Luc Van Gorp (voorzitter CM): ‘Er wordt nog heel stigmatiserend omgegaan met mensen die even niets doen’
‘Zeven dagen per week werken houd je niet vol. Ik spreek uit ervaring. Toen ik nog in één ruk doorwerkte, werd mijn werk daar niet per se beter van,’ zegt Luc Van Gorp, voorzitter van de Christelijke Mutualiteit.
“Toen ik nog aan de Katholieke Hogeschool Limburg werkte, vertelde een collega me hoe haar man – ook een collega – elke vrijdagavond zijn boekentas in een hoek gooide. Pas op maandagochtend raapte hij die opnieuw op. ‘Hoe kan dat nu? Dat is toch onverantwoord?’ dacht ik toen. Die man is overleden toen hij amper 39 jaar was. Dat is me altijd bijgebleven, maar ik heb er toen niets mee gedaan. Ik leefde in die periode nog met het idee dat je altijd moet werken, vanaf het moment dat het ‘s ochtends licht wordt totdat het opnieuw nacht is. Er is tenslotte werk genoeg, zeker als je een beetje verantwoordelijkheid opneemt.
“Een voorzitter van die hogeschool sprak me daar nochtans op aan. Hij zei me dat iedereen wordt betaald om een bepaald aantal uren te werken. Als je er niet in slaagt je opdracht in die tijd uit te voeren, heb je een probleem. Ofwel ben je niet competent, ofwel doe je iets verkeerd. Daar moet je je bewust van zijn, weet ik nu. En ik besef dat ik mensen kwets door dat te herhalen, want sommigen slagen er echt niet in hun taken tijdens de werkuren af te ronden.
“Maar zeven dagen per week werken houd je niet vol. Ik spreek uit ervaring. Toen ik nog in één ruk doorwerkte, werd mijn werk daar niet per se beter van. Alleen merkte ik dat zelf niet meer. Nu klop ik zo vaak mogelijk echt af op vrijdagavond en merk ik dat ik op maandagochtend ongelooflijk scherp sta en veel krachtiger aanwezig kan zijn op het werk.”
Tijd, stilte, ruimte
“Die verandering kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Zo’n negen jaar geleden kwam het tot een breuk in mijn leven, omdat ik nooit echt thuis was. Ik heb toen beslist dat ik dat geen twee keer zou meemaken. Tot dan had ik het gevoel dat ik zo veel dingen moest doen. Volgens mij zitten er heel veel mensen nog altijd in die positie. Alleen beseffen ze het niet, of te laat, en dan kunnen ze niet meer terug. Zelf beschrijf ik het zo: we zijn zot van doen en ziek van zijn. We zijn zot om altijd maar dingen te blijven doen en te denken dat we daardoor goed bezig zijn. Tegelijk durven we niet meer gewoon te ‘zijn’, omdat we bang zijn dat we op die momenten met onszelf worden geconfronteerd. Terwijl het net belangrijk is die confrontatie regelmatig op te zoeken. Het weekend leent zich daar uitermate toe.
“Toch wordt er nog heel stigmatiserend omgegaan met dat ‘zijn’ en met mensen die even niets doen. Tijd, stilte, ruimte: het zijn allemaal zachte begrippen. Ook daardoor komen veel mensen er niet meer toe om even te bezinnen. Waardoor ze zo’n snelheid maken dat ze niet meer beseffen waar ze mee bezig zijn en van de trein vallen. De schade die dat aanricht, is enorm. Vandaag zijn meer dan 400.000 mensen langdurig ziek thuis. Ze geraken niet meer op die trein, en ze horen tegelijk dat ze snel opnieuw moeten opstappen.”
Spartaans niet werken
“Ik merk wel dat ik zelf dat ‘zijn’ tijdens het weekend moet voeden. Dat heb ik nodig om in de week te kunnen ‘doen’. Ik zeg ook echt tegen mensen dat ik niet altijd aan het werken ben. Ook dat niet werken mag je trouwens gerust als vrij spartaans omschrijven. Bewust niet werken in het weekend is voor mij nog elke keer een opdracht. Alleen weet ik nu dat andere zaken, zoals een relatie, ook tijd vragen. Daarom hoef je niet eens samen iets te doen, gewoon samen zijn, is ook al fijn. Zodra ik thuiskom, probeer ik dus echt de klik te maken. Dat heeft het leven me geleerd. Ik ben heel dankbaar dat mij dat lukt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier