België heeft achterstand in geïntegreerde zorg
De Belgische gezondheidszorg is erg ziekenhuisgericht. Dat is duur. In zijn jaarlijkse rapport over de ziekenhuissector, ziet ING kansen voor geïntegreerde zorgnetwerken.
In de Belgische ziekteverzekering is ongeveer 5 procent van de patiënten verantwoordelijk voor 53 procent van de uitgaven. Het aandeel van de chronische patiënten neemt bovendien toe. In 2018 voerden de Onafhankelijke Ziekenfondsen op basis van de gegevens van hun leden een studie uit waaruit blijkt dat een op de vier Belgen lijdt aan een chronische aandoening. Die groep is goed voor 70 procent van de uitgaven in de ziekteverzekering.
De uitdagingen van de zorgsector zijn bekend. De vergrijzende bevolking leidt tot meer chronische zieken; die hebben andere noden dan wie acute zorg nodig heeft. Chronische patiënten zouden gebaat zijn bij een geïntegreerde zorg. Daarbij krijgen preventie en thuiszorg een belangrijkere rol, wat vermoedelijk zowel de kwaliteit van de zorg als de betaalbaarheid verbetert. De technologische evolutie zorgt bovendien voor nieuwe behandelingen, maar wijzigt ook het verwachtingspatroon van patiënten. Tot slot zijn er de budgettaire en wettelijke beperkingen waar de ziekteverzekering mee worstelt.
Meer dan ziekenhuisnetwerken
De grote ziekenhuishervorming van minister van Sociale Zaken Maggie De Block (Open Vld) heeft als hoeksteen de nieuwe ziekenhuisnetwerken en raakte vorige maand eindelijk goedgekeurd. Maar, concludeert Eduard Portella van Antares Consulting, dat is eigenlijk geen afdoend antwoord op de nood aan een geïntegreerde zorg. Antares nam voor ING voor de derde keer op rij de Belgische ziekenhuissector onder de loep. ‘Ziekenhuisnetwerken zijn gericht op een rationalisering van het aanbod, terwijl geïntegreerde zorgnetwerken focussen op zorgcontinuïteit voor de patiënt’, zegt hij.
Op een doorsnee dag bezetten chronische patiënten zo’n 5 procent van de Belgische ziekenhuisbedden voor acute zorg. Dat lijkt logisch, maar neem het aantal chronische patiënten die het afgelopen jaar meer dan 20 dagen in het ziekenhuis lagen en het percentage loopt op tot 27 procent. Die cijfers laten vermoeden dat patiënten langer dan nodig in een acuut, en dus duur, ziekenhuisbed verblijven omdat er geen goed alternatief is.
Vaak heeft dat ook te maken met een gebrekkige coördinatie tussen het ziekenhuis en de aanbieders van thuiszorg, kine en sociale ondersteuning. Daarvoor is een rationalisering van het aanbod geen oplossing. Volgens het ING-rapport impliceert ‘die moeilijke situatie dat we op zoek moeten naar nieuwe modellen, om patiënten met complexe problemen beter te kunnen verzorgen.”
Belgische institutionalisering
Uit OESO-gegevens blijkt dat Belgische 65-plussers die langdurige zorg nodig hebben, die vaker in een instelling krijgen dan thuis. Dat is duurder en in dat opzicht doen we het duidelijk slechter dan andere landen. Combineer dat met het relatief lage aantal verpleegkundigen per 1000 inwoners of zet daar het toekomstige tekort aan artsen naast, en dan blijkt duidelijk dat onze gezondheidszorg gebaat is met een meer geïntegreerde aanpak. Dat zou het aantal dure ziekenhuisbedden kunnen helpen te verlagen.
Andere landen, bijvoorbeeld de Scandinavische, Nederland en Frankrijk, staan al verder in geïntegreerde zorg. ING België en Antares schuiven denksporen naar voren die het debat over zorgintegratie kunnen voeden. ‘We moeten af van de logica waarbij we actoren zich afvragen wie welke taken doet in de zorg, en meer evolueren naar een model waar we ons afvragen hoe we kunnen samenwerken’,zegt Portella. Voorts vindt hij dat we sneller lessen moeten trekken uit de proefprojecten die zijn opgestart. Daarbij moet preventie een belangrijker plaats krijgen en is de coördinerende rol tussen de gezondheidsaanbieders best weggelegd voor de ziekenhuizen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier