Begrotingsexpert Wim Moesen: ‘Ik zie geen grote omwentelingen’
Het regeerakkoord dat premier Charles Michel presenteerde, is niet de grote breuk met het verleden, zegt Wim Moesen, begrotingsexpert van de KU Leuven in een gesprek dat deze week in Knack staat: ‘Ik zie geen grote omwentelingen, zoals sommigen hadden verwacht.’
Moesen vindt ook dat de regering Michel weinig doortastend werk heeft afgeleverd als het gaat over de verschuivingen van de belastingen op arbeid naar consumptie en vermogen. Moesen: ‘De meeste economen en ook politieke partijen hebben voor de verkiezingen gezegd dat er een verschuiving van de lasten op arbeid naar consumptie en vermogen moet komen. Ik kan alleen maar vaststellen dat de regering-Michel een heel schuchtere taks-shift heeft doorgevoerd. In elk geval veel minder dan de Hoge Raad voor Financiën had aanbevolen.’
In het interview houdt Moesen ook een pleidooi voor een minder strenge toepassing van de begrotingsnormen door Europa: ‘We zitten in een periode van zeer lage groei. In 2012 en 2013 hebben we een nulgroei gekend, voor 2014 wordt er gerekend op 1,4 procent groei, maar dat zullen we niet halen. Voor de volgende jaren wordt gehoopt op een gemiddelde groei van 1,5 procent, en dat gaan we nooit bereiken. Europa heeft normen uitgevaardigd waaraan de begrotingen van de lidstaten moeten voldoen. Dat is zeker niet slecht, sommige landen moet je discipline opleggen, anders loopt het er binnen de kortste keren fout. Maar de strikte Europese norm dat de begroting in evenwicht moet zijn, is vandaag onhoudbaar. Daarmee schiet Europa in eigen voet.’
‘Belastingwetgeving is uitgehold en onnodig ingewikkeld’
Moesen stelt voor om een onderscheid te maken tussen de lopende uitgaven en de investeringsuitgaven van een overheid. De lopende uitgaven beslaan de werkings- en personeelskosten, en alle transfers zoals pensioenen en werkloosheidsuitkeringen. Voor die lopende uitgaven moet de begroting nog steeds in evenwicht zijn. ‘Voor de investeringsuitgaven moet dat in mijn voorstel niet langer het geval zijn’, zegt Moesen. Investeringsuitgaven zijn investeringen in een autoweg, een sporthal, in woonzorgcentra, scholen, enzovoorts. ‘Daarvoor mag een overheid van mij gaan lenen, net zoals een gezin gaat lenen voor de bouw van zijn huis: tegenover die lening staat een actief waar je dertig, veertig jaar of nog langer nuttig gebruik van kunt maken. Het tekort op die investeringsuitgaven mag nooit groter zijn dan drie procent van het bbp, maar wel even groot als de investeringen. Als de gezamenlijke overheden in België dus 1,6 procent van het bbp aan investeringen uitgeven, dan mag België in dat voorstel een tekort hebben van 1,6 procent, want daar staan activa tegenover.’
En dan moet de regering-Michel een tweede stap zetten in de taks-shift, de verschuiving van de lasten op arbeid naar belastingen op consumptie en inkomens uit vermogen. ‘Die noodzakelijke tweede stap moet deel uitmaken van een grote belastinghervorming die ook een vereenvoudiging moet zijn’, stelt Moesen. ‘Vandaag heeft elke drukgroep wel haar aftrek of vrijstelling. De belastingwetgeving is daardoor uitgehold en onnodig ingewikkeld.’
Lees de volledige analyse van Wim Moesen deze week in Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier