Ilse De Witte
‘Bescherm de koopkracht of schaf het aanvullend pensioen af’
De verzekeraars hameren op de 3,25 procent wettelijk gegarandeerd rendement, maar zwijgen liever over alle uitzonderingen waarin de wet voorziet. Dat zegt Trends-redacteur Ilse De Witte.
De verzekeraars liggen al een tijdje onder vuur, omdat ze een aanpassing vragen van de wet op het aanvullend pensioen (WAP). Als u een werknemer bent, dan kunt u veelal via uw werkgever een aanvullend pensioen opbouwen. De werkgever kan de organisatie van dat pensioenplan uitbesteden aan een verzekeraar (groepsverzekering) of op eigen houtje of in samenwerking met sectorgenoten een pensioeninstelling oprichten (pensioenfonds). De meeste werkgevers kozen in het verleden voor een groepsverzekering.
U krijgt tot nu toe de garantie van uw werkgever dat u op pensioenleeftijd een kapitaal krijgt, opgebouwd uit de jaarlijkse stortingen van de werkgever en een gemiddeld jaarlijks rendement van 3,25 procent op die stortingen. De werkgeversorganisatie VBO en de vakbonden onderhandelen op dit eigenste moment over een variabel of een lager gegarandeerd wettelijk rendement.
Ze zien zich daartoe genoodzaakt omdat de verzekeraars op de nieuwe stortingen in groepsverzekeringen nog maar 1,5 procent, of iets van die ordegrootte, willen garanderen. De verzekeraars wijzen erop dat ze nog amper rendement kunnen halen met beleggingen in obligaties en vinden het niet verantwoord meer rendement te garanderen. De werkgevers zijn op hun beurt bang van de factuur die zij straks moeten betalen als de groepsverzekering minder dan het wettelijk gegarandeerde minimumrendement uitbetaalt aan hun werknemers.
‘Bescherm de koopkracht of schaf het aanvullend pensioen af’
Uitzonderingen op de regel
De verzekeraars leven in hun eigen wereld. Ze gaan uit van hun standaarden en hun manier van werken. Ze maken contracten waarbij ze een rendement garanderen op de stortingen vanaf de indiensttreding tot de pensioenleeftijd. Ze hameren op die 3,25 procent wettelijk gegarandeerd rendement, maar zwijgen liever over alle uitzonderingen waarin de wet voorziet.
Werkgevers moeten bijvoorbeeld enkel 3,25 procent garanderen voor de jaren dat een werknemer in dienst is. Hoeveel mensen blijven de dag van vandaag nog heel hun leven bij dezelfde werkgever? De gemiddelde Belg verandert drie tot vier keer van werk. Bij een vertrek van de werknemer valt die wettelijke rendementsgarantie voor de werkgever terug naar 0 procent.
Eventuele tekorten in het pensioenplan kunnen zichzelf op die manier oplossen. Want het geld moet er pas liggen op pensioenleeftijd of als de werknemer zijn geld overdraagt naar zijn nieuwe werkgever (wat amper gebeurt op dit moment). De eerste vijf jaar na indiensttreding moeten de werkgevers enkel een bescherming tegen inflatie garanderen aan hun werknemers, geen 3,25 procent per jaar.
Dekking bij overlijden
En dan is er nog een uitzondering die de krant De Tijd vrijdag onder de aandacht bracht. De meeste groepsverzekeringen bestaan uit twee delen: een uitkering bij leven en een uitkering bij overlijden. Dat betekent in mensentaal dat u een uitkering krijgt als u de pensioenleeftijd bereikt en dat uw erfgenamen een uitkering krijgen als u die leeftijd niet bereikt.
“U kunt bij uw ontslag de opgebouwde reserves van uw aanvullend pensioen laten staan bij uw pensioeninstelling of ze overdragen naar een andere instelling, die van uw volgende werkgever of een verzekeraar die u vrij kiest. Hou er rekening mee dat er doorgaans ook een dekking in geval van overlijden was in uw vorige plan, die meestal vervalt bij vertrek.” Dat staat te lezen in het antwoord op een vraag bij een checklist voor mensen die ontslagen werden, opgesteld door de sectorfederatie Assuralia op zijn weinig bekende educatieve website abcverzekering.be. Volgens de woordvoerder Wauthier Robyns loopt de overlijdensdekking in nieuwe contracten meestal door als u van werkgever wisselt, maar was het omgekeerde de standaard bij de oudere groepsverzekeringscontracten.
Er bestaan ook grote verschillen tussen verzekeraars, zo leert een rondvraag. AG Insurance, de grootste verzekeraar van ons land, meldt: “De hoofdmoot van onze contracten zijn van het type uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves, waarbij de overlijdensdekking niet vervalt.”
Bij AXA, het nummer twee op de Belgische levensverzekeringenmarkt, daarentegen vervalt de dekking overlijden in de meeste contracten wel. AXA sloot vooral contracten van het type uitgesteld kapitaal zonder tegenverzekering af. Als u komt te overlijden voor uw 65ste, en u geniet geen overlijdensdekking, dan komt uw pensioenpot in de grote pot van de verzekeraar. Dat is overigens ook het geval bij de bedrijfs- en sectorpensioenfondsen. Het is dus bij een ontslag zaak navraag te doen bij uw personeelsdienst of verzekeraar.
Rente en kosten
De verzekeraars vergelijken die 3,25 procent ook graag met het niveau van de Belgische tienjaarsrente vandaag (zowat 1%) en zwijgen er liever over dat de Belgische rente de voorbije twintig jaar vaker boven 3,25 procent lag dan eronder. Ze zwijgen ook over de 5 procent beheerskosten die ze mogen aanrekenen volgens de wet.
Om maar te zeggen dat u in werkelijkheid nooit 3,25 procent jaarlijks rendement krijgt op de stortingen voor uw aanvullend pensioen. Voor wie om de tien jaar van werkgever verandert, zal het eerder 1,5 procent zijn. Wie weet waar we uitkomen als de sociale partners en de overheid het wettelijk minimumrendement voor het aanvullend pensioen loslaten. Als de verzekeraars en de werkgevers niet eens de koopkracht van dit “uitgestelde loon” van de werknemers kunnen/willen garanderen, dan schaffen we het aanvullende pensioen misschien maar beter helemaal af.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier