Macher met een missie
Ondernemen zat Christoffel Plantijn in het bloed. Van onbemiddeld ambachtsman werkte hij zich op tot uitgeverstycoon. “Ook in onze tijd zou zo’n man opvallen”, zegt Sandra Langereis, die een nieuwe biografie over Plantijn schreef.
Ons kapitaal bestond alleen uit hard werken, sober leven en sparen. Want wij hebben nooit iets anders geërfd van onze ouders dan last en onkosten”, schreef de oude Christoffel Plantijn vermanend aan zijn ontevreden dochter Madeleine. Ouders die zich laten voorstaan op de moeilijkheden die ze hebben doorworsteld, het is van alle tijden. Maar Plantijn had recht van spreken. Hij had een buitengewone loopbaan achter de rug: hij had zich uit het niets opgewerkt tot de bekendste uitgever van zijn tijd.
“Dat was uitzonderlijk in de zestiende eeuw”, stelt de Amsterdamse historica Sandra Langereis, die een nieuwe biografie over Plantijn schreef. “Het drukkersambacht werd doorgegeven van vader op zoon. Plantijn had geen geld en kwam niet uit een drukkersgeslacht. Dat verklaart wellicht zijn tomeloze ambitie. Hij wist dat het niet vanzelfsprekend was dat er brood op de plank kwam. Hij was een assertieve, zelfs agressieve ondernemer, die heel erg bereid was risico’s te nemen. Ook in onze tijd zou zo’n man opvallen — een macher, zouden we in Amsterdam zeggen.”
Boomtown Antwerpen
Christophe Plantin werd geboren in Tours. Zijn precieze geboortejaar kende hij niet, hij hield het maar op 1520 — een rond getal. Zijn moeder overleed toen hij een kleuter was, zijn vader verloor hij als jonge tiener. Met het weinige geld dat zijn vader hem had nagelaten, werd hij ambachtsleerling bij een drukker in Caen. “Daarna werkte hij enkele jaren als drukkersgezel voor een vooraanstaande uitgeverij in Parijs”, zegt Langereis. “Daar viel een mooie boterham mee te verdienen. Maar Plantijn wilde meer. In een gevestigde boekenstad als Parijs was geen plaats om een eigen uitgeversbedrijf te stichten. Daarom trok hij naar Antwerpen, waar kansen waren voor jonge ondernemers.”
Antwerpen was een boomtown. In 1500 waren er 50.000 inwoners, een halve eeuw later was dat aantal verdubbeld. Daarmee was Antwerpen de grootste stad ten noorden van de Alpen, na Parijs. Het was een multiculturele, meertalige handelsmetropool, die veel kansen bood voor een uitgever: er was een hoge alfabetiseringsgraad, een grote groep burgers was hoogopgeleid en kapitaalkrachtig, en de universiteit van Leuven lag vlakbij. Het stadsbestuur voerde een beleid om ondernemers aan te trekken — “vroegmoderne headhunting”, aldus Langereis. In 1550 werd ‘Christoffel Plantijn Jansszoon van Tours’ officieel burger van de stad. Zijn beroep was boekbinder en drukker.
Het vergde een enorm kapitaal om een drukkerij op te starten. Dat had Plantijn niet. Aanvankelijk werkte hij daarom alleen als boekbinder. Zijn contacten in Parijs gebruikte hij om een lucratieve nevenactiviteit op te zetten: hij exporteerde kant naar Frankrijk. Door de jaren werd Plantijn in Antwerpen de belangrijkste inkoper van kant voor de Franse adel. Zelfs het Franse hof was klant.
Met die inkomsten kon hij zich lanceren in het boekenvak. Eerst drukte hij op andermans persen, in 1555 had hij eindelijk zijn eigen drukkerswerkplaats, die hij De Gulden Passer noemde. Zeven jaar later had hij vier drukpersen, waarmee hij al naast zijn grootste concurrenten in het buitenland kon staan. Toch gaf hij de kanthandel niet op. “Dat was een belangrijke strategie in zijn hele carrière. Hij wilde nooit afhankelijk zijn van één inkomstenbron”, zegt Langereis.
Crisissen zijn kansen
Uitgever was een gevaarlijk beroep in de woelige zestiende eeuw. Na zijn troonsbestijging in 1555 voerde de katholieke koning Filips II de vervolging van protestanten in de Nederlanden op. In het barre vervolgingsjaar 1562 werden bij een huiszoeking in De Gulden Passer duizend exemplaren van een calvinistisch gebedenboekje gevonden. Dat betekende dat Plantijn zijn uitgeverij kon verliezen en zelfs de doodstraf riskeerde. Maar hij was geen man die zich gauw bang liet maken. In een combine met twee schuldeisers liet hij De Gulden Passer failliet verklaren. Alle bezittingen van zijn onderneming werden openbaar verkocht en in veiligheid gebracht. Het was een meesterzet: er was nu geen bedrijf meer dat door de kettervervolgers kon worden geconfisqueerd.
Een jaar later startte hij zijn uitgeverij samen met vier rijke durfkapitalisten weer op — een unieke constructie in het zestiende-eeuwse uitgeversbedrijf. “Dat was typisch voor Plantijn”, vertelt Sandra Langereis. “Hij ging niet stilletjes in een hoekje zitten tot het tij keerde. Hij greep die vervelende toestand aan om een sprong voorwaarts te maken. Met het geld van zijn vennoten kon hij zich echt onderscheiden als een uitgever van kwaliteitsboeken voor een internationale markt. Hij wilde de belangrijkste uitgever van Europa zijn, de mooiste boeken maken en de beste auteurs aantrekken. Hij investeerde in een trendsettende huisstijl, perfectioneerde het arbeidsproces op de werkvloer en rationaliseerde zijn bedrijf. Het boekbinden — zijn oude ambacht — besteedde hij uit, omdat dat rendabeler was.”
Voor iedere beurs
In de eerste drie jaar na zijn herstart gaf Plantijn ruim tweehonderd boeken uit, waaronder klassiekers, bijbels, educatieve uitgaven en wetenschappelijke werken. Zo’n productie haalden zijn concurrenten in Antwerpen in hun hele carrière niet. Heel wat titels verschenen in uiteenlopende formaten, zodat ze betaalbaar waren voor iedere beurs. Vaak waren zijn boeken voorzien van prachtige kopergravures — een specialiteit van Plantijn. Zijn uitgaven werden verkocht tot in Noord-Afrika.
Er kwamen voortdurend persen bij in De Gulden Passer. “Dat kun je een vorm van vroegmoderne industrialisatie noemen”, vindt Langereis. “Plantijn brak met de praktijk in de laatmiddeleeuwse ambachtswerkplaatsen, die vasthielden aan kleinschaligheid en aan een beperkte productie. Hij was een heel autonome ondernemer.”
Niet alles wat bij Plantijn van de persen rolde, was even highbrow. Zijn hele loopbaan lang gaf hij goedkope almanakjes uit, die in grote oplages verschenen, op sjofel papier, met een povere drukkwaliteit. Trots was hij daar niet op, maar de boekjes waren een constante bron van inkomsten: elk jaar moesten zijn klanten zich een nieuwe almanak aanschaffen. Sandra Langereis: “Ook dat paste in zijn strategie om de risico’s van zijn uitgeverij te spreiden. En ook hier zie je dat hij heel agressief te werk ging. Hij kocht concurrenten uit, om op die kalendermarkt vrijwel een monopolie te verwerven. In alles wat hij deed, ging hij tot het uiterste.”
Zakenman en idealist
Het paradepaard van De Gulden Passer was de Polyglotbijbel. In dat enorme boek — acht delen op groot formaat, samen zevenduizend pagina’s — publiceerde Plantijn de Latijnse Bijbel naast de Hebreeuwse, Aramese, Griekse en Syrische bronteksten. Het project bracht de uitgeverij aan de rand van de afgrond, ondanks het mecenaat van Filips II. “Alles wat ik in mijn bedrijf heb verdiend, wordt opgeslokt. Ik moet echt alles uit de kast halen om dit te volbrengen”, klaagde Plantijn in een brief. Maar hij had een ambitieus doel met het boek: hij hoopte dat er een einde zou komen aan de religieuze twisten als alle gelovigen zouden terugkeren naar de studie van de Bijbel. Dat maakte hij meteen duidelijk in de illustratie op de titelpagina: een os, een leeuw, een lam en een wolf eten samen uit dezelfde trog.
“Plantijn heeft zijn hart en ziel in die bijbel gelegd”, zegt Langereis. “Als zakenman lette hij altijd op de portemonnee, maar bij de Polyglotbijbel lijkt het alsof hij alle remmen heeft losgegooid. Dat boek moest zo imposant zijn dat niemand eromheen kon. Hij wilde indruk maken op Filips II, hij wilde zich ermee profileren als de grootste uitgever van zijn tijd, maar hij vond ook dat de samenleving die bijbel nodig had. Hij wilde iets betekenen voor de wereld.”
Ook met zijn woordenboeken stond Plantijn een hoger doel voor ogen. In de Nederlanden werden alleen dialecten gesproken. Plantijn geloofde dat een gesproken en geschreven standaardtaal zou bijdragen tot de eenheid van het taalgebied. De Schat der Neder-duytscher spraken — en de latere opvolgers ervan — was het eerste woordenboek van het Nederlands, en meteen het eerste woordenboek van een levende taal dat verscheen in Europa. Zelf kreeg de expat Plantijn het Nederlands nooit onder de knie.
Pieken en dalen
In 1571 begon hij aan een nieuwe gigantische opdracht: in opdracht van Filips II drukte hij de vernieuwde brevieren en misboeken voor de geestelijkheid in Spanje en de overzeese kolonies. Het ging om tienduizenden exemplaren, in allerlei formaten. In Spanje was geen enkele drukker in staat die klus in zo’n korte tijd te klaren. In die jaren was Plantijn manager van een forse kmo: hij beschikte over 22 persen en had een personeelsbestand van 32 drukkers-inkters, twintig zetters en drie proeflezers, naast winkelbedienden en hulp in de huishouding.
De opdracht voor koning Filips II was de piek in zijn carrière. Maar hij ging ook door diepe dalen. De vervolging van protestanten leidde tot opstanden en oorlog in de Nederlanden. Plantijn kreeg te maken met de beeldenstorm in 1566, de Spaanse furie in 1576 en de val van Antwerpen in 1585. Telkens moest hij op zoek naar financiers om zijn uitgeverij weer op te starten, terwijl ook zijn publiek financieel aan de grond zat. In 1581 zag hij niet genoeg toekomst meer in Antwerpen. Hij vestigde zich in Leiden, waar hij een filiaal van De Gulden Passer opende. Drie jaar later was hij terug in het Zuiden, om de opvolging van zijn familiebedrijf in goede banen te leiden.
Tienduizenden Antwerpenaren vertrokken definitief naar het Noorden. Toen de protestantse opstandelingen de Schelde blokkeerden en de haven stilviel, “liep de stad leeg als een lekke ballon”, aldus Langereis. Amsterdam werd de nieuwe boomtown. Begin zeventiende eeuw kwamen drie op de tien inwoners van die stad uit het Zuiden. Veel migranten waren ondernemers, die enorme kapitalen, hun kennis en hun contacten meebrachten. Nederland was klaar voor zijn gouden eeuw.
Sandra Langereis, De woordenaar. Christoffel Plantijn, ‘s werelds grootste drukker en uitgever (1520-1589), Amsterdam, Balans, 399 blz., 29,95 euro, ook verkrijgbaar als e-book.
WIM VER ELST
Plantijn publiceerde het eerste woordenboek van een levende taal in Europa.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier