. Je ziet dus dat elke groep kiest voor het systeem van democratische innovatie waarmee ze de meeste invloed kunnen uitoefenen. Maar het gaat om gemiddelden, want ook binnen die groepen zijn er grote verschillen, bijvoorbeeld tussen politiek cynische mensen en niet-cynische mensen. Cynici hebben geen vertrouwen in burgerparticipatie, maar wel in directe referenda bijvoorbeeld.


“Uit een andere studie over een referendum in Mechelen blijkt wel dat de verliezers, die hun keuze niet bevestigd zagen, toch een groter vertrouwen hadden in de politiek, omdat ze zich op een democratische manier hadden mogen uitspreken en een goede uitleg hadden gekregen over de uiteindelijke beslissing.”

Die opvolging is erg belangrijk?

VERSCHUERE. “Er zijn in grote lijnen drie redenen waarom mensen de politiek wantrouwen: een gebrek aan inspraak, een gebrek aan prestaties en een gebrek aan uitleg en transparantie. Als een beslissing wordt genomen, hebben we geen zicht op de dynamiek die daaraan is voorafgegaan. Wie heeft welke argumenten aangebracht? Op wiens vraag kwam deze beslissing er? Wat zijn de voor- en nadelen? Hoe zijn die tegen elkaar afgewogen? Daarover wordt nooit gecommuniceerd. Politiek is een zwarte doos waar iets uitkomt, maar je weet niet hoe dat tot stand is gekomen. Wat meer openbaarheid van bestuur kan daarbij helpen.”

Bij openbaarheid van bestuur moet ik spontaan denken aan het Ineos-dossier, waar parlementsleden een dossier kregen vol zwartgemaakte passages.

VERSCHUERE. “Politici hebben nog te veel schroom om dat soort beslissingen goed uit te leggen. Het is ook een hard vak, daar heb ik alle begrip voor. Maar meer openbaarheid zou het wantrouwen zeker doen afnemen.”

België is een complex land met veel overheden, waar de ene overheid soms tegenover de andere overheid staat. Voedt dat het wantrouwen?

VERSCHUERE. “Het is niet omdat wij verschillende bestuursniveaus hebben, dat de burgers wantrouwig zijn. Wat wel speelt, is dat die complexe structuur ertoe leidt dat het land niet optimaal functioneert, omdat je als beleidsmaker moet werken met de gevolgen van beslissingen op andere niveaus. Bovendien is er verspilling door gedeelde en overlappende bevoegdheden, is de organisatie niet zo efficiënt als zou kunnen en wordt er te laat of slecht gehandeld. Denk maar aan de aanpak van de watersnood enkele jaren geleden in Wallonië, waar geen afstemming was tussen federale, Waalse en lokale diensten.”

Verwachten we misschien te veel van onze overheden?

VERSCHUERE. “Soms zijn we te kritisch voor de overheid. Als er één terroristische aanslag is, hebben we het over de falende overheid en de slecht werkende politie- en inlichtingendiensten. Terwijl we niets weten over de vijftien aanslagen die dezelfde diensten hebben verijdeld. Er zijn zaken bij de overheid die uitstekend werken en we staan er haast niet meer bij stil dat de overheid erachter zit. Langs de andere kant hebben we soms net iets te veel vertrouwen in de overheid, denk maar aan het PFAS-schandaal.


“Wat ik wel merk, is dat we de overheid nu veel te makkelijk wegzetten als iets vies. Dat is onterecht. Er kan heel veel verbeterd worden, maar sommige dingen lopen ook echt goed, en er wordt door politici en het middenveld veel te weinig benadrukt dat er ook zoiets is als het collectieve, het publieke en de openbare ruimte, waar me met z’n allen samen verantwoordelijk voor zijn. Waar we iets actiever onze rol mogen opnemen als burger. Dat mis ik soms.” z

Bram Verschuere, Politiek in tijden van wantrouwen. Een nieuwe aanpak voor een falend beleid, Lannoo, 192 blz., 22,99 euro

Bio

Geboren in Kortrijk in 1977


Studeerde politiek en overheidsmanagement aan de UGent, in Liverpool en aan de KU Leuven


Is professor bestuurskunde en overheidsmanagement aan de UGent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content