Maaltijdcheques volledig aftrekbaar

Volgens het Hof van Beroep te Antwerpen zijn de kosten van maaltijdcheques voor de werkgever volledig als beroepskost aftrekbaar.

Werkgevers die hun personeelsleden maaltijdcheques geven, zullen allicht verbaasd zijn te vernemen dat de kostprijs van die cheques volledig als beroepskost aftrekbaar kan zijn. Dat staat immers haaks op hetgeen zij jarenlang te horen kregen. En op het eerste gezicht staat het ook haaks op wat in de wet te lezen staat.

Krachtens de wet zijn sociale voordelen immers niet als beroepskost aftrekbaar. Maaltijdcheques hebben meestal het karakter van sociale voordelen; dus moet men besluiten dat de kostprijs ervan meestal ook niet als beroepskost aftrekbaar is.

Hoe kan het Antwerpse Hof van Beroep dan besluiten dat de kostprijs van maaltijdcheques toch aftrekbaar is?

Wil men hierop een antwoord dan moet men de problematiek van de maaltijdcheques in een breder kader plaatsen. Het kader van het verschaffen van sociale middagmalen.

Een werkgever die aan zijn personeelsleden een tegemoetkoming wil geven voor het feit dat zij ‘s middags niet thuis kunnen eten, kan verschillende richtingen uit. Een van de mogelijkheden bestaat erin, een eigen bedrijfsrestaurant in te richten waar de werknemers ‘s middags een maaltijd kunnen nuttigen. Een andere mogelijkheid bestaat in het uitreiken van maaltijdcheques waarmee de werknemers in naburige restaurants een maaltijd kunnen gebruiken.

Hoe worden zulke voordelen op fiscaal gebied behandeld? Wanneer een werkgever aan zijn personeelsleden ‘sociale’ maaltijden verschaft, wordt het voordeel dat daaruit voortvloeit in principe geacht een belastbaar ‘voordeel van alle aard’ te zijn. De koning heeft de waarde van dat voordeel forfaitair geraamd op 44 frank.

Vrij.

Als de werkgever zulke sociale middagmalen in zijn eigen bedrijfsrestaurant verstrekt, wordt het voordeel evenwel niet langer als een belastbaar ‘voordeel van alle aard’ gezien, maar wel als een ‘sociaal’ voordeel. Het gevolg daarvan is, dat het voordeel niet langer belastbaar is. Sociale voordelen zijn immers vrijgesteld van belasting.

De keerzijde van de medaille is, dat er een probleem dreigt te ontstaan in verband met de aftrek van de kosten die gedaan worden om dergelijke maaltijden te verstrekken. ‘Sociale’ voordelen zijn immers, zoals gezegd, niet als beroepskosten aftrekbaar.

Die niet-aftrekbaarheid dateert van een vijftiental jaar geleden. Sociale voordelen waren voorheen aftrekbaar in zoverre het totaalbedrag ervan per belastbaar tijdperk niet meer bedroeg dan 2,5% van de brutobezoldigingen van het personeel dat voor die voordelen in aanmerking kwam. Maar die beperkte aftrekbaarheid werd midden de jaren tachtig geschrapt. Sindsdien zijn sociale voordelen niet meer als beroepskost aftrekbaar.

Het hoeft uiteraard geen betoog dat niet iedereen gelukkig was met die schrapping, en dat er dus zwaar gelobbyd is om de aftrek toch nog te behouden. Dat geduw en getrek had tot gevolg dat de toenmalige minister van Financiën beloofde het aftrekverbod met redelijkheid toe te passen.

Dit heeft ertoe geleid dat kort na de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke regeling een lijst werd opgesteld van sociale voordelen waarvan de kostprijs – ondanks het aftrekverbod – toch nog aftrekbaar zou zijn. De organisatie van een kerst- of nieuwjaarsfeestje voor het personeel is daar een voorbeeld van. Een ander gevolg is, dat het aftrekverbod door de Administratie nogal vrij wordt geïnterpreteerd.

De Administratie gaat er in de praktijk van uit, dat het aftrekverbod niet tot gevolg heeft dat alle kosten in verband met het verstrekken van sociale voordelen verworpen moeten worden. Volgens de Administratie slaat de uitsluiting van de aftrek – in de regel – enkel op het gedeelte van de uitgaven dat overeenstemt met de waarde van het voordeel voor de genieters.

Stel dat een bepaald sociaal voordeel 100 frank waard is voor de genieter; maar dat de werkgever voor het verstrekken van dat voordeel een uitgave moet doen van 250 frank; dan moet slechts 100 frank als beroepskost verworpen worden. De overige 150 frank blijft (voor de werkgever) aftrekbaar.

Hoeveel?

Terug naar het verschaffen van sociale middagmalen in het eigen bedrijfsrestaurant van de werkgever. Hoger is al gezegd, dat zo’n voordeel het karakter heeft van een sociaal voordeel. En dat de waarde van dat voordeel voor de genieter 44 frank zou zijn.

Hoeveel kosten moeten dan voor de werkgever als beroepskosten verworpen worden? Een werkgever die een eigen bedrijfsrestaurant organiseert, krijgt uiteraard een aanzienlijke factuur gepresenteerd. Stel dat de kosten per maaltijd oplopen tot 300 frank. Hoeveel kosten zijn dan niet aftrekbaar? 300 frank?

Neen, zoals hoger gezegd, mag het aftrekverbod beperkt worden tot het bedrag van de kosten dat overeenstemt met de waarde van het voordeel voor de genieter. Hier is dat 44 frank. In de veronderstelling dat de werknemer zelf een persoonlijke tussenkomst betaalt van minstens 44 frank, is er dus geen voordeel meer. Als u 44 frank persoonlijke tussenkomst aftrekt van 44 frank (forfaitaire waardering) houdt u immers niets over.

In deze hypothese zijn er dus geen kosten meer die overeenstemmen met de waarde van het voordeel. Conclusie: zodra de werknemer minstens 44 frank tussenkomst betaalt, zijn de kosten voor de werkgever volledig aftrekbaar. Betaalt de werknemer minder dan 44 frank, dan is enkel het verschil tussen deze lagere tussenkomst en 44 frank als beroepskost (voor de werkgever) te verwerpen.

Cheques.

Mag een werkgever dezelfde redenering volgen als hij ervoor opteert geen eigen bedrijfsrestaurant te installeren, maar een beroep doet op het systeem van maaltijdcheques?

In principe wel. Maar, als men de zienswijze van de Administratie volgt, helpt dat niets vooruit. Bij maaltijdcheques is de waarde van het voordeel voor de werknemers – volgens de Administratie – niet gelijk aan 44 frank per maaltijd, maar wel aan de nominale waarde van de maaltijdcheque.

Stel dat een werkgever een maaltijdcheque uitreikt met een nominale waarde van 230 frank. In de veronderstelling dat aan een hele waslijst voorwaarden voldaan is (onder meer dat de tussenkomst van de werkgever niet hoger is dan 180 frank), heeft die cheque ook het karakter van een sociaal voordeel. De tussenkomst van de werkgever moet dus ook slechts verworpen worden, in de mate dat die tussenkomst overeenstemt met de waarde van het voordeel voor de werknemer. Maar, zoals gezegd, is die waarde hier, volgens de Administratie, niet gelijk aan 44 frank per maaltijd, maar wel aan 230 frank. Dus wordt de verwerping van de aftrek hier niet beperkt; maar moet de volledige werkgeverstussenkomst uit de aftrekbare kosten worden geweerd.

Die redenering is evenwel door het Hof van Beroep te Antwerpen van tafel geveegd (arrest van 16 mei 2000). Volgens het Antwerpse Hof bestaat er immers geen reden om het verschaffen van sociale middagmalen in een eigen bedrijfsrestaurant, en het verstrekken van maaltijdcheques anders te beoordelen. Het voordeel dat een werknemer verkrijgt, is in de twee gevallen vergelijkbaar: de werknemer spaart de kostprijs van een maaltijd uit. Dus moet het voordeel ook in de twee gevallen op dezelfde wijze worden begroot. Als een werknemer een maaltijd kan gebruiken in het eigen bedrijfsrestaurant van de werkgever, wordt hij geacht een besparing te doen die forfaitair vastgesteld is op 44 frank per maaltijd; als dezelfde werknemer een maaltijd gebruikt in een naburig restaurant, middels het gebruik van een maaltijdcheque, is die besparing – volgens het Hof – even groot. Dus ook 44 frank.

Trend.

De conclusie ligt dan ook voor de hand:

De boodschap van het Hof van Beroep te Antwerpen is uiteraard goed nieuws voor de werkgevers. Niemand kan hen nu nog verwijten de kosten van maaltijdcheques (onder verwijzing naar deze nieuwe rechtspraak) alsnog – zelfs voor de voorbije jaren – in aftrek te brengen. Voor de fiscus brengt hetzelfde arrest een minder goede mare. Men mag er zich dan ook aan verwachten dat de Administratie een voorziening zal inleiden voor het Hof van Cassatie.

Maar de trend is gezet: de strijd rond de aftrekbaarheid van sociale voordelen, en van maaltijdcheques in het bijzonder, is opnieuw ingezet.

jan van dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content