60.000 banen staan op het spel
De kans stijgt dat er tegen de deadline van 8 juli geen regeling is voor het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Dat zou de Belgische economie tot 60.000 banen kunnen kosten. De bezorgdheid bij de werkgevers neemt toe. Juristen waarschuwen voor een lawine van rechtszaken.
Een arrest van het Grondwettelijk Hof is duidelijk: de ongelijkheid tussen arbeiders en bedienden is ongrondwettelijk en moet uiterlijk op 8 juli 2013 zijn weggewerkt. De kans wordt met de dag kleiner dat er tijdig een oplossing uit de bus komt. De standpunten van de vakbonden en de werkgevers staan lijnrecht tegenover elkaar. De vakbonden, en vooral het ABVV, zijn niet gehaast een compromis te sluiten. Zij rekenen erop dat arbeiders na 8 juli massaal naar de arbeidsrechtbank kunnen stappen met de eis geherkwalificeerd te worden als bediende. Dat betekent dat ze bij ontslag recht hebben op de hogere opzeggingstermijnen en -vergoedingen van de bedienden.
Hoewel sinds 2012 een nieuwe wet op de ontslagvergoedingen van kracht is, blijft het verschil tussen arbeiders en bedienden groot. De maximale opzeggingstermijn voor bedienden bedraagt 750 dagen, die voor arbeiders 129 dagen. De socialistische bediendevakbond BBTK vindt het vanzelfsprekend dat die termijn voor arbeiders wordt verlengd. In een mededeling stelden BBTK-voorzitter Erwin De Deyn en ondervoorzitter Myriam Delmée: “In een land waar de meerderheid van de werknemers een bediendestatuut heeft, is het logisch dat dat laatste als referentie moet dienen bij het wegwerken van de verschillen tussen arbeiders en bedienden.”
Extra loonkostenhandicap
Als de arbeidsrechtbanken zouden oordelen dat het onderscheid tussen beide beroepsgroepen moet worden weggewerkt door arbeiders dezelfde ontslagvergoedingen toe te kennen als bedienden, zal dat de kosten voor de bedrijven aanzienlijk in de hoogte jagen. Uit onderzoek van het hr-bureau Acerta is gebleken dat de ontslagkosten voor arbeiders in bepaalde sectoren stijgen met 400 procent als ze worden gelijkgeschakeld met het niveau van de bedienden. Dat staat gelijk met een toename van de gemiddelde jaarlijkse loonkosten met 3 procent van arbeiders en bedienden samen.
Pieter Timmermans, de gedelegeerd bestuurder van het VBO, waarschuwt dat een nivellering naarboven zou leiden tot een extra loonkostenhandicap van gemiddeld 2 à 4 procent. Berekeningen die de Leuvense economen Joep Konings en Filip Abraham een paar jaar geleden uitvoerden in opdracht van het VBO, leerden dat als de loonkosten van de Belgische privébedrijven stijgen met 1 procent, de werkgelegenheid daalt met ongeveer 0,5 procent. In het derde kwartaal van 2012 bedroeg de totale werkgelegenheid in België 4,55 miljoen, waarvan ongeveer 3 miljoen in de marktsector. Een extra loonkostenhandicap van 2 tot 4 procent door het duurdere eenheidsstatuut zou dus tussen 30.000 en 60.000 banen kosten.
Advocaten die gespecialiseerd zijn in arbeidsrecht, stellen dan ook vast dat de bezorgdheid bij de bedrijven toeneemt. “De vakbonden zullen zich omwille van de sociale vrede misschien terughoudend opstellen en na 8 juli niet massaal naar de rechtbank stappen als er geen oplossing is. Maar niets houdt individuele arbeiders tegen om een procedure te starten”, voorspelt Jan Hofkens van het advocatenkantoor Lydian. “Er zijn bedrijven die al vooruitkijken en overwegen arbeiders nog voor 8 juli te ontslaan. Als ze na die datum allemaal bediende zijn, wordt dat een stuk duurder. Voor industriële bedrijven met veel arbeiders dreigt dat een drama te worden.” “Niet alleen industriebedrijven maken zich zorgen”, zegt Philippe Melis, social- and public-affairsmanager bij het uitzendbedrijf Tempo-Team. “Ook de 150.000 poetshulpen die met dienstencheques werken, vallen daaronder. Momenteel zijn dat arbeiders. Als ze bediende worden, brengt dat voor de sector extra kosten met zich.”
De voorbije jaren hebben verscheidene ondernemingen al stappen gedaan om het onderscheid weg te werken. Een bekend voorbeeld is het chemiebedrijf Oleon. Daar hebben alle arbeiders zes jaar geleden het bediendestatuut gekregen. Hofkens: “Als ik de personeelsmanager hoor, is dat achteraf een vergissing gebleken. De ontslagkosten zijn gestegen met 15 procent.” Ook bedrijven als Toyota en IKEA hebben het bediendestatuut toegekend aan arbeiders. “Ook op sectoraal niveau anticipeert men op het mogelijke eenheidsstatuut”, zegt Koen Magerman, jurist bij SD Worx, “Sommige paritaire comités, zoals dat van gas en elektriciteit, hebben al stappen in die richting ondernomen. De meeste nieuwe paritaire comités worden opgericht voor zowel arbeiders als bedienden. Maar het gelijktrekken van de opzeggingstermijnen gaat toch nog heel moeilijk.”
De overheid dagvaarden
De vakbonden gaan ervan uit dat arbeiders snel kunnen worden omgevormd tot bedienden als er op 8 juli geen eenheidsstatuut is. Maar advocaten en juristen waarschuwen dat de kans groot is dat de uitspraken van de arbeidsrechtbanken ook een andere richting uitgaan. Koen Magerman: “Het Grondwettelijk Hof heeft verklaard dat de discriminatie moet worden weggewerkt, maar het heeft de bestaande wetgeving niet vernietigd. Zonder nieuwe regeling blijft die van toepassing. Het wegwerken van de discriminatie kan ook inhouden dat de opzeggingstermijnen van bedienden worden verlaagd naar die van arbeiders.”
Ook een bediende kan naar een rechtbank stappen en stellen dat hij wordt gediscrimineerd. Een bedrijf hoeft het ontslag van een bediende niet te motiveren. Het kost de werkgever wel een hoge ontslagpremie.
“Arbeiders krijgen lagere vergoedingen, maar zijn beter beschermd tegen een willekeurig ontslag”, merkt Magerman op. “Een arbeider mag enkel worden ontslagen om een economische of een technische reden, omdat hij niet geschikt is voor de baan of op grond van zijn gedrag. De werkgever moet het ontslag motiveren. Als hij dat niet kan, kan de arbeider aanspraak maken op een aanvullende schadevergoeding van zes maanden loon. Een bediende kan dat even-tueel ook eisen.”
Advocaten sluiten niet uit dat we vertrokken zijn voor jarenlange juridische discussies. De mogelijkheid bestaat zelfs dat een arbeidsrechtbank zich onbevoegd verklaart. Het Grondwettelijk Hof zal dan een nieuwe uitspraak moeten doen. Het arbeidshof in Gent heeft al laten verstaan dat het optrekken van de opzeggingstermijnen voor alle werknemers naar het niveau van de bedienden niet vanzelfsprekend is. Die problemen kunnen tot een lange periode van rechtsonzekerheid leiden. Voor het Belgische investeringsklimaat is dat geen goede zaak.
Gebrek aan wetgeving
“Het zou me niet verwonderen dat de regering-Di Rupo met een soort van ‘eenheidsstatuut light’ op de proppen komt”, denkt Hofkens. “Want ook in politieke kringen heerst bezorgdheid. Het arrest van het Hof is duidelijk: de wetgever moet de verschillen wegwerken. Als dat niet gebeurt, kan een arbeider de Belgische staat dagvaarden wegens nalatigheid. De overheid kan aansprakelijk worden gesteld voor het gebrek aan wetgeving.”
Het arrest van het Grondwettelijk Hof sprak zich niet alleen uit over de opzeggingsvergoedingen, maar ook over de carensdag. Die houdt in dat een arbeider bij zijn eerste ziektedag geen loon krijgt uitbetaald. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel wordt de carensdag afgeschaft, ofwel wordt die ook ingevoerd voor bedienden. In het eerste geval zijn vooral kmo’s bang dat het uitbetalen van het loon op de eerste ziektedag onbetaalbaar wordt. Het afschaffen van de carensdag zou de loonkosten doen stijgen met 0,18 à 0,33 procent. De grote bedrijven maken zich over iets anders zorgen: zij denken dat het afschaffen van de carensdag het ziekteverzuim bij arbeiders zal doen toenemen.
Over de andere verschillen tussen het statuut van arbeiders en bedienden heeft het Grondwettelijk Hof geen uitspraak gedaan. Zo is er het onderscheid tussen zogenoemde handenarbeid en hoofdarbeid, met bijvoorbeeld verschillen in de uitbetaling van het loon en van het vakantiegeld. Als dat verschil zou wegvallen, moet ook dat stelsel worden aangepakt. Ook de systemen van de aanvullende pensioenen lopen uiteen.
Contraproductief voor de arbeidsmarkt
Arbeidsmarktexperts zijn het erover eens dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden gedateerd is. Dat leidt tot absurde toestanden. Een nachtwaker is bijvoorbeeld een arbeider, maar een nachtreceptionist aan de balie van een hotel is een bediende. Een bestuurder van een ziekenwagen is een arbeider, maar een verpleger een bediende.
Bovendien is het onderscheid tussen de twee statuten en alles wat eraan vasthangt, zoals de verschillende opzeggingsvergoedingen, contraproductief voor de goede functionering van de arbeidsmarkt. Melis: “Neem de fixatie op de omvang van ontslagvergoedingen. De arbeiders en de bedienden willen zo veel mogelijk binnenhalen, de werkgevers zijn bevreesd voor de hoge kosten. Maar wie denkt nog na over de eigenlijke bedoeling van die ontslagvergoeding? Een opzeggingstermijn heeft als doel de werknemer de tijd te geven een nieuwe baan te vinden. Het is dus geen schadevergoeding voor een ontslag.”
Melis vindt dat de zoektocht naar het eenheidsstatuut moet worden gekoppeld aan het activeringsdebat. In België verandert jaarlijks 6 tot 10 procent van de werknemers van baan. Dat is relatief weinig. “In het huidige systeem worden bedienden met een lange staat van dienst niet aangemoedigd een nieuwe baan te zoeken”, zegt hij. “Het sociale passief — een maandenlange opzeggingsvergoeding — willen ze niet kwijt. En als ze toch worden ontslagen, zijn ze geneigd met een opzeggingsvergoeding van een jaar bijvoorbeeld acht of tien maanden de kat uit de boom kijken, voordat ze een andere baan zoeken.”
Rugzaksysteem
Philippe Melis pleit daarom voor een soort van rugzaksysteem. Dat zou erin bestaan dat de ontslagvergoeding niet in één keer wordt uitbetaald, maar in maandelijkse bedragen. Als de ontslagen werknemer een baan vindt voordat de vergoeding is opgebruikt, wordt dat geld in een fiscaal voordelig aanvullend pensioen gestort. De rechthebbende zou dat geld aan het einde van zijn loopbaan in schijven kunnen opnemen. Oostenrijk heeft een vergelijkbaar systeem: 1,53 procent van het brutoloon wordt daar in een individuele spaarpot gestort en beheerd door een ontslagfonds. De werknemer die drie jaar heeft gespaard, kan het geld bij een ontslag opnemen. Hij behoudt die rechten als hij van werkgever verandert. Zo’n systeem zal Belgische werknemers ertoe aanzetten na een ontslag sneller een nieuwe baan te zoeken.
De vraag is hoe dat plan in praktijk moet worden gebracht. Het VBO, dat een eigen voorstel voor de nieuwe opzeggingstermijnen heeft uitgewerkt, pleit voor een overgangsfase bij de invoering van een eenheidsstatuut. Het nieuwe stelsel zou enkel gelden voor nieuwe arbeidscontracten; de vorige zouden langzaam uitdoven. “Je vereenvoudigt er de zaken niet echt mee”, waarschuwt Melis. “In de overgangsfase zijn zowel het oude systeem als het bijgestuurde als het nieuwe van toepassing. Dat is niet echt transparant.”
Melis ziet wel heil in het voorstel van het VBO om voor iedereen een soort van interprofessionele minimale en maximale opzeggingsvergoeding in te voeren. De sectoren zouden dan binnen die marge zelf de opzeggingsvergoedingen kunnen vaststellen. De vraag is in welke mate dat systeem de mobiliteit op de arbeidsmarkt doet toenemen. Schrikt het mensen niet af om bijvoorbeeld in sectoren te gaan werken waar de opzeggingsvergoedingen een stuk lager liggen? Melis: “Het zal de arbeidsmobiliteit doen afnemen, maar in beperkte mate, aangezien de meeste werknemers toch het gros van hun carrière in dezelfde sector blijven werken.”
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier